uiteitland.
Algemeen overzicht.
De F ra use he republikeinsche dagbladen doen natuur
lijk hun beat om het schandaal, waartoe de leden der
linkerzijde zich in de zitting van Zaterdag tégenover
de Bonapartisten hebben laten verleidenzooveel moge
lijk goed te maken. Zij brengen in herinnering dat het
juist de republikeinen zijn geweestSchoelcher en zijne
vrienden, die persoonlijk van den staatsstreek van
2 December 1851 het meest te lijden gehad hebben en
dat sommige hunner in de staatsgevangenissen te Mazas
en elders, enkele zelfs in de moerassen van Fransch-
Guyana, hunne getrouwheid aan de republiek geboet
hebben. Dit alles neemt echter niets van de begane
onhandigheid wegdie in lieden van zoo rijpe ervaring
en van dien leeftijd zooveel te onverklaarbaarder schijnt.
Wat echter nog meer verwondering wekt is de hou
ding van sommige leden der monarchale rechterzijde.
Na den afloop van het tumult kwamen een aantal dier
vurige aanhangers van het koninklijk gezag den heer
Galloni d'Istriaden aangevallen Bonapartistde hand
drukken en onder deze ook de heer de Witt, staats
secretaris aan het departement van binnenlandsohe
zaken en schoonzoon van den lieer Guizot. Wat be-
teekent die handeling? Wil zij zeggen, dat de vereer
ders van Louis-Philippede ministers van 1848, altijd
nog feller gebeten zijn op de republiek, die hen ten
val bracht dan op het keizerrijk, dat hun vaderland
in den afgrond der diepste ellende deed nederploffen
Arm Frankrijk! zouden wij in dat geval opnieuw wil
len uitroepen. Wij hebben voor de laatste constitutio-
neele Fransche ministers langen tijd eerbied behouden.
Guizot, Villemain, Duchatel. Humannhun vroegere
geestverwanten Rèmusat, Cousin en nog zooveel andere
namende sieraden van Frankrijkhet was eene schoone
groep, voor welke men zoo gaarne zijne vereering be
kende! Maar wanneer, bij al de vijandigheid die Gui
zot en de zijnen sedert 1871 tegen de republiek getoond
hebbenzich ook nog sympathie voor het Bonapartisme
komt voegen, dan waarlijk raag men wel erkennen ook
in dit opzicht weder eene illusie verloren te hebben!
Ziehier voor het overige een ander feit waaruit
blijkt dat het Bonapartisme althans bij een gedeelte der
hoogste dienaren van het tegenwoordig bewind zijne
helpers vindt. Te Epinalde hoofdplaats van het de
partement der Yogesen, werden op last van den pre
fect en roet voorkennis van den minister van binnen-
iandsche zakenin de boekwinkels platen vernietigd,
die de „Ramp van Sedan," in kennelijk anti-napoleon-
tiachen zin, voorstelden. Het randschrift luidde; „De
nationale vergadering», te bordeaux bijeenge
komen, verklaarde napoleon vervallen en uet
keizerrijk vernietigd."
In den considerans van het ministerieel besluit wer
den geen bijzondere beweegredenen vermeld. Het is
echter bijna onmogelijk dat de regeering dezen maat
regel verdedigen kan op grond van den„ wapenstilstand
tusscken de partijen", welken het septennaat heet te
verdedigen. De plaat toch is niets meer dan een his
torisch document. Indien dat niet meer mag gedrukt
wordenwat moet men dan wel doen tegen al de dag
bladen die om strijd, en op grond juist van het onzij
dig karakter van bet septennaatden staatsvorm
hunner eigen partij aanprijzen en verdedigen? Dezen
laat men echter begaan, wijl men de onmogelijkheid
inziet om hun het zwijgen op te leggen. Indien men
dus aan het Bonapartisme bijzondere bescherming ver
leent, dan moet het zijn omdat men zelf voor die partij
sympathie gevoelt.
