MIDDELBURGSCHE
COURANT.
1° 177.
Dinsdag
1874.
28 Juli.
Dit blad verschijnt dagelijks niet uitzondering van den Zondag, den 2« Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen-
De prijs per 3/m.franco is f 3.50.
BIi(ldel burg 27 Juli.
KUNST EN INDUSTRIE
Te Amsterdam heeft zich eene vereeniging gevormd
tot de oprichting van een Nederlandsch kunst-industrie
museum.
Hetgeen wij tot ondersteuning van dit denkbeeld
wenschen te zeggenwordt ons als het ware in den
mond gegeven door de woorden die een groot koopman
en industrieel, de heer Andrew Luslc, lord-mayor of
eerste magistraat van Londen, dezer dagen gesproken
heelt tot de 300 vertegenwoordigers van kunst en let
terkunde uit alle landen, welke hij uit naam van het
bestuur van Engeland's hoofdstad aan zijnen disch
vereenigd had.
„Misschien zal iemand vragen," zoo sprak de keer
Lusk in den dronk dien hij aan de Engelsche en bui-
tenlandsche kunst en letterkunde wijdde, „wat een lord-
mayor van Londen te maken heeft met kunst of litte
ratuur? Op deze vrij natuurlijke vraag zal ik alleen
antwoorden dat men wel van banket kan houden zonder
daarom zelf banketbakker te zijn. Zoo is het ook met
ons, kooplieden uit de City, die, ofschoon wij onze
verstandelijke vermogens en al onze krachten tot een
ander doel aanwenden, daarom het streven naar edeler
doeleinden of de liefhebberij voor eene fijnere orde van
zaken niet hebben afgezworen. Na den afloop van
onzen vermoeienden en zeer prozaischen arbeid hebben
wij integendeel behoefte om ons te verkwikken dooi
den weldadigen invloed van verstandelijke genietingen.
Ik durf zelfs te zeggen dat er onder ons zijn die voor
kunst en letterkunde meer tijd en toewijding over heb
ben dan sommigen welke daarvan hun bepaald vak
lieeten te maken. Wat mij zei ven betreft, uw aller
tegenwoordigheid is voor mij eene bron van zelfvoldoe
ning, welke ik moeilijk in woorden kan uitdrukken,
want indien er aan dezen disch iemand is, die zich
erkentelijk voelt tegenover kunst en letterkunde en die
aan deze twee een gedeelte te danken heeft van het
geen hij geworden isdan is het zeker uw lord-mayor."
Na deze verklaring van den eersten vertegenwoor
diger van Engeland's handel en nijverheid, zal men
ons wel vergunnen te zeggen dat er geen grooter dwa
ling bestaat dan het, in onzen tijd nochtans vrij alge
meen verspreide, denkbeeld, dat kunst en nijverheid
twee verschillende dingen zijn, die afzonderlijk beoefend
moeten worden en wier vereeniging zoo niet als schade
lijk dan toch zeker als nutteloos te achten is. Vele
menschcn beschouwen de kunst als een soort van weelde-
of liefhebberij-artikel, dat uitsluitend voor ons genoe
gen aangekweekt moet worden en vooral om gewaar
deerd te worden niet de minste inspanning van ons
verstand of onze verbeelding moet vergen. Kunst is
volgens die opvatting in de muziek eene gemakkelijke
en „pleizierige" melodiedie men volgt zonder er eigen
lijk naar te luisteren, een middel om menscheu bij
elkander te brengen, gezellig bezig te houden en de
leemten die nu eu dan in een gesprek ontstaan aan te
vullen. Kunst toegepast op onze meubelen, onze bui
zen, onze sieraden is, volgens die meening, het aan
brengen van eenige krullen en figuren zonder zin of
beteekenis, door wat verguldsel of wat kleuren opge-
frischt en door de verf-, de politoer- of de verniskwast
wat aangenaam voor het oog gemaakt. Zonder die
ornamenten zou het meubel niet „mooi" zijnmen zou
er niet mede voor den dag durven komen; maar wat
de zin van het mooie eigenlijk is, of het op zijne
plaats is en ten gevolge zijner bestemming om het
voorwerp te versieren het niet tevens onhandig en
ondoelmatig maaktdaarnaar vraagt niemand. Het „mooi
maken" is liet werk van den ambachtsman. Zoo ver
als deze beneden de hoogere klassen staat in ontwik
keling, zoo weinig kunnen -.pok de vormen, onder
welke hij het schoone wenscht uit te drukken, beant
woorden aan de behoeften en de denkbeelden dier
hooger ontwikkelden. Een zelfde soort van versie
ringen wordt gedachteloos en doelloos op de meest
verschillende dingen aangebracht. Even weinig als zij
voortgekomen zijn uit het gemoed van hem die ze ver
vaardigde, even weinig spreken zij tot het verstand
van hem die er later eigenaar van wordt.
