de aardrijkskunde en het rekenen van de Duitscho taal
gebruik gemaakt moeten worden.
Geen andere landkaarten zullen bij het onderwijs
gebruikt mogen worden dan de zoodanige, waarop do
bij den vrede van Frankfort in 1871 tusschen Frank
rijk en Duitschland vastgestelde grenzen zullen zijn
aaugewezen.
Thermometerstand.
12 Aug. '8 av. 11 u. 59 gr.
13 'smorg. 7u.62gr.'smidd.lu. 70gr.'sav.6u. 71 gr.
Jjuitenlaitd.
Algemeen overzicht.
Nadat wij gedurende een paar dagen over Frankrijk
gezwegen hebben omdat van daar niets anders te mel
den viel dan eenig twistgeschrijf der dagbladen hebben
wij thans uit dit groote en schoone land alleen te
bespreken de tragi-comedie der ontsnapping van den
gewezen maarschalk Bazaine. Tragisch kan die gebeur
tenis in zoo verre genoemd wordenals de lotswisse
lingen van een eenmaal zoo hooggeplaatst persoon als
Bazaine, gevoegd by de belangstelling, welke de jonge
en schoone vrouw, die haar lot niet van het zijne heeft
willen scheiden, onvermijdelijk moet inboezemendaar
toe het recht geven. De indruk echter dien deze tweede
ontsnapping gedurende het septennaat op het publiek
maakt, de belachelijkheid welke het deel begint te
worden van dit gouvernementdat voor de „zedelijke
orde" ten strijde getogen is en zich niet eens in staat
toont om zijn gevangenen te bewaken, dat alles
brengt de ontvluchting van Bazaine zeer bepaald tot
het gebied van het blijspel.
Omtrent de bijzonderheden der zaak is nog even
weinig bekend als gisterenevenmin als men met zeker
heid weet waar de vluchteling zich bevindt. Aan gis
singen is natuurlijk geen gebrek. Onder anderen beboort
daartoe dat de maarschalk Serrano Bazaine het opper
bevel over het Spaanscli leger zovt aangeboden hebben.
Wij veronderstellen dat de president der Spaanschc
republiek wel wijzer zal geweest zijn. Niet zoozeer
omdat wij aan Bazaine's bekwaamheden twijfelen, die
in het Fransclie leger altijd hoog aangeschreven zijn
geweest, en wier goede naam door de gebeurtenissen
van 1870 niet geheel te niet zijn gedaan. Maar nan
intriganten heeft Spanje zeker geen gebrek. En nu
moge men nog in twijtel staan of het gedrag van den
oud-maarschalk gedurende den FranscliDuitschen
oorlog al dan niet den naarn van verraad verdient, dat
het intrigeeren, de dorst naar eene politieke rol hem
zijne plichten als krijgsbevelhebber hebben doen verge
ten, is zeker boven iederen twijfel verbeven.
Men heeft de vraag gedaan of er van uitlevering
sprake kan zijn, indien Bazaine zich op vreemden
bodem bevindt; doch hiervoor loopt hij niet het minste
.gevaar. Uitlevering geschiedt alleen voor misdadigers
welke in de tractaten bepaald genoemd wordenen in
geen enkel tract&at zal men als zoodanig vermeld vin
den het misdrijf van „onderhandeling met den vijand
in het open veld, door den bevelhebber van een leger
gevoerd," waarvoor Bazaine vei'oordeeld werd. Boven
dien wordt in den regel niet uitgeleverd, indien het
de ontvluchting van een veroordeelden gevangene betreft.
Men veronderstelt dat iedere regeering in staat, is om
haar veroordeelden zelve te bewaken en sluit in ieder
geval geen tractaat om haar daarin te hulp te komen.
Eene andere vraag is of mevrouw Bazaine voor uitle
vering in aanmerking kan komen. Deze heeft zich
schuldig gemaakt aan het misdrijf van bevordering
der ontvluchting van een veroordeelde. In dit feit is
misschien door sommige uitlcveringstractaten voor
zien. Maar wij veronderstellen dat de regeering der
„galante" Fransche natie bij de onhandigheid, aan
welke zij zich, door Bazaine's ontsnapping niet te
voorkomen, schuldig heeft gemaakt, nog niet de hate
lijkheid zal gaan voegen van eene vrouw te vervolgen,
wegens de aan haren echtgenoot bewezene trouw.
