spreker juist het tegendeel heelt beweerd, en heeft J
willen doen uitkomen hoe, naar het ten minste scheen,
gedeputeerde staten eenigszina op de beginsel-losheid j
van de vergadering rekenden.
Buitendien, bij de beoordeeling dezer zaak moet j
men niet voozeer wijzen op den toestand van 1039
maar op dien van nu slechts twee jaren geleden, sinds
wanneer de omstandigheden schier geene verandering
hebben ondergaan.
Spreker blijft dus gelooven dat het hoofdargument j
van gedeputeerde staten, t. w.: „dat meu moet toezien i
dat niet het eene deel deel der provincie boven het
andere worde bevoorrecht", op zichzelf een juist be
ginsel, bier niet van toepassing kau geacht worden
daar hij met andere sprekers van oordeel is, dat het-
fing van tolgeld financieel nadeelig zal blijken te zijn,
en veeleer vèrlies dan winst zal opleveren. Hij acht
den maatregel diensvolgens gewaagd en afkeurens- I
waardig.
De heer I*. SB. van Cïtters zegt, dat men heeft j
gesproken van f 2400 voor den bouw van een tolhuis i
en ook van f 1800, en als men dit laatste cijfer aan-
nam, dan zou men ongeveer komen op do som door
den heer Cau genoemd, want 3 X 1800 is bijna
f 5000, maar van wege de provincie zijn tolhuizen
gebouwd wel niet van f 150 maar dan toch voor veel
minder dan 1S00 en men zou zeer voldoende kunnen j
bonwen voor f 1450. Als men echter een proef met I
tolheffing wilde nemen op den weg van Zierikzee naar
Zijpe dan zou men eerst kunnen zien waar de vroegere i
tolhuizen hebben gestaan en onderzoeken of daar
geene gelegenheid tot tolheffing bestaat. De menschen
die daar wonen zouden wellicht met, de tolheffing
belast kunnen worden. Hij wil niet zeggen dat de 1
opbrengst dan zoo boog zou zijn als bij verpachting
maar tegenover de mindere opbrengst moet dan ook
de rente over /50G0 in rekening worden gebracht.
Nu heeft de heer van Eek gewezen op de opbrengst j
van een tol die iemand a tout piix wilde hebben en
een ander waar het vervoer van suikerpenen zoo groot
is, maar dat zijn buitengewone omstandigheden, waarop
men niet mag rekenen, en die gedeputeerde staten
niet in aanmerking mogen nemen. Hij kan daarom
de geopperde bezwareD niet aannemen.
De heer §nouck fllurgronje wil een enkel
woord in het midden brengen tegen de bezwaren van
den heer Canen hij acht zich daartoe te meer ver
plicht omdat die heer het getuigenis van gedeputeerde
staten heett ingeroepen. De heer Cau stelt het voor
alsof tengevolge van veranderde omstandigheden min
der gebruik wordt gemaakt van den steiger, daar
minder passagiers medegaan met de Middelburgsche
boot en met de Telegraaf. Maar de heer Cau vergeet
dat terwijl vroeger de Middelburgsche boot oin den
anderen dag voer er tegenwoordig twee booten
zijn die bijna dagelijks varen. Zoo de Middelburg
scbe boot al schade heeft geleden aan den steiger
te Zijpe, wat hij gaarne erkent, het aantal passagiers
is sedert 1839 zeker niet afgenomen. Hij heeft een
stuk voor zich liggen, waaruit blijkt dat de op
brengst van dien steiger ia de jaren 1864 tot 1869
gemiddeld 1900 's jaars voor de provincie bedroeg.
En in de rekening over 1873 wordt voor den steiger
te Zijpe f 1800 verantwoord, zoodat de veranderde
omstandigheden op Schouwen het verkeer aan den
steiger te Zijpe toch weinig verminderd hebben, waaruit
mag worden afgeleid dat ook het verkeer op den weg
van Zierikzee naar Zijpe niet verminderd is.