Het tegenwoordig militair bewind in Spanje in
zooveel opzichten op het Fransche septennaat gelij
kend heeft echter vrij wat meer moeite om zich
staande te houden. Het onlangs genomen besluit om
opnieuw 125,000 man ouder de wapenen te roepen
ondervindt veel tegenstand onder de bevolking. En
inderdaad moet men zich verwonderen hoe het moge
lijk is dat deze steeds voortgaat met inensckenlevens
te offeren voor eencn strijd, die bij haar bijna geen
andere aandoeningen meer kan opwekken dan die van
walging. Het bewind van den maarschalk Serrano,
uit een staatsstreek voortgekomen staat buiten de ge
matigde en de radicale republikeinsche partijen, die
onder Martos en Castelar in het behoud der republiek
de eenigc kansen op een blij venden staatsvorm mee-
nen te zien. Of Serrano en de zijnen iets anders be
doelen dan luin eigen grootheid, is twijfelachtig, maar
met hunne Alfonsistisehe of andere monarchale droome-
rijen stemt zeker niemand in. Toch isom daaraan te
ontkomenvoor Spanje geen andere weg open dan zich
te werpen in de armen der monarchale regeering van
don Carlos! Intusschen spreekt men thans weder van
eene bijeenroeping der Cortesals het eenigc, middel
om aan het ministerie dezen steun der wettigheid te
geven. Maar als de vertegenwoordigers des volks bijeen
zijn, dan zal het weder blijken dat men het in geen
enkel opzicht eens is en de steun, dien de regeering
daarvan zal ondervinden, zal zich wel weder oplossen i
in een nieuwen staatsstreekmisschien door een min
der belangeloos man -dan generaal Pavia ten uitvoer
gelegd.
Van het oorlogsterrein is weinig nieuws. Dc beide
partijen ra leen uitgeput en gaan gebukt onder het ge
brek aan geldaan krijgsbehoeftenaan geschikte
communicatie-middelen, kortom aan alles waarin gedu
rende een oorlog alleen door middel van een geregeld
bestuur en eene goed geordende leger-administratie kan
voorzien worden. Sedert den slag van Pena de Muro,
waarbij de republikeinen de nederlaag leden en hun
aanvoerder Concha sneuvelde hebben de Carlisten geen
enkel noemenswaardig voordeel behaald. Hun aanslag
op Cuentja, waarin men een oogenblik een toeleg op
Madrid meende te zienwas niets dan een strooptocht,
teneinde zich geld en wapenen te verschaffen. Voor
het overige gelooft men dat maarschalk Zabala, de
aanvoerder der regeeringstroepenzich wel tot de uit
voering van een of ander krijgskundig plan gereed maakt5
maar men verkeert in het onzekere, daar de regeering
alle berichten, met uitzondering van die in haar eigen
officieel bladverboden heeft en streng vervolgt.
Wat intusschen de kansen op eene tusschenkomst
van vreemde mogendheden betreftlaten de Spaansche
bladen duidelijk genoeg merken dat zij zich wel de
vrijheid wenschen voor te behouden om de Fransche
regeering hare sympathie voor het Carlisme te verwij
ten, maar daarom nog niemand anders als scheidsrech
ter in hun eigen land willen zien. Voor weinige dagen
nog schreef de Epoca:
„Spanje is op het punt van vreemde intervention
genoegzaam hekend, men weet in de wereld waaraan
men zich in dit opzicht te houden heeft. Komt het er
op aan om den vreemdeling af te werenonverschillig
of hij als vriend of als veroveraar tot ons komt, dan
zal het Spaansche volk zich vereenigen tot éen vurige
en onoverwinnelijke party de partij der ware Spaansche
patriotten."
Men zal in Duitschland en elders deze taal wel als
meer dan Spaansche grootspraak in aanmerking nemen.
Lodewijk XIV en Napoleon hebben zich aan het Spaansch
patriotisme te pletter gestooten keizer Wilhelm zal er
zich niet licht aan wagen. Te minder daar de vijanden
in zijn rijk nog niet geneigd zijn de wapenen neder te
leggen. De prins-bisschop van Breslau verklaarde nog
pas dat de kerk niet voornemens was in geestelijke
zaken zich aan de staatswetten te onderwerpen en dat
zij in dit opzicht geen ander gezag erkende dan dat
van den paus. Het ultramontanisme dus het gezag
aan gindsche zijde der bergèn in zijne volle kracht.