Meer dan ooit wordt ook door deze gebeurtenis de
aandacht weder gevestigd op de partij der Bonapartis-
ten. Hun onbeschaamdheid bij de verkiezingen in
Calvados gaat alle beschrijving te boven. Vleierijen,
beloften, bedreigingen zelfs, niets wordt gespaard om
de kiezers te bewegen hunne stemmen op den heer
Lcprovost de Launay uit te brengen. Algemeen wekt
het verbazing dat deze candidatuur ook van de zijde
der Orleanisten ondersteund wordt en een correspon
dent der Indépendance brengt bij deze gelegenheid in
herinnering op welke wijze diezelfde candidaatals
prefect, in 1869 tegen den Orleanistischen candidaat
voor het wetgevend lichaam te werk ging. Intusschen
hee# de regeering, zeker teneinde eenige afleiding te
geven aan de dagelijks heftiger tegen haar ingebracht
wordende beschuldigingen van begunstiging van het
Bonapartismebekend gemaakt dat de gerechtelijke
vervolging van den heer Rouher en andere vrienden
van het keizerrijk, wegens hun samenspannen tegen
de regeering, nog geenszins opgegeven zijn.
Ten opzichte van het buitenland schijnt het Fransche
ministerie zich uit den staat van afzondering te willen
redden, waarin de republiek zich op het oogenblik
bevindt. Uit Italië wordt althans gemeld dat tot de
terugroeping van de Orénoquehet Fransche wacht
schip vóór Civita Vecchia, in beginsel besloten is.
Tevens bevatten de Fransche bladen eene nota, uit
officieuse bron afkomstig, volgens welke de regeering,
mededecling ontvangen hebbende dat Engeland voor
nemens is tot de erkenning over te gaan van „het
gouvernementwaarvan maarschalk Serrano president
is", besloten heeft dienzelfden stap te doen. De mar
kies de la Vega de Armijo, die Spanje tot dusverre
officieus te Parijs vertegenwoordigde, heeft tengevolge
van dit besluit reeds zijne officieele geloofsbrieven te
Madrid aangevraagd.
Men zal opmerken dat het een zonderlinge titel is,
onder welken deze zoo lang besprokene erkenning
thans plaats zal hebben. Eene wettige republiek is
Spanje dan ook niet. Het tegenwoordig bestuur dankt
zijn ontstaan aan de uiteenjaging der volksvertegen
woordiging, door generaal Pavia in het begin van dit
jaar volvoerd. Sedert dien rijd heeft men op grond
der noodzakelijkheid onder het presidentschap van Ser
rano voortgeleefd. Het is dus meer nog dan in Frank
rijk, een gouvernement zonder naam en zonder voor
beeld, een regeering aui generiadie Spanje op het
oogenblik bezit. Men zal toestemmen dat de republi-
keinsche regeeringsvorm op het oogenblik in Europa
een zonderling figuur maakt.
Ook de erkenning van de zijde van Oostenrijk wordt
spoedig tegemoet gezien; het Duitsclierijk heeltgelijk
men weet, in beginsel daartoe reeds besloten: alleen
ten aanzien van Rusland verkeert men nog in 't onzekere.
Jfieiïjgeluierlt.
BRIEVEN BIT AMERIKA,.
III.
