MIDDEL BÜRGSCHE C O R A N T. F 171, Dinsdag 1874 21 Juli. «ft blad verschijnt dagelijks mei uitzondering van den Zondag, den fiep Raasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen De prijs per 3/m.franco is f 3.50. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Middelburg 20 Juli. TWEE GENERAALS. Dc Arnherasclie courant, die sedert lang zich ge schaard heeft aan de zijde van hen die, op onvolledige cn onjuiste gronden naar ons inzienhet militair beleid van den generaal van Swieten afkeuren, stemt thans mede in met degenen die aan den generaal Verspyek eene buitengewone hulde willen brengen en daarmede, willens of onwillens voornemens zijn den opperbevel hebber en het nog altijd aan het bestuur zijnde minis terie een slag in het aangezicht te geven. Hoe men toch de zuak ook keere of wendeof de ovatiq uitga van conservatieve of van liberale zijde, altijd zal zij hetzelfde karakter behouden van opvijzeling der ver diensten van den onderbevelhebber vóórdat nog die van den opperaanvoerder naar waarde gehuldigd zijn cn van eene verheffing tot den hoogsten rang van waardeering van hem, wiendoor de regeering slechts de tweede plaats in het bevel werd toegekend. Wij hopen dat van de ovatie in den geest zooals die oorspronkelijk beraamd wasniets komen zal, daar de generaal Verspyek, zich ook hier wijselijk buiten alle partij-gekibbel houdend en zich aan den strijd der dagbladen weinig storend, zijne schreden naar Italië gewend heeft en daarwellicht onder den hemel van Napels of in de schaduw van het Colisseumde kogels der Atchincezen en de moerassige uitdampingen van hun land tracht te vergeten. In het opstel der Arn- hemsclie courant van heden komen echter een paar onjuistheden voor, welke wij meenen te moeten rele- veeren omdat zij tot verkeerde gevolgtrekkingen leiden. In de eerste plaats wordt beweerd dat de generaal Verspyek door de benoeming van van Swieten tot op perbevelhebber is achteruitgezet. Als eene daad van rechtmatige fierheid wordt het beschouwd dat Verspyek op die achteruitzetting antwoordde met zijn verzoek om ontslag. Tegen die opvatting moeten wij met allen ernst opkomen omdat daarin naar ons inzien een drei gend gevaar voor het vaderland gelegen is. Vóór alles moet eene regeering de onbeperkte macht bezitten om in buitengewone oogenblikken van gevaar de personen te kiezen, die haar het meest geschikt voorkomen om het land te redden. In die keuze moet zij door niets beperkt worden, zelfs niet door het, overigens ook in ons oog eerbiedwaardige, recht der anciënniteit in dienst. Veel minder mag het haar echter ten kwade geduid worden indien zij uit de reien der gepensioneerde ge neraals een bekwaam cn krachtvol man oproept, om hem aan het hoofd van een leger of eene expeditie te plaatsen. De geschiedenis bevestigt deze stelling. Toen Napoleon III den degen aanvaardde, dien de grijze Changarnier hem aanbood en hem een aanzienlijk kom - mando toevertrouwdewas er niemand in of buiten Frankrijk die deze handeling afkeurde. Dat Canrobert vóór Sebastopol van het opperbevel afstand deed, het overgaf aan zijn jongeren wapenbroeder Pélissier en zelf als aanvoerder eener legerafdeeling in de Krim bleef doordienen, is nimmer als een smet op zijne eer beschouwdmaar wel heeft men het tijdons den Fransch- Duitschen oorlog betreurd dat Frankrijk niet meer veldheeren bezat van zooveel zelfverloochening en plichtbesef doordrongen als een Canrobert. Indien ons eigen land iu gevaar verkeerde, zou iemand dan de diensten willen missen van den generaal Knoop of den kapitein ter zee Jansen, omdat die twee officieren niet meer in de ranglijst van leger of vloot voorkomen Dat de generaal Verspyek na van Swietens's benoe ming zich wilde terugtrekkenmag op z,;jn hoogst be schouwd worden als eene verklaarbare en vergefelijke lichtgeraaktheid; het blijft echter een misslag, in drift begaan, die z;ker niet beter goed te maken was dan door de lofwaardige wijze waarop hij als ouderbevel hebber zijn plicht vervuld heeft Dat hij zich zóo van die taak gekweten heeft strekt tot verdere