Hadden wij ongelijk, toen wij gisteren zeiden dat
iedere dag zijne nieuwe bijzonderheid medebrengt in
den Dnitsehen kerkdijken strijd
Katholieken en ultramontanen in
Duitschland.
In den heerschenden strijd op kerkelijk gebied be
staat bij velen de neiging om in ieder katholiek een
ultramontaan te zien. Velen beschouwen alle katho-
ken als vijanden van den staat, als lieden die gevaar
lijk zijn voor de rust der maatschappij; een dergelijke
begripsverwarring merkten wij zelfs dikwijls op bij
personen die overigens zeer goed op de hoogte van
politieke toestanden zijn. Katholicisme en ultramon
tanisme zijn echter volstrekt niet van gelijke beteeke-
nis, en het is inderdaad jammer dat men het onder
scheid niet beter in het oog houdt, want voor vele
waarlijk vrijzinnige en degelijke katholieken, die eer
bied hebben voor de moderne s: ^instellingen, en
deze met hart en ziel zouden verdeuigen, is het een
ergernis steeds als ultramontanen te worden beschou ivd,
wier hoogste doel isde suprematie van de kerk of
liever van de geestelijkheid, in den staat.
Voor de onderlinge verhouding van de partijen en
de burgers van den staat is het hoogst wenschelijk,
dat dit onderscheid door nHen goed worde in het oog
gehouden; daardoor zouden waarschijnlijk de antipathie
en verbittering van burgers tegen burgers veel minder
worden en zou men tot een zuiverder partijverhouding
komen. Maar dit moesten de vrijzinnige katholieken
ook waardeeren en daarom meer openlijk en krachtig
uitkomen voor hunne antipathie tegen het ultramon
tanisme.
De Volks-Zeitung, die op staatkundig gebied in
Duitschland reeds zoo menig verstandig woord beeft
gesproken, dat, evenals de stem des roependen in de
woestijn, zonder vrucht bleef, heeft ook thans weder,
naar aanleiding van liet genoemde onderscheidniet al
leen de burgers maar ook de regeering van Duitschland
een ernstige vermaning gegevendie wel verdient ook
elders te worden gehoord.
Dezer dagen voorspelde het clericale orgaan „Germa-
uia" dat in den strijd, die aanhankelijk slechts door
de geestelijkheid was aanvaardthank door de geheele
katholieke' bevolking in Duitschland zou worden deel
genomen. Hierop vroeg de National-liberale Corres-
pondenz;: „Wat zeggen daarvan dc duizende en nog
maals duizende katholieken, wien in de laatste weken
over de onwaardige beschuldigingen der gezamenlijke
ultramontaansche pers het bloed naar het hoofd steeg?
Zij maken ook een deel uit van die 14 millioen, die
de dweepachtigc aanvoerders als hun getrouwe man
schap beschouwen. Zullen zij het zich niet ten plicht
rekenen, om voor de geheele wereld te verklaren, dat
de door de clericale pers zoo gelief koosde gelijkstelling
van ultramontanisme en katholicisme een onbeschagm
de leugen is?
De Volks-Zeitung acht die vraag zoo belangrijkdat
zij hoopt, dat al s het ook slechts een klein gedeelte
van die duizende katholieke Duitscliers, die niet tot
de clericale partij belmoren, er naar waarheid ant
woord op zal gevendoch zij vreestdat dit niet
het geval zal zijn, daar ook de National-liberale Cor
responded het antwoord schuldig bleef.
Van haar geheel onafhankelijk standpunt geeft de
Volks-Zeitung zelve een antwoord, dat de verblinde
aanbidders van de Meiwetten evenmin zal bevallen ala
haar ergste vijanden. Evenals in andere beschaafde
landen, b. v. ook in Oostenrijk, vormt de ultramontaan
sche partij de minderheid tegenover de liberale katho
lieken. Waarom echter bewaren dezen het stilzwijgen?
