male als een polder werd ingedijkt reserveerde de ambachtsheer zich bet recht tot benoeming van een dijkgraaf, een gezworen en een penningmeester. Op deze wijze is in twee eeuwen een vereenigd water schap ontstaan. En nu vraagt spreker: welk nadeel is hieruit geboren? Reeds in 1764 en 1791 was de toestand evenals nu zonder dat dit ooit moeilijkheden heeft opgeleverd. Bovendien heeft men hier te doen met verkregen rechten van grondeigendom. En wat de geldelijke bijdrage betreft spreekt het van zelf dat de waterkeerende polder meer betaalt dan de achter- liggenden; dat alles is bij contracten te regelen. Hij ziet dan ook volstrekt geen gevaar in eene bestendi ging van den bestaanden toestand, en hoopt dat de heer Poinpe van Meerdervoort thans voldoende omtrent deze particulariteit zal zijn ingelicht. De heer Can geeft te kennen dat hijhoezeer in beginsel het eens zijnde met den heer Fokker, ook eerbied heeft voor bestaande toestanden. Om deze redeu zal hij geen bedenking maken tegen dit bijzon der reglement voor het waterschap Oud-Vossemeer, dewijl naar zijne meening dit noch met polder-, noch met algemeene belangen in strijd is. Daarentegen behoudt hij zich voor bij de behandeling van volgende aan de orde zijnde bijzondere reglementen zijne be zwaren in het midden te brengen, omdat hij die in strijd acht met algemeen en polderbelang. De algemeene beraadslaging wordt alsnu gesloten en overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling. De acht artikelen worden zonder beraadslaging goedgekeurd en vervolgens het geheele reglement met 31 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren de Smidt, Fransen van de Putte en Fokker. (De heeren Hennequin en Hombacb waren bij deze stemming afwezig.) Op voorstel van den voorzitter worden do werk zaamheden thans voor een kwartier uurs geschorst. Nadat op voorstel van den voorzitter tot her vatting der werkzaamheden is besloten komt in behan deling II. Ontwerp-bijzonder reglement voor het waterschap St Maartensdijk. [Zie bladz. 16 hiervoren] De voorzitter herinnert aan de wijzigingen door gedeputeerde staten naar aanleiding van het algemeen verslag der afdeeJingen op dit voorstel voorgedragen. (Zie bladz. 16 hiervoren.) De heer Cau verklaartdat zoo hij al bij de be - handeling van het ontwerp-reglement voor Oud-Vosse meer had te kennen gegeven, historische toestanden te willen eerbiedigen voor zoover deze niet in strijd zijn wet het algemeen en met polderbelang, bij zich met dit voorstel niet kan vereenigen. In dit reglement en in dat voor Poortvliet en St. Annaland komen bepalingen voor, die zoodanig in strijd zijn met de eerste voorwaarden van polderwezen, dat hij die niet kan aannemen. Het reglement voor St. Maartensdijk n. 1. bepaalt, dat Ravensoord een deel zal uitmaken van het waterschap St. Maartensdijk. Nu is hem te kennen gegeven dat Ravensoord is ingedijkt door eene gezamenlijke bedijking van dat gedeelte eener schor behoorende tot het ambacht St. Maartensdijk, met het overige van het schor, zijnde St. Annaland. Ravens oord is dus in wezen slechts éen polder met St. Anna land. De gronden van Kavensoord hebben alleen met die van St. Annaland éen gemeenschappelijk polder belang en niet met de overige polders van het water schap St. Maartensdijk. Nu komt het hem voor, dat het èn algemeen èn polderbelang is dat Ravensoord worde gevoegd bij St. Annaland en niet bij St. Maar tensdijk. Gesteld eens, dat St. Annaland in bedreigden toestand mocht geraken en dat dit mogelijk is heeft Noord-Beveland geleerd wat zal dan het geval zijn. Volgens art. 1 der wet op de calamiteuze polders of waterschappen kan een polder, die niet in de kosten van zijn oever verdediging kan voorzienvragen om calamiteus te worden verklaard. Zullen in dat geval de gronden van Ravensoord ook tot het calamiteuze waterschap moeten behooren Hij zou denken van ja, dewijl die met St.. Annaland door denzelfden dijk worden beschermd. Maar hoe zal dat geschieden, wanneer dat gedeelte van den polder, nu genaamd Ravensoord en gevoegd bij St. Maartensdijkdoor een ander bestuur dientengevolge beheerd wordt? Dit acht hij in strijd met de eerste beginselen van polderrecht. Hetzelfde is het geval met den Pluimpot. Een ge deelte der gronden van den Pluimpot behoort tot het ambacht van St. Maartensdijk, een ander tot dat van Poortvliet en eeu derde tot dat van St. Annaland. Nu wil men die verschillende gronden ook bij de ver schillende waterschappen van St. Maartensdijk, Poort vliet en St. Annaland voegen maar het is toch in strijd met het polderbelang om de gronden van een pol der te voegen bij verschillende waterschappen, want die gronden hebben onderling eenzelfde belang. Maar ook met het algemeen belang is een dergelijke regeling in strijd. Gesteld toch eens dat St. Annaland calamiteus wordt en dat de Pluimpot wordt geroepen om als achterliggende polder bij te dragen in de gelden voor een calamiteuzen polder, hoe zou dan de Pluimpot aan zijne verplichtingen kunnen voldoen? Als achter liggende polder zou hij dan ook aandeel krijgen in het bestuur van het calamiteuze waterschap, maar als nu zoo'n polder onder 3 waterschappen was verdeeld hoe zal men dan tot eene regeling van dat water schapsbestuur geraken? Een bestendiging van den feitelijken toestand acht hij daarom in strijd met het polderbelang en met het algemeen belang, en dit is ook het geval bij de reglementen voor Poortvliet en St. Annaland, waarom bij evenzeer ook tegen die reglementen zal zijn. De heer Pompe van Meerdervoort geeft te kennen dat hij om dezelfde redenewaarom hij zich met het vorige voorstel heeft vereenigd, ook voor dit voorstel zal zijn, want hij gelooft dat de handhaving van den bestaanden toestand niet in strijd is met het algemeen be/ang. Hij gelooft dat door een andere regeling het belang der eigenaren zou worden bena deeld. Het is waar, dat de verschillende gedeelten van éenen polder, althans een polder in naam, volgens dit ontwerp bij verschillende polders worden gevoegd, maar hij gelooft dat dit volstrekt geen be zwaar is. Wat toch is het geval De Pluimpot is een oud vaarwater, dat langs drie verschillende polders vloeide. Toen het droog ia geworden en daarna inge polderd, werd ieder gedeelte gevoegd bij dien polder welks oevers het vroeger had besproeid, en die ver schillende deelen zijn nog door kreeken van elkander afgescheiden. Feitelijk behooren die gronden dus tot drie polders al dragen zij ook éen naam. Daarenboven zijn het ook verschillende soorten van gronden die verschillende belastingen betalen. En nu vraagt hij: Zal de provinciale wetgever die landen bijeenvoegen en aan allen dezelfde lasten opleggen Hetzelfde is bet geval wet Ravensoord. Maar vraagt men hoe zal het gaan als St. Annaland eens calamiteus wordt? Ja, zegt spreker, zoo kan men altijd vragen doen. Het is best mogelijk, dat later verandering moet worden gemaakt; dat de regeling

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 6