rechtvaar diging der regeering toen zij van Swieten aan het hoofd der expeditie stelde. Onder de misslagen bij de eerste expeditie begaan, behoort zeker de keuze der aanvoer ders. Onder den generaal-majoor Köhlerden jongsten der Indische opperofficieren, stond de kolonel vanDaa- len, pas van verlof uit Nederland teruggekeerd, met zijne troepen op het oogenblik onbekend en tot zijne moeilijke taak onvoorbereid. Onder van Swieten, door zijne vroegere diensten als legerhoofd en als bestuurder van Sumatra aangewezen om het opperbevel te voeren, was Verspyek, de oudste generaal van het leger, bij de troepen bekend en bemind en door zijne werkzaam heid aan het Indische departement van oorlog met alle détails der legeraanvoering vertrouwd, als tot tweeden aanvoerder geroepen. Eene andere onjuiste voorstelling, minder verklaar baar dan de eerste daar zij niet door een verschil van opvatting verdedigd, maar eenvoudig door do feiten wederlegd kan worden, is het indien men beweert dat door de verheffing van van Swieten boven Verspyek de militaire carrière van dezen laatsten gebroken is. Niets is meer onjuist. De vorige kommandant van het Indische leger, de luitenant-generaal Kroesen, verliet als gene raal-majoor de gelederen, werd later benoemd tot lid in den raad van Indië en trad vervolgens als luitenant- generaal weder op aan het hoofd van het Indische leger. Onder zijne voorgangers, de generaals von SchimpffAndresen en anderenheeft hetzelfde plaats gehad. De heer Happé was als kolonel afgevoerd, werd als generaal-majoor benoemd tot lid in den raad van Indië en beschouwde op het oogenblik dat hij in die betrekking overleed, zijne militaire loopbaan nog niet als geëindigd. Er bestaat dus niet het minste bezwaar om den generaal Verspyek later hetzij als Indisch legrr-kommandant, hetzij als lid van het hoogste Indische regecringscollege ;of in Iedere and. re liooge betrekking, in de gelegenheid te stellen het vaderland gewichtige diensten te bewijzen. Zijne afvoering op dit oogenblik was daarentegen bijna eene noodzakelijk heid daar voor een luitenant-generaalonder den leger-kommandant die dezen titel voert, in Indië geen geschikte plaatsing bestaat en een opperofficier van dien rang dan ookin de laatste jaren althansin de koloniën niet ondergeschikt gediend heeft. Wat de verdiensten van den generaal Verspyek be treft, wij denken er niet aan die te verkleinen. Maar hij is bij deze expeditie de tweede persoon geweest en behoort dat te blijven. Had het noodlot gewild dat de generaal van Swieten de zelfopofferende vaderlandsliefde die hem op bijna zeventigjarigen leeftijd het reeds nedergelegde zwaard weder deed opvatten, bekroond had door den heldendoodwij houden ons overtuigd dat liij in Verspyck een waardig opvolger zou gevonden hebben. Gelukkig is dat echter niet noodig geweest. Beide aanvoerders zullen wij in ons midden terugzien. Laat ons dan niet trachten hen te scheidenveel min der hen tegenover elkander stellen. Vercenigd maken zij een tweetal uit, waarop Nederland het recht heeft trotsch te zijn. Tegenstellingen van hen te maken, in den een een von Moltke, in den ander een Murat te zien, moge aardig wezen voor eene jonge dames-correspon dentie voor een ernstig oordeel is het te kinderachtig en zeker is het beneden de waardigheid der beide wakkere mannen. Een woord ten slotte. De Arnliemsche courant voegt bij al de aardigheden waarmede zij haar hoofdartikel gekruid heeltook nog die van van Swieten te verge lijken bij eene oude juffrouw. „Oude generaals, zegt 'zij, moeten niet meer op veroveringen uitgaan." Hoe iemand zoo iets kan schrijven met het voorbeeld van keizer Wilhelm, von Moltke, Steinmetz en al de andere grijze helden uit den Frunsch-Duitschen oorlog voor oogen, is ons een raadsel. Wat wij echter hopen, al durven wij liet nauwelijks vertrouwenis dat wanneer weder het vaderland iu nood is, wanneer andermaal eene regeering zich wenden moet tot den een of anderen vete raan met het verzoek zijne welverdiende rust prijs te geven cn het lood clcs yijands, ziekte en