die thans wordt voorgesteld later, bij veranderden
toestand, zal blijken niet goed te zijn, maar dan zal
bet ook tijd zijn daarvoor maatregelen te nemen.
Welke maatregelen zouden moeten genomen worden,
ten opzichte vaD Ravensoord, wanneer St. Annaland
eens calamiteus werd? Deze vraag kon het best be
antwoord worden bij een eventueele, maar niet waar
schijnlijke en niet te hopen regeling van het cala
miteus waterschap St. Annaland. Vooralsnog acht hij
zoodanige bezwaren voorbarig. Wie weet of latei-
niet alles zal moeten worden veranderd wat de staten
van Zeeland thans doendoch daarnaar kan men zich
niet regelenals die tijd komt zal men daarin moeten
voorzien.
De heer Moolenbnrgli verklaart zich ook een
voorstander van het eerbiedigen van verkregen rechten,
maar wat door den vorigen spreker is gezegd neemt
z. i. niet de groote bezwaren door den heer Cau geop
perd weg. Het is wel te hopen, dat St. Annaland
nooit geroepen zal worden het maximum te moeten opbren
gen, maar de mogelijkheid dat het calamitens wordt
bestaat tochdo ervaring heeft het geleerd en men
moet die mogelijkheid niet zoozeer op den achtergrond
schuiven. Hij kan echter ook eeuo regeling niet goed
keuren waarbij gronden die door éen dijk zijn omsloten
worden verdeeld over drie waterschappen. Dit acht
hij een zoo abnormalen toestand dat dit alleen hem
reden genoeg zou zijn om het voorstel af te keuren.
Wat nu de verkregen rechten aangaat, men heeft
de gelegenheid om, indien de Pluimpot, die thans
tot drie waterschappen behoort, óf tot een zelfstan
digen polder wordt gemaakt, öf in zijn geheel bij een
der drie waterschappen wordt gevoegd, die aan welke
gedeelten worden ontnomen, schadeloos te stellen,
door hun, krachtens te maken conventie dezelfde
sommen voor doortocht van water en dergelijke te
verzekeren als zij nu van de verschillende deelen van
den Pluimpot ontvangen; dat is intusschen eene zaak
van uitvoering die men aan gedeputeerde staten, in
overleg met de betrokken besturen, kan overlaten.
De heer Can wil er op wijzen dat de voorstelling
van den heer Moolenburgh den toestand in nog gun
stiger licht stelt dan hij werkelijk is. Die spreker
toch heeft, naar hij meent, de zaak aldus voorgesteld
alsof de Pluimpot in drie gedeelten zou bedijkt zijn,
maar dat, is niet zoo. De bedijking isdoor afdam
ming van het voormalig vaarwater aan weêrszijde op
hetzelfde tijdstip geschied, waardoor de gronden die
afgedamd werden te zamen éen polder werden. Men
heeft alleen van den aldus bedijkten Pluimpot aan
elk der aangrenzende ambachten een gedeelte toe
gevoegd voor zooveel de ambachtsheeren recht hadden
op den verkregenaan was. De heer Pompe van Meer-
dervoort gaat nog verder door te zeggendat die gron
den behooren bij de polders waartoe zij zijn gevoegd.
Hij begrijpt niet welk een denkbeeld men zich van
een polder vormt, wanneer men zulk eene indeeling
kan goedkeuren. Volgens hem toch is een polder eene
vereeniging van gronden, die door éen dijk zijn in
gesloten en daardoor een gemeenschappelijk polder-
belang hebben. Een andere voorstelling kan hij zich
niet maken en een andere indeeling van gronden be
antwoordt niet aan het begrip van polder. Hij kan
niet beoordeelen of het wenschelijk is dat de Pluim
pot in zijn geheel onder afzonderlijk beheer kome dan
wel of hij bij éen der aangrenzende waterschappen
worde gevoegd, maar eene regeling zooals wordt
voorgesteld ia naar zijn meening absoluut in strijd
met do eerste beginselen eener goede polderregeling.