De heer Ufoolenborgh verklaart, teneinde niet
voor anderen en zich zeiven te herhalen wat reeds
gezegd is kort te zullen zijn, doch nu men toch in
détails afdaalt wenscht hij aan het lid van gedeputeerde
staten nog eene inlichting te vragen. Indien het n. 1.
bekend is dat de steiger te Zijpe nog f 1800 op
brengt, dau zou hij wel gaarne weten tot welke cata-
gorie de reizigers behooren, die van den steiger
te Zijpe gebruik maken en dan zou het hem niet
verwonderen, dat liet aantal reizigers, hetwelk met
rijtnig aan den steiger komt veel verminderd isen
indien nu reeds het cijfer van de op brengst van ƒ1900
tot 1800 is gedaald, dan vreest hij dat dit nog meer
zal dalen.
De heer Smottcl* Bïwrgroiijö verklaart dar het
hem leed doet het autwoord op de vraag van den heer
Moolenburgh te moeten schuldig blijven. Er wordt
geene aanteekening van gehouden of de passagiers
met. rijtuig of te voet aan den steiger komen. Wel
weet hij echter, dat terwijl over het algemeen het
vervoer met de voorkajuit is toegenomen, dat juist
ten opzichte der passagiers die aan den steiger te
Zijpe worden opgenomen het minst het geval is. De
meeste passagiers die daar op de boot komen zijn
welgezeten boeren, die de achterkajuit nemen cd zeker
meestal per rijtuig zullen komen.
De heer Fokker zegt dat hij twee opmerkingen beeft
gemaakt maar hij had er drie moeten maken hij zal de
derde nu aan liet slot der discussie maken. Indien n. 1.
de staten mochten besluiten, om het voorstel tot weder
invoering van tolheffing aan te neuiendan zal daardoor
de weg tot verkrijging van een abonnement op de wijze
als in 1839 is geschied niet zijn afgesloten. Neemt men
nu aan 1° dat de opbrengst van het abonnement grnoter
zal zijn en 2° dat niet alleen Zierikzee en de thans
contribueerende gemeenten op Schouwenmaar waar
schijnlijk ook de andere belanghebbende gemeenten dat
abonnement zullen betalen, dan zal de tolheffing kun
nen achterwege blijven.
De heer de Jonge was niet voornemens ora na
het reeds gevoerd ampel debatnog over dit onderwerp
te spreken, maar wat door den vorigen spreker is ge
zegd geeft hem aanleiding om een enkel woord in
het midden te brengen. Als bij dien spreker goed
begrepen heeft, dan heeft de heer Fokker ran de
vergadering eene geruststelling willen geven door te
wijzen daaropdat al vereenigt zich de vergadering
met het voorstel van gedeputeerde statendaarom
toch de mogelijkheid volstrekt, niet is weggenomen,
dat gemeentebesturen van Zierikzee c. s. tot oen nader
te regelen afkoop zouden kunnen worden toegelaten.
Spreker moet zeggen dat, boe schijnbaar onschuldig
het door den heer Fokker aangevoerde ook zijn moge
en hoe lief en eenvoudig tevens het aanbod ook moge
toeschijnen, dat bet niet ongelijk is daaraan alsof
men iemand die pijn heeft en daarover klaagt, een
palliatief geeft; doch heeft dit uitgewerkt, dan voelt
de patient weer degelijk dat hij in stede van minder,
vaak nog veel meer pijn heeft.
Voorts is de heer Fokker, op den rand af, om
positief te verklarendat behalve de thans contribuee
rende gemeenten aan den to!-afkoop, ook de overige
gemeenten van Schouwendie tot heden niets hebben
bijgedragenook wel. genegen zonden bevonden wor
den om daartoe over te gaan. Zonder nu vooruit te
loopen op het besluit dat casu quo door de raden dier
gemeenten zou genomen worden gelooft spreker, wan
neer hij beweert dat de uitkomst van eene daartoe
strekkende poging, ten eenenraale zou blijken ijdel
te zijn, eene zienswijze welke spreker vermeent, dat
door zijne mede-afgevaardigden uit zijn district, op
grond van lokale kennis niet zal worden gewraakt.
Er is ook gewezen op het eenigszins zonderlinge om
nu weder met dit voorstel voor den dag t.e komen nadat
de staten zoo kort geleden hun gevoelen omtrent deze