Dat zou anders kunnen wezen indien op de industrie
de kunst werd toegepast; maar tusschen deze beiden
bsstaat in onzen tijd, en vooral in ons land, eene groote
kloof. In vroeger eeuwen was dit anders. Wanneer
men de gevels van de huizen onzer voorvaderen be
schouwt, dan wordt men getroffen door het verschijnsel
dat ieder huisaan hetwelk eenige merkbare zorg be
steed is, eene eigen physionomie bezit, waardoor men
het onder duizend anderen zou herkennen en die alleen
daaruit kan voortspruiten dat de werkman, de bouw
meester getracht heeft de denkbeelden uit de drukken,
die hem hetzij door den eigenaar waren aangegeven of
die hij zelf zich omtrent de bestemming van het ge
bouw gevormd had. Met de meubelen is het niet an
ders. Wie in het vorige jaar te Amsterdam in het
paleis voor volksvlijt de tentoonstelling van voorwerpen
van antieke kunstvlijt heeft mogen aanschouwen, heeft
zich kunnen overtuigen hoe ieder voorwerp uit den
bloeitijd onzer kunst een bepaald karakter droeg, in
overeenstemming met zijne bestemming, de vrucht van
het ernstig nadenken van den vervaardiger. In plaats
van onze zinledige krullenarabesken en hoe die dingen
meer lieeten mogenzag men daar aan de eikenhouten
kasten tot steun aangebracht keurig uitgesneden figuren
uit het dagelijksche leven van dien tijd, visscliersvrou
wen, boerinnen in de nationale kleederdracht, krijgs
lieden met den pittoresken vederhoed op het hoofddien
onze schilders op hunne beurt tot het aanbrengen van
licht- en schaduweffecten zoo gelukkig wisten te gebrui
ken. Op een eenvoudig meubeleene eikenhouten kast
bestemd voor eene kraamkamerzagen wij een geheele
tropée van voorwerpen uit de onmiddellijke omgeving
der kraamvrouwde wiegde vuurmandhet spelden
kussen enz., met onuavolgbaren smaak en sierlijkheid
gebeeldhouwd.
In het denkbeeld om de kunst weder meer tot de
nijverheid in verband te brengenonze hoogere en
lagere industrieelende fabrikanten en hunne werk
lieden, eene betere opleiding te geven, zijn andere
natiëndie vroeger bij ons ter schole gingenons reeds
voorgegaan. De eerste wereldtentoonstelling, in 1851
te Londen gehouden, deed de oogen der Engelschen
opengaan voor hetgeen hun in dit opzicht ontbrak. Op
die te Parijs in 1855 kwam het nog beter uit hoe ver de
Fransche industrie uit het oogpunt van de toepassing
der kunst boven de Engelsche stond. Sedert dien tijd
zijn de teekenscholen voor de handwerkslieden, de ten
toonstellingen van sierlijke voorwerpen uit vroeger
tijd, in Engeland en Duitschland als uit den grond
verrezen en de latere wereldtentoonstellingen hebben
doen zien welken gunstigen invloed die middelen op
de nijverheid hebben uitgeoefend.
De Amsterdamsche vereeniging stelt zich ten doel
„door het bevorderen van gemeen overleg, door samen
werking tusschen kunstenaars en nijverenbelangstel
lenden in volksvlijt, natuur- en letterkundigen, licht
te verspreiden over de toepassing van kunst en kennis
op de Nederlandsche industrie." Zij wil daardoor aan
deze laatste niet alleen de middelen verschaften om der
mededinging het hoofd te bieden, maar zich ook eene
goede plaats op de wereldmarkt te verzekeren. Zij
wil voornamelijk de pogingen in den laatsten tijd aan
gewend om tot het vestigen van kunst-industrie-museums
te geraken, ondersteunen. Die museums moeten zijn
verzamelingen van fraaie, in zuiveren stijl uitgevoerde
voortbrengselen, van afbeeldsels, modellen in gips, in
galvanoplastiek en anderen, zoomede van grondstof
fen, half-fabrikatenkleine machineriën enz., entevens
van leermiddelen voor industrieel onderwijs.
