MIDDELBURGSCHE COURANT.
r 168. X I j 1874.
Vijjdag 'Ai 17 Juli.
Dit blad verBOhljnt dagelijks niet uitzondering van den Zondag, den 2" Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m.franco is f 3.50.
BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL.
Middelburg 1(> Juli.
De Staats-courant van heden bevat de wet tot defi
nitieve vaststelling van het 6e hoofdstuk der staats-
hegrooting (departement van marine) voor het dienst
jaar 1874.
In ons bericht van gisteren omtrent den brand te
Serooskerke is eene vergissing begaan, welkte wij op
daartoe gedaan verzoek gaarne herstellen. Wel zijn
omtrent de oorzaken van den brand vermoedens gere
zen, wel heeft de justitie zich tot het instellen van een
onderzoek naar de plaats des onheils begeven, doch
deze vermoedens waren tegen geen bijzonder persoon
.en dus ook niet tegen den persoon van A. Koole gericht.
Gisteren werd te 's Gravenhageonder voorzitterschap
van mr. D. van Eek, de jaarlijksche vergadering ge
houden van het algemeen Nederlandsch vredebond.
Door den secretaris, mr. G. Belinfante, werd een over
zicht geleverd van hetgeen in het belang van den alge-
meenen vrede gedurende het jaar 1873 in Europa was
voorgevallen en daarbij vooral stilgestaan bij de reis
en de ijverige werkzaamheden van het Engelsche par
lementslid Ilichard. Het hond telt thans in ons land
15 afdeelingendoch ziet zich door de bekrompenheid
zijner financieelc middelen nog beperkt in zijne werk
zaamheid.
De heer van Eek deelde mede, dat hij voornemens
was met den heer Bredius in de tweede kamer een
voorstel te doen, dat Nederland zich aansluite bij die
mogendheden, welke verklaren pogingen te willen aan
wenden om de zaak der arbitrage te bevorderen.
De directeur van het kabinet des konings is weder
uit Montreux te 's Gravenhage teruggekeerd.
Den 12" en 13" Augustus zal te 's Gravenhage in
het lokaal De vereeniging de algemeene vergadering der
vcreeniging tot bevordering van fabrieks- en handwerks-
nij verheid in Nederland gehouden worden. Onder de
punten van behandeling merken wij o. a. op
Het hoofdbestuur stelt voor, dat de algemeene ver
gadering, die blijkens het door haar in 1872 genomen
besluit reeds bedacht was op het zoeken van middelen,
heilzaam voor de moreele en intellectueele ontwikkeling
der dochters van den handswerksman, als haar gevoelen
uitspreke, dat de oprichting van industrie-scholen voor
meisjesgelijk de Amsterdamsche met het doel om een
opleiding aan de vrouw te verschaffen, welke haar in
staat stelt beter voor hare eigene materieele belangen
te zorgen, zeer wenschelijk isén noodigt de afdeelingen
nit de oprichting daarvan, elk in haar kring en naar
gelang der plaatselijke behoeften, krachtig te bevorderen.
De inspecteur van deu geneeskundigen dienst der
landmacht maakt bij advertentie in de Staats-courant
bekend dat civiele geneeskundigen, Nederlanders van
geboorte, die ofschoon liet radicaal van arts niet be
zittende, echter krachtens de wet van 1 Juni 1865
(Staatsblad n° 59) bevoegd zijn hier te lande de genees-
en heelkunde uit te oefenen, benoemd kunnen worden
tot officier van gezondheid der 2e klasse bij de landmacht
in Oost-Indië. In een voorafgaand colloquium doclum zullen
zij bewijzen hunner bekwaamheid moeten geventerwij 1
hun eene gratificatie van 4500 zal worden toegekend.
Het bestuur van het Noorder-Zendingsfeest heeft in
overleg met het gemeentebestuur van Assen besloten
om bedoeld feest voortaan jaarlijks te Assen te houden.