vermoeienis te gaan trotseeren, teneinde de eer des lands te redden, het antwoord niet. moge zijn: „Laat mij met rust! Uw volk weet niet wat plichtbesef of plichtsvervulling is. Terwijl ik mij naar het gevaar begeef zal men de geldsommen optellen, waarmede mijne diensten betaald wórden. En aan het einde van mijne taak, wanneer ik gereed sta in den schoot van mijn gezin, dat ik voor altijd verlaten geloofde te hebbenterug te keeren, zal van achter cle een of andere schrijftafel de lastering mij in het aangezicht geslingerd worden„Oude man, gij hebt slechts uwe eigen ijdelheid gediend!" H. M. de koningin is Zaterdag avond uit Zwolle in de residentie teruggekeerd. Heden arriveerde omstreeks zes uren des namiddags aan de loskade alhier Zr. M\ monitor Buffel, komman dant de luitenant ter zee le klasse J. M. L. A. P. Wirix, komende van Rotterdam. Het gisteren avond door dc Vereeniging „Vriendschap en Vergenoeging" alhier gegeven en door het harmonie- mnziekgezelschap Accelerando uitgevoerde derde volks concert is door ruim 700 personen bezocht. De Staats-eourant van Zondag cn Maandag 19 en 20 dezer bevat de wetten van den 4en dezer, houdende goed keuring eener met cle watering Cadzand gesloten dading over den eigendom der voormalige verdedigingswerken van Retranchementen die tot wijziging van cle wette lijke bepalingen omtrent het zegelrecht wegens de ak ten van beleening, alsmede van den 8'udezer,houdende vaststelling van nadere wettelijke bepalingen betreffende den ijk van gasmeters. In hetzelfde nommer zijn opgenomen cle koninklijke besluiten van den lleQ dezer, houdende aanwijzing van de gemeente Drnten als standplaats van het post kantoor, en betrekkelijk het overmaken van geld door middel van postwissels iiisschen Nederland en Luxemburg. Bij het dezer dagen te 's Gravenhage gehouden exa men voor de betrekking van landmeter 3" klasse bij het kadasterhebben een voldoend examen afgelegd de adspirant-landmetersA. S. Keurschotte Leeuwarden; P. J. U. Modderman, te 's GravenhageF. G. Stucki, te Sappemeer; P. Sillevis, te Eindhoven; S. A.Ppaar- waterte DeventerJ. F. H. Meijer te Deventer F. P. M. Baetens, te Gorinclicm; C. J. D. van Eek, te 's GravenhageD. E. van den Ouweelen ,te Amsterdam en E. Yerstijnente Deventer. Onze Haagsche correspondent schrijft ons het volgende „De opdracht der kabinetsformatie aan den heer Heemskerk, gisteren avond door dc Haagsche couran ten vermeld, heeft hier nog al verwondering gaande gemaakt. Mij dunkt deze oplossing van (1e ministcrieele crisis draagt het kenteeken van in het hartje van het buitenland te zijn tot stand gekomen; ik kan mij niet voorstellen datindien over die oplossing hier te lande dat beraad had plaats gehad dat de ernst van het onderwerp vereiscliteeen enkel ernstig man zou heb ben geadviseerd nu juist aan die deur te kloppen, waar voor de directeur van 's konings kabinet thans aan 't porren is gegaan. De keuze van den heer Heemskerk verdient de algemeeue bezorgdheid te wekkenniet omdat liij conservatief, maar omdat hij een man is, wiens politiek brein maar al te dikwijls door liartstocht beneveld worclt, die alleen luistert naar de drift van het oogenblik en naar de slechte raadgevingen van liaat en afgunst. Tot elke concessie is hij bereidvoor elke coalitie gereed; geen middel, dat maar eenigszins binnen de letter der constitutie ligt, is liem onbruikbaar. „Gij weet dat ik deze Opmerkingen niet maak omdat ik andere candidaten voor het ministerambt voorop te schuiven heb; ik wil u wel bekennen dat ik den man, wieh eene portefeuille in de tegenwoordige omstandig heden werd aangebodenzoo hij mij raad vroeg, Mie meest stellige weigering zou aanraden, zóo weinig be nijdenswaardig- acht ik deze betrekking voor een serieus man't zij liberaal't zij conservatief. Maar dat men, de conservatieven tot de regeering willende roepen, een man als Heemskerk roeptwiens in 1866 cloor de ka merontbindingen en daden van verregaande partijdig heid verspeelde populariteit alleendank vele aangename

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1