Hoe komt het, dat de pogingen van de zoogenaamde
„Staatskatholieken" om tot een overeenkomst te gera
ken mislukken? Dat men zoo moeilijk het antwoord op
deze vraag kan vinden komt hiervandat men de oor
zaak voor dat mislukken in een in het oog loopend
verschijnsel zoekt en niet opmerkt, dat zij alleen te
wijten is aan eigen verkeerde handelwijze
Waarlijk liberale mannen oefenen niet gaarne, de taak
van een gerechtshof uit en nog minder willen zij zich
op éene lijn stellen met politie-ambtenarendeurwaar
ders en cipiers. Het stuit hun nog meer tegen de borst
maatregelen goed te keurendie juist liet tegenoverge
stelde uitwerken van hetgeen zij bedoelen. Wilde men de
katholieke bevolking van den in vloed der geestelijkheid
vrijmaken, dan kon ook ieder verstandig man vooruit
zeggen, dat het martelaarschap juist zou strekken om
dien invloed te verhoogen. „Men denke over de billijk
heid en de noodzakelijkheid van de Meiwetten zooals
men wil zegt de Volks-Zeitung hierover kan
echter geen twijfel bestaan, dat het politieke door
zicht bij die wetten heeft tekort geschoten. Katho
lieken, die den stand van zaken kennen en daarom de
verkeerde gevolgen van deze wetgeving hebben inge
zien, konden zich niet aan hare zijde scharen. Zy
hielden zich stil en lieten de ultramontanen den strijd
uitmaken en deze, van de fouten der wetgeving gebruik
makende, wisten daardoor hunne partij zoo in het par
lement als in de katholieke gemeenten belangrijk te
versterken."
Deze begripsverwarring, die door de Mei-wetgeving
is toegenomen, kan door de wet op de invoering van
den burgerlijken stand gelukkig tot een einde gebracht
worden, zegt de Volks-Zeitung verder. De goed ultra
montaansche party wenscht dat einde niet. Zij heeft wer
kelijk tegen de wet gestemdslechts de liberale katho
lieken zien daarin een middel om den strijd te matigen
en zij zouden gemakkelijk tot een overeenkomst te
brengen zijnals zij slechts zeker waren dat men tegen
1 October van dit jaar zou ophouden menschen aan te
klagen en te bestraffen, die godsdienstige ceremoniën
toepassen, waarover de staat zich voortaan niet meer
behoeft te bekommeren als slechts de voorschriften van
de wet op den burgerlijken stand worden nageleefd.
Evenals de Volks-Zeitung hebben ook wij het meer
malen een groote fout van de Duitsehe regeering ge
noemd, dat zij is geëindigd met datgene waarmede
zij had moeten beginnen: de invoering van den burger
lijken standen het is treurig dat de strijd nog tol
October moet voortduren. Het betere vooruitzicht ech
ter, dat hoop geeft op een beteren toestand, had voor de
liberale katholieken een krachtig argument kunnen
wezen om tot gematigdheid aan te sporen. Er is ech
ter nog iets dat hen niet aanmoedigt om krachtig op te
treden, n. 1. do houding der nationaal-liberalen. Ook
dit verdient de aandacht van alle ware liberalen, want
men vindt overal personen diegedachtig aan het vis-
schen in troebel water, al het mogelijke doen om den
strijd aan te wakkeren, zelfs onder den schijn van de
verdrukten bij te staan. Dit doen de nationaal-libera
len in Duitschland, die in hun orgaan het verzet aan
wakkeren en de gebreken der Meiwetten zoo scherp
mogelijk doen uitkomen, zonder er aan te denken, dat
terwijl nu reeds de vervolgingen de inbeslagnemingen en
gevangenisstraffen aan de geestelijkheid een grootover-
wicht op het volk verschaffen dit nog veel meer het geval
zal wezeu als het motief daartoe: het staatsambte-
1 ij k karakter der ceremoniën wettig vervallen zal zijn
maar zij willen de voortzetting van den ongelnkkigen
strijd. Dit is vooral ook gebleken bij den aanslag op Bis
marck. Terwijl zelfs de invloedrijkste ultramontaansche
organen dien aanslag veroordeelden, trachtten de nationaal-
liberale bladen de medeplichtigheid van de ultramonta-