Naar aanleiding van een ve. slag der handelingen van
het Roode Kruis in Atchin, toegezonden aan de Ver
eeniging tot het verleenen van hulp aan de gewonde
krijgslieden te land en ter zee, gevestigd te Parijs,
heeft de graaf de Beaufort, secretaris-generaal van die
vcreeniging, een brief aan den voorzitter van het Neder-
landsche Roode Kruis gericht, waarin o. a. het vol
gende voorkomt:
„Voor alle dienaren van het Roode Kruis is het eene
oorzaak van gemengde en van billijken trots, wanneer
zij die instelling tot in (1e verst verwijderde landen
haar werk van beschaving en menschlievendheid zien
voortzetten. Voor de Ncderlandsche vereeniging is het
een eeretitel dat zij met zoo schoone gevolgen werk
zaam is om de weldaden van het Roode Kruis overal
te verspreiden.
„Het bestuur heeft mij daarop opgedragen bij het
uwe de tolk te zijn van zijne erkentelijkheid en zijne
gelukwenschen."
Benoemingen eii besluiten.
Bij koninklijk besluit van den 8" Juli 1874, n° 41,
zijn benoemd1° tot lid van het hof van justitie in
de kolonie Suriname (1e heer mr. C. J. Heyledy, thans
griffier bij dat collegie; en 2° tot griffier van het hof
van justitie in de kolonie Suriname de heer mr. A. C.
Wesenhagen, thans rechter te Nieuw Rotterdam.
Kerknieuws.
Den 15" Juli is tot predikant der hervormde gemeente
te Domburg beroepen, de heer D. Niessen W.Jz"., te
Wijk bij Heusden.
Scliooluieuws.
Aan het toelatingsexamen te Zierikzee voor de hoogere
burgerschool werd door 16 candidaten deelgenomen.
5 zijn toegelaten en 5 afgewezen voor de 1" klasse. Zes
anderen (waaronder 1 die zich voor de 25 klasse had
aangemeld) moeten in September her-examen in enkele
vakken doen.
De overgangsexamens hebben tot het volgend resul
taat geleid
Van de le tot dc 2e klasse bevorderd 9, niet bevor
derd 5 en tot her-examen toegelaten 3 leerlingen;
van de 2e tot de 3e klasse bevorderd 3, niet bevor
derd 1 en tot her-examen toegelaten 3 leerlingen;
van de 3e tot de 4e klasse bevorderd 3, niet bevor
derd 2 en tot her-examen toegelaten 1 leerling
de vier leerlingen der 4C klasse konden niet tot de
5e klasse overgaan.
Marine en leger.
De op de Teteringsche heide gekampeerd hebbende
cadets der koninklijke militaire academie, zijn gisteren
morgen te 7 uren te Breda teruggekeerd en vervolgens
met groot verlof vertrokken.
Rechtzaken.
In het onlangs vermelde proces tegen eene moeder
en hare twaalfjarige dochter, beschuldigd van verschil
lende diefstallen, werd gisteren door het provinciaal
gerechtshof van Noord-Holland uitspraak gedaan. De
moeder werd tot 5 jaren en dc dochter tot een jaar
tuchthuisstraf veroordeeld.
HET TWEEDE ZUIDER-ZEIDIN&SEEEST.
Nadat eergisteren avond te 6 uren een voorbereidende
bidstond was gehouden, had gisteren op een daartoe
door de familie van Voorst Vader welwillend afgestaan
uitgestrekt terreinbehoorende bij de Hollandsche hoeve
nabij Goes, het tweede Zuider-Zendingsfeest plaats. In
het midden van het terrein was eene estrade voor
zang- en muziekuitvoeringen geplaatst, waarop een
chassinet eene zinnebeeldige voorstelling van „de
opgaande zon der gerechtigheid" gaf. Behalve een
drietal spreekplaatsen waren een groote cantine, eene
ambulance, eene bewaarplaats voor bagage en andere
afgeschoten ruimten ten dienste der feestgangers aange
bracht. Met verschillende reisgelegenheden waren reeds
vroegtijdig een aantal personen aangekomen. Te ongeveer
9 uren kwam de eigenlijke feesttrein uit Vlissingeu en
te 9,25 uren die van Roozendaal te Goes aan, zoodat
weldra eene groote menigte op het feestterrein bijeen
wasde verkochte programma's, die tevens als toegangs
bewijs moesten dienen, tot maatstaf van berekening
nemende, waren ruim 4500 mcnschen tegenwoordig.