Voorts zal de vereeniging maandelijks mededeelingen
uitgevengetiteld„Toepassing van decoratieve kunst
op volksvlijt, en beschrijving der kunst-industrie-museums
sedert 1851 in Europa opgericht."
Voor de uitvoering dezer plannen zal de vereeniging
aandeelen op naam uitgeven groot f 100, tot vorming
van het noodige kapitaal. Voorts zal zij bestaan uit
eontribueerende leden, welke eene vaste som van fb
per jaar betalen en daarvoor de maandelijksclie mede
deelingen gratis ontvangen. Werkende leden zijn de
aan^- 'houders en die industrieelen en belangstellenden
welke uit de eontribueerende leden gekozen zullen
worden.
Het bestuur bestaat uit den heer C. A. J. Geesink
te Amsterdamoprichter der vereeniging, als voorzitter,
het Technologisch bureau te Amsterdamdat de func-
tiën van secretaris en penningmeester waarneemt, en een
raad van toezicht van zeven leden, in verschillende
plaatsen des lands woonachtigonder welke wij opmer
ken den heer T. H. de Beer te Goes.
Moge deze goede en nuttige zaak tot stand komen.
Moge het der vereeniging gelukken het doel te bereiken
dat zij met deze woorden omschrijft, namelijk: de bestrij
ding van wansmaakde bevordering van zuiver Neder-
landschen stijlom langs dien weg zoowel de vervaardi
gers als de verbruikers van de voortbrengselen der
industrie te leeren op stijl te letten en de eischen van
kunst en goeden smaak te waardeeren.
Volgens overoud gebruik werd heden de Middelburg-
sche kermis door het klokkenspel van den Abdij toren
feestelijk ingeluid.
Het gisteren avond in het Schuttershof door het
muziekkorps van het 3C regiment infanterie uit Bergen
op Zoomonder directie van den kapelmeester F. A. G.
Kronig, gegeven volksconcert werd door niet minder
dan ruim elf honderd personen bijgewoond.
Volgens de „Noordbrabanter" is de persoon die bij
het spoorwegongeluk in de vorige week te Tilburg ge
kwetst werd de heer A. Eijcken, fabrikant te Geldrop
wiens linkerbeen is afgezet. De operatie is goed ge
lukt en de lijder naar omstandigheden vrij wel. De
conducteur der brievenposterij liet gevaar ziende aan
komen, sprong bij tijds uit den wagon, die door den
locomotief van den pleiziertrein midden door gereden
werd.
Uit 's Hertogenbosch wordt gemeld dat de generaal
Verspyck heden middag per spoortrein van 1 uur 41
minuten aldaar verwacht wordt en na een paar dagen
bij zijne ouders te hebben doorgebracht weder naar
het buitenland terugkeert.
De Staats-couraut van Zondag 26 en Maandag 27 Juli
bevat de volgende wetten van den 8en Juli 1874:
tot wijziging der wet van den len Juni 1865 (Staats
blad n° 59), regelende de voorwaarden tot verkrijging
der bevoegdheid van geneeskundigeapothekerhulp
apotheker, leerling-apotheker en vroedvrouw; tot rege
ling van de uitoefening der veeartsenij kunst en tot
regeling van het onderwijs in de veeartsenijkunde en
van de voorwaarden tot verkrijging van het diploma
van veearts.
De heer J. II. Rovers is door den minister van bui-
tenlandsche zaken erkend en toegelaten als consulair
agent van Italië te Groningenonder de gewone bepa
lingen van onderhoorigheid.
In het Weekblad voor notaris-ambt en registratie van
26 Juli 1874 komt o. a. voor een staat van de vacatu
ren bij het notariaat, die een sterk sprekend bewijs
levert voor de langzame afdoening van zaken bij het
ministerie van justitie. Daaruit toch blijktdat te Rot
terdam reeds van 18 Februari jl., te Kerkrade van 28
Maart en te Utrecht van 18 April notarieele vacaturen
bestaan, terwijl nog zes andere van later dagteelce-
ning zijn.
Dat niet onmiddellijk bij het openvallen van een no
tariaat een opvolger wordt benoemd maar aan ieder
candidaat gelegenheid wordt gegeven om te sollicitee-
ren en zijne aanspraken te doen gelden is niet meer
dan billijk en noodzakelijkmaar kan geen argument