De heer de Casembroot wenscht eenige inlich
tingen aan de vorige sprekers te geven. Hij begint
met Ravensoord dat te gelijk met St. Annaland bij de
bedijking van 1475 is droog gevallen. De eigenaars
van die grondenaan de eene zijde de ambachtsheer
van St. Annaland en aan de andere zijde die van St.
Maartensdijk, reserveerden zich het beheer over die
gronden zoodat door elk derzeive de dijkgraven, ge
zworens en penningmeesters voor die gedeelten wer
den benoemd. De polder Ravensoord behoort tot
de acht vereenigde polders van St. Maartensdijk en
draagt als zoodanig bij in de kosten van het gemeen
schappelijk beheer; werd nu de bedoelde polder gevoegd
bij het waterschap St. Annaland dan zou dit zeer ten
nadeele strekken en de rechten verkorten van de grond
eigenaren in Ravensoord; die toestand bestaat nog
en geeft geen de minste aanleiding tot klachten.
En nu betrekkelijk de Pluimpot. Terecht heeft de
heer Pompe van Meerdervoort opgemerktdat de
Pluimpot een vaarwater is geweestwaarvan de haven
van St. Maartensdijk nog een restant is. In 1560 is
de Pluimpot bedijkt door het leggen van een dijktns-
schen St. Annaland en Poortvliet aan de noordkust van
het eiland Tholen en ten zuiden tusschen St. Maartens
dijk en Poortvliet. De gronden bebooren aan drie
verschillende gemeenten en zijn gevoegd bij de polders
van St. Annaland, Poortvliet en St. Maartensdijk, ter
wijl zij sueeren door St. Annaland en St. Maartensdijk,
waarvan de speciale contracten aanwezig zijn die
onlangs nog bij spreker in handen zijn geweest, en
waaruit het blijkt, dat de Pluimpot onder Poortvliet
f 18 betaalt; naar zijne raeening is die regeling niet
in strijd met het algemeen belang en moet hij herhalen
dat daardoor de rechten der grondeigenaren niet wor
den verkort.
Eindelijk komt spreker nog terug op de polders van
St. Maartensdijk en zegt dat behalve Ravensoord ook
de Pluimpot behoort tot de vereenigde polders en
alzoo mede bijdraagt in de kosten van het gemeen
schappelijk beheer.
De heer Moolenburgh wenscht den heer de
Casembroot te bedanken voor zijne inlichtingen, die
hem in zijne gevoelens versterkten. Immers het blijkt
dat de Pluimpot daarom tot verschillende waterschap
pen behoort, omdat bij door verschillende sueert en
daarvoor betaalt. Het sluiten der conventies door
hem genoemd kan alzoo geene zwarigheid opleveren
want men heeft daarvoor een basis in de thans be
taald wordende bijdragen. Hij is dus den heer de
Casembroot niet alleen dankbaar, maar ook voldaan.
De heer de Casembroot geeft den heer Moolen
burgh nog de volgende inlichting omtrent de suatie
van den Pluimpot. Het gedeelte van dien polder dat
tot de gemeente St. Annaland behoort, sueert door
den polder Oudeland van St. Annaland en draagt bij
in de onderhoudskosten van de zeesluis der polders
van St. Annaland, het gèdeelte van den Pluim
pot dat tot Poortvliet behoort, sueert door den polder
Slabbekoorn van St. Maartensdijk, terwijl de onder
houdskosten van den suatieduiker voor de helft ge
dragen worden door dat gedeelte en de wederhelft
door de polders van St. Maartensdijk.
De heer Wagtho verklaart te zullen medegaan
met de bezwaren zoowel tegen dit reglement als tegen
die v.oor Poortvliet en St. Annaland in het midden
gebracht. Ook hij ziet bezwaar in het gescheiden
blijven der verschillende deelen van den Pluimpot. Hij
is tegen de aanneming van een reglement waardoor
een toestand bestendigd wordt, die gevaarlijk kan
worden en hij ziet geen gevaar in eene verandering
van dien toestand.
De heer «J. C. K. van der Bilt wenscht een
enkel woord in bet midden te brengen en hij ge
looft wel te mogen zeggen in naam van gede
puteerde staten. Hij geeft eenige opheldering ten