Uit Columbia, de hoofdstad van den staat Zuid-Caro-
lina, waarheen hij zich na zijn verblijf te Richmond
begaf, schrijft de Duitsche reiziger, uit wiens brieven
wij vroeger reeds een en ander mededeeldenhet
volgende
Columbia werd in het jaar 1786 naar een soortgelijk
plan als de naburige steden Savannah en Augusta ge
bouwd en is eene ruime, luchtige stad, vol parken,
tuinen, schaduwrijke plekken en lusthuizen. Tot dien
tijd was de regeering van Zuid-Carolina in de zeestad
Charleston gevestigd geweest. Daar de bevolking van
de zuidelijke staten zich destijds alleen met landbouw
bezig hield en het land groot van oppervlakte en arm
aan middelen van verkeer waskoos men gewoonlijk
voor de hoofdsteden zulke plaatsen uit, die zich onder
scheidden door haar ligging in het midden van den staat,
gunstig gewoonlijk uit een krijgskundig oogpunt, zon
der te letten op de andere voordeelen, door welke de
steden hier te lande meestal groot geworden zijn. Dit
is de oorzaak dat de staatkundige hoofdsteden bijna
alle onbeteekenend zijn in vergelijking met de middel
punten van handel en verkeer, die zich later ontwik
keld hebben. Zoo is in Noord-Carolina Wilmington
grooter dan de hoofdstad Raleigh, en zijn in Zuid-Caro-
ina Charleston, in Georgia Savannah en Augusta grooter
dan de hoofdplaatsen dier twee staten, Columbia en At
lanta. Ditzelfde is thans ook weder het geval in het
westen en is ongetwijfeld van belang bij den kamp
tusschen de dikwijls tegenstrijdige belangen van land
bouwers en kooplieden. Deze laatsten bezitten door
hun grooter kundigheden en hun rijkdom reeds een
overwegenden invloed en nu zijn de planters bevreesd
in de politiek even ondergeschikt aan hen te worden,
als zulks ten opzichte van het maatschappelijk verkeer
reeds sedert lang het geval is.
Wat nu Columbia betreft, de commissie, die in 1786
benoemd werd om eene geschikte plaats voor de hoofd
stad uit te zoeken, ging, naar de geschiedschrijver
Ramsay vermeldtuitsluitend te werk „volgens genees
kundige en wijsgeerige grondbeginselen, zonder zich
in eenig opzicht door handelsbelangen of door bereke
ningen omtrent de waarde van bet land te laten leiden."
Wij willen deze verzekering gaarne aannemen olschoon
de Zuid-Carolini8clie schrijver voor het overige wel wat
geneigd is om den tijd der planter-regeering in een al
te rozenkleurig licht te plaatsen. Hij heeft echter om
trent Columbia de zuivere waarheid gesproken, want
de stad ligt inderdaad in eene gezonde, aangename
streekdie in de laatste jaren zelfs door vele bewoners
van het Noorden gezocht en geroemd wordt. Daaren
boven bezit de stad in de troebele wateren der Congaree-
rivier, die van het nabij gelegene gebergte komt afstroo-
ïnen, eene beweegkracht, van welke de inwoners voor
de toekomst wonderen verwachten.
Tegenwoordig echter heeft Columbiaevenals de
geheele staat waarvan het de hoofdstad ismeer te
denken aan het opbouwen van hetgeen verwoegt is dan
aan verdere ontwikkeling. Geen streek in het zanden
heeft zooveel van den burgeroorlog te lijden gehad als
deze. Toen Sherman in Februari 1865 uit Savannah,
dat hij ingenomen hadnoordwaarts troknam hij zijn
weg over Columbia en in den nacht nadat lii) zijn intocht
gehouden had, brandde tweederde gedeelte van de stad
af. Gelijk altijd bij znlke gevallen, worden door de
verschillende partijen omtrent de aanleiding tot den
brand uiteenloopende verhalen gedaan. De zruidelijkge-
zinden beweren dat Sherman's soldaten op bepaald bevel
van hunnen bevelhebber, het vuur aangestoken hebben,
terwijl geloofwaardige burgers mij vertelden d'afc het
krijgsvolk, onder het oog hunner officieren de huizen
plunderde en de manschappen tegen den avond met
kannen vol petroleum kwamen aandragen, de iirworrers
wegjoegen en hunne woningen in brand staken- Daar
entegen schijnt het zeker dat de zuidelijke troepen bij
hun vertrek de katoenbalen in het spoorwegstation in
de ascli gelegd hebben. Men weet dat in het leger van
Sherman veel Duitschers dienden. Ik hoorde vertellen
dat een Duitacher in Columbia een aantal zijner land-
genooten gastvrij bij zich. ontvangen had en des middags
onder een glas bier opgeruimd en rustig met hen zat
te praten. Toen het echter donker begon te worden
zagen de gasten naar buiten en toen zij in de verte
vuurpijlen zagen opgaan,, haalden zij pik, oud touwen
andere brandbare stoffen uit hunne zakken, begonnen
het eene stuk huisraad na het andere in brand te steken
en lieten zich door het gejammer van hun gastheer niet
van dit vernielingswerk, waartoe zij bevel! gekregen
haddenafbrengen.