Tegen half 10 uur kwam de vóór twee jaren opge
richte Goesche zang vereeniging „Al wat liefelijk is en
wèl luidt" onder het zingen van den „Engelenzang"
op het terrein aan, en opende weinige oogenblikken
later het feest met een koraal. Ook was het muziek
korps van het 3e regiment infanterie uit Bergen op Zoom,
onder directie van den heer F. Kronig, tegenwoordig,
zoowel tot begeleiding der feestliederen als tot het geven
van muzikale uitvoeringen.
Na het zingen van een lied door alle aanwezigen bij
dc spreekplaats n°. 1 opende de heer J. P. Nonhebei,
predikant te Middelburg, dit zendingsfeest met een liarte-
lijken welkomstgroethij uitte de beste wenschen voor het
welslagen daarvan, onder de verzekering dat hij het
een voorrecht achtte ook thans te mogen staan te
midden der Zeeuwen die hij liefheeft en in wier midden
hij hoopt te blijven, waarna hij dr. M. Cohen Stuart,
emeritus predikant te Utrechtaan de vergaderden
voorstelde.
Andermaal werd een lied gezongen en vervolgens
hield de heer Stuart een sierlijke openingsrede, op in
drukwekkende wijze uitgesproken. Hij begon met er
op te wijzen dat dit het tweede zendingsfeest was in
Zeeland op eigen grond gevierd, en tevens het derde
binnen drie weken tijds in Nederland gehouden, waar
uit hij het bewijs puttedat de zendingsfeesten in ons
vaderland burgerrecht verkregen hebben. Den dag van
15 Juli beschouwde hij als een eigenaardigen dag voor
dergelijk feest, als zijnde de gedenkdag van „de schei
ding der apostelen", toen zij uitgingen om het evangelie
te verkondigen. Hij wees verder op het voorrecht van
een eigen Zuider zendingsfeest te mogen hebben, waar
van hij de beteekenis nader uiteenzette. Hij sloeg voorts
het geschiedblad opwees op Holland's wapenden
Hollandschen leeuw, en Zeeland's wapen, den zeeleeuw,
en ging toen over tot het schoone devies van het wapen
der Zeeuwen„Luctor et emergoIn breede trekken
zette hij de beteekenis dier spreuk uiteen om daarin
aan te toonen dat altijd en overal worsteling en strijd
gevoerd zijn moeten worden die echter ook steeds door
overwinningen bekroond werden. Onder tal van voor
beelden wees hij onder anderen op dc geschiedenis van
Walcheren en Zuid-Beveland in 1532; op den West-
kappelschen dijk; op den straatweg van Goes naar
's Heer-Arendskerke en naar Kloctinge gelegd nog vóór
een straatweg in Holland bestondop den strijd dien
Vlissingen in liet begin dezer eeuw te strijden heeft
gehad en de daarop gevolgde overwinning; op onze
Zeeuwsche zeeheldenop den moedigen zeeloods Frans
Naereboutop maar reeds genoeg om te doen zien
dat de redenaar een ruime stof voorhanden had om
zijne woorden klem bij te zetten.
Daarna stelde hij het „Luctor et emergo" ook als
des Christens lijfspreuk in het licht onder herinnering
aan het werk der hervorming. Mannen als Bonifacius
of Willebrord, als Eligius en anderen staafden zijne
stellingen en deden tevens krachtig uitkomen het ver
schil op godsdienstig gebied tusschen toen en nu, ook
al blijft het noodig het „Rust elders" van den grooten
Marnix van St. Aldegonde in herinnering te houden en
steeds een strijd ten goede te voeren.
Eindelijk beschouwde hij het „Luctor et emergo" ook
als der zending leuze, waarbij hij 'in herinnering bracht
den strijd op het gebied der zending voorheen en thans,
en de noodzakelijkheid trachtte aan te toonen van dien
strijd, vooral in deze eeuw van ongeloof, onverscliillig-
lieid en spotternij. Overal echter volgt het „emergo",
de zegepraalop de genoemde worsteling.