PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND.
Zitting van Vrijdag 10 Juli. Itesumtiï notulenraedcdeeling
benoeming voorzitters en ondervoorzitters afdeelingen; idem
toevoeging leden aan afdeelingenidem samenstelling
afdeelingen gedeputeerde statenverslagen rapporteurs
afdeelingen en behandeling voorstellen gedeputeerde staten;
bepaling dag en uur volgende zitting.
Tegenwoordig de commissaris des konings, voorzit
ter, al de leden, benevens de griffier.
De notulen van het verhandelde in de zitting van
8 dezer worden gelezen en goedgekeurd.
De voorzitter deelt mede
a dat zijn ingekomen de brieven van de voorzitters
der onderscheidene afdeelingenwaarin zij kennis ge
ven dat tot voorzitters en ondervoorzitters gekozen
zijn: van de eerste afdeeling de heeren Mathon en
Moolenburghvan de tweede afdeeling de beeren Bybau
en de Smidt, en van de derde afdeeling de heeren
Mazure en Vader;
b dat de heer Wagtho bij loting aan de eerste
afdeeling en de heer Cau aan de tweede afdeeling zijn
toegevoegd;
c dat gedeputeerde staten in hunne vergadering
van heden zijn overgegaan tot de benoeming van de
leden, waaruit hunne afdeelingen tot de maand Juli
van het volgende jaar zullen bestaan te weten eerste
afdeeling, de heeren J. C. R. van der Bilt enSnouck
Hurgronje; tweede afdeeling, de heeren P. D. van
Citters en Fokker; derde afdeeling, de heeren Lam-
brechtsen en H. J. van Deinse.
Al deze mededeelingen worden voor kennisgeving
aangenomen.
Vervolgens worden de verslagen van de rapporteurs
der afdeelingen betreffende de volgende onderwerpen
in behandeling genomen:
I. Voorstel van gedeputeerde staten betrekkelijk het
verzoek van den gemeenteraad van Krabbendijkeom
toepassing van art. 36 der wet op het lager onderwijs.
Er zou, zeggen gedeputeerde staten ter toelichting
van hun voorstel, om evenwicht te hebben tusschen
de ontvangsten en uitgaven, eene hoofdelijke belasting
van omtrent 3150 moeten worden geheven. In de
gemeente-begrooting voor 1874 is die belasting uitge
trokken met 3600, terwijl zij in 1873 /2800 beliep; de
opvoering voor 1874 is hoofdzakelijk daarvan hetgevolg,
dat men besloot den koopprijs eener nieuwe brandspuit,
ad f 700, te voldoen met de helft in elk der jaren 1874
en 1875; na den afloop dier voldoening zal weder eene
hoofdelijke belasting van /"2800 toereikend wezen.
Eene zoodanige belasting, tot laatstgemeld bedrag,
moet echter voor de ingezetenen als zeer drukkend
worden geacht. In 1873 bedroeg de aanslag der le
klasse ƒ350, der 2e 172, der 3e 117, enz., terwijl zij
tot den aans'ag der gemeente in 'a rijks personeele
belasting, ad 1535,68^ in hoofdsom, staat als 182 100
op eene bevolking van 1243 zielen, den 31en December
1873, 2.25 per hoofd bedraagt en in 1873 door slechts
103 personen moest worden opgebracht.
De financieele krachten der ingezetenen werden dan
ook ten jare 1860 door gedeputeerde staten slechts
geschat op eene hoofdelijke belasting van f2200, waar
mede de staten zich vereenigden, gelijk ook de
regeering vervolgens daarmede instemde.
Neemt men nu tevens in aanmerking, dat voor de
bezoldiging van de onderwijzers thans eene som van
f 800 meer wordt gevorderd dan ten jare 1871 nog
het geval was, dan moet de gemeente, naar hun
inzien, geoordeeld worden, bij de heffing eener hoof
delijke belasting van ƒ2800, na de voldoening van
den koopprijs der nieuwe brandspuit, door de uitga
ven voor eene behoorlijke inrichting van haar lager
onderwijs te zwaar te worden gedrukt en aanspraak
te hebben om daarin, tot een bedrag van f 600, te
rekenen van het jaar 1874, volgens art. 36 der wet
op het lager onderwijs, vanwege de provincie en
het rijk te worden tegemoet gekomen.
Zij ineenen alzoo der vergadering te moeten voor
stellen, om dit als haar gevoelen aan do regeering te
kennen te geven.
Hot algemeen verslag wordt uitgebracht door den
heer B. V. van der Bilt.
Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben 40
leden deelgenomen waaronder 6 leden van gedepu
teerde staten.
In eene afdeeling hebben alle leden zich algemeen
vercenigd met het voorstel van gedeputeerde staten.
In een andere afdeeling vereenigden zich mede zes
leden met het voorstel, terwijl een gelijk getal leden
de meening te kennen gavendat naar hun gevoelen
de uiterste grens der belastingen in de gemeente
Krabbendijke nog niet bereikt was, en het verleenen
van een subsidie van bijv. 400 moest gepaard gaan
met eene verhooging van de opcenten, terwijl twee
leden van dezelfde afdeeling, die vermeenden dat bo
vendien eene verhooging van den boofdelijken omslag
in aanmerking kon komen, zich tegen het voorstel
verklaarden.
Nog in een andere afdeeling waren drie leden van
oordeeldat niet genoeg gelet was op hetgeen de
gemeente dragen konen onderscheidene leden dat
het wenschelijk was dat jaarlijks bette verleenen sub
sidie beoordeeld werd en dat een vergelijk met de
financieele krachten ten jare 1860 niet opging.
De voorzitter deelt mededat dit verslag aan
gedeputeerde staten geen aanleiding heeft gegeven
tot wijziging van hun voorstel.
Op voorstel van den voorzitter wordt tot de
dadelijke behandeling van dit onderwerp besloten.
Beraadslaging wordt daarvoor niet gevoerd, doch
op verzoek van den heer Fransen van de Putte wordt
het in hoofdelijke omvraag gebracht, waarvan de
uitslag is dat het voorstel wordt aangenomen met
29 tegen 10 stemmen. Tegen stemden de heeren;
Winkelman, de Casembroot, Schorer, Snijder, van
der Have, Moolenburgh, de Smidt, Fransen van de
Putte, Pompe van Meerdervoort en Wagtho. (De
heeren de Jonge en H. J. van Deinse waren nog niet
ter vergadering tegenwoordig.
II. Voorstel van gedeputeerde staten, om hen te
machtigen, opvolgelijk de slagbare Canada-boomen op
den weg van Hulst naar Walzoorden te verkoopen,
naarmate het belang der provincie dit medebrengt;
benevens een later ingekomen adres van J. A. Pateer Ez.,
te Hontenisse, tot onderhandschen koop van eenige
dier boomen.
Het algemeen verslag wordt uitgebracht door den
heer Plerssen9.
Het onderzoek in de afdeelingen werd bijgewoond
door 40 leden, waaronder 6 leden van gedeputeerde
staten.
Al de leden der afdeelingen vereenigden zich met
het voorstel tot den verkoop dier boomen, doch von
den geen termen het verzoek van J. A. Pateer in te
willigen.
In twee afdeelingen kon men algemeen wel mede-