Thans zijn de afgebrande wijken voor het grootste
gedeelte weder opgebouwd, maar het zijn nog grooten-
deels tijdelijke woningen en het onderscheid tusschen
deze buurten en de enkele oude straten,, die door het
vuur gespaard zijn gebleven, is zeer groot. In deze
laatsten ziet men eene rij'schoone huizenmet tuinen er
voor, die een veelkleurig en vroolijk gezicht opleveren-
In de nieuwe straten daarentegen zijn het leelijke huizen
van baksteenhier en- daar afgebroken door kale plekken,
half verbrande en nog niet herstelde gebouwen, en in. de
hoofdstraten dezer eenmaal door haren rijkdom beroemde
stad ziet men bijna geen enkel huis meer dat een aan-
genamen indruk maakt.
Ik vond te Columbia spoedig eenige kennissenoude
zoowel als nieuwe. De eerste vragen die zij' miji na
den welkomstgroet deden, waren altijd: Hebt gij onzen
dierentuin al gezien? Zijt gij al in onzen zwijnenstal
geweest? Gij moet noodzakelijk het apen-theater gaan
zien enz. Ik behoefde naar de beteekenis dezer woor
den niet te vragen, want ik wist reeds op welk een
toon van verachting de verbitterde blanken in Zuid-
Carolina over de zwarte leden hunner wetgevende ver
gadering spraken. Ik ging or dan ook den eersten dag
dadelijk heen en herhaalde nog verscheidene malen
mijn bezoek, doch ondervond eenige teleurstelling,
daar ik weinig van de schandalen en de bespottelijke
tooneelen zag, op welke men mij voorbereid had, en
het mij voorkwam dat de slaven hunne vroegere meesters
althans vrij goed naiiapten. net ging er misschien wat
luidruchtiger en drukker toe dan in de volksvertegen
woordiging te "Washington, maar voor het overige was
het verschil niet groot. Kan men het den negers kwa
lijk nemen, die nog geen tijd gehad hebben om zelf
standigheid te leeren, dat zij er zich op toeleggen de
woorden en gebaren hunner heeren na te bootsen en
daarbij ook wel eens wat te ver gaan? Ik hoorde in
de weinige dagen die ik te Columbia doorbrachtmeer
politieke redevoeringen dan ik anders in vele jaren ge
woon ben te hoorentoespraken van blanken en zwarten,
van gunstig bekende blanke redenaars en ook van
beroemde negers, en wanneer ik die beide met elkaar
vergelijk moet ik tot de bekentenis komen dat, zoowel
bij de eene als bij de andere, negen van de tien woor
den niet veel meer waren dan holle klanken en dat de
oratiën van den pikzwarten geachten lieer Elliott, die
door een kiesdistrict in Zuid-Carolina naar het congres
is afgevaardigdruim zooveel sporen van gezond ver
stand vertoonden als die van de meeste blanke belas
tingbetalers en vertegenwoordigers.
Het was een tamelijk Afrikaansch tooneel, toen deze
heer Elliott op een avond in de zaal der wetgevende
macht voor eene vergadering blanke en zwarte burgers
het woord voerde. De laatsten waren natuurlijk het
talrijkst, daar hun stamgenoot in het bijzonder tot hen
verlangde te spreken. Nauwelijks een vijfde gedeelte
der aanwezigen bestond uit blanken. Elliott sprak
over de noodzakelijkheid eencr eerlijke regeering in
Zuid-Carolina; hij behandelde dit punt zonder in al te
groote gezwollenheid te vervallen en trachtte zijnen
landslieden duidelijk te maken hoe gevaarlijk het was
indien zij bewindslieden aan het bestuur brachten, die
niet boven omkooping verheven waren en die hunne
kiezers op dezelfde manier zouden trachten te winuen.
Hij werd ondersteund door zijn mede-afgevaardigde
Hayne, een donkere mulat, die zijne stamgenooten zeer
geestig en gevat toesprak en een belastingbetaler, die
hem in de rede vielvolgens de regelen der kunst met