«iteirlaiid.
;nge?onte stuitte.
De Rijnspoorwegmaatschappij geeft circulatie-bil
jetten voor eene reis door Noord-Duitschland uit, welke
30 dagen duren.
Th er m om eter stand.
30 Juni 's av. 11 u. 62 gr.
1 Juli 's morg. 7 u. 63 gr. 'a raidd. 1 u. 64 gr. 's av. 6 u. 70 gr.
Staten-generaul.
EEBSTE KAMER.
Ziktng van Dinsdag 30 Jani.
{Nader verslag.)
Na aanneming van het wetsontwerp tot regeling der
ontvangsten en uitgaven van voorschotten aan planters
voor de kosten van aanvoer van vrije arbeiders in de
kolonie Suriname, kwam in behandeling het wetsontwerp
tot wijziging der Indische begrooting van 1873.
De lieer Hartsen betuigde zijne verwondering en zijn
leedwezen over de zinsnede in het afdeelings-rapport,
waarbij „vele leden in twee afdeclingen in afwachting
van verder mogelijke beraadslagingen geconstateerd
hebben, dat uit het onderzoek van de stukken betrek
kelijk Atchin naar hunne overtuiging blijkt, dat de
oorlog met Atchin rechtvaardig en onvermijdelijk was
en dat de spoeddie met het aanvangen van den oorlog
was gemaakt, niet alleen geen af keuring verdient, maar
alleszins prijzenswaardig is te achten." Hij geloofde
niet dat 's lands belang in de bestaande politieke om
standigheden medebrengt thans te sprekeir oveF het
beleid in den oorlog met Atchin. Hij achtto dergelijke
discussie thans minder gepast. Derhalve stelde hij voor,
ook met 't oog op hetgeen bij de begrooting van marine
was geschied, het volgende besluit te nemen
„De eerste kamer der staten-generaal, van oordeel
dat onder de bestaande politieke omstandigheden 's lands
belang niet medebrengt een gevoelen uit te spreken
over den inhoud der medegedeelde stukken betreffende
den met Atchin gevoerden oorlog, bedankt den minister
van koloniën voor de overlegging dier stukken en gaat
over tot de orde van den dag.
De heer Duymaer van Twist verklaarde in de afdee-
lingen niet te hebben uitgelokt de bovenbedoelde ver
verklaring en ook geen aanleiding te hebben gegeven
tot bespreking der Atchineesche zaak. Hij was daartoe
dan ook niet voorbereid. De motie beschouwde hij als
volkomen onschuldig en hij zou haar aannemen, omdat
hij de motieven daarvoor deelde.
De heer Pincoffs zeide, dat het lot der motie hem
onverschillig was. Maar hij trachtte de bedoelde zin
snede in het sectieverslag te rechtvaardigen. De kamer
had bij eene vorige gelegenheid zich uitdrukkelijk voor
behouden de nadere bespreking der Atchin-zaak. Der
halve kon zij thans niet zwijgen. Dat hebben degenen
begrepen, die aanleiding gaven tot de bewuste zinsnede.
Met terzijde stelling van politieke beschouwingen en
met erkenning dat het oogenblik voor politieke discus-
siën thans niet geschikt is, willen zij tegenover het
buitenland, waar evenals in het binnenland Nederland
telkens wordt voorgesteld als een roofstaat, die zonder
reden zich meester wilde maken van een volk, doen
constateeren dat Nederland op dit oogenblik in een
rechtvaardigen oorlog is gewikkeld en dat althans in
de eerste kamer geen partij wordt gevonden, die, dit
onkennende, Nederlands kracht tegenover het buiten
land verzwakt. Dit doel is bereikt. De erkenning
van de rechtvaardigheid van den oorlog staat in het
verslag gedrukt en heeft geen tegenspraak gevonden.
Daarom kon hij ook nu vóór de motie steramen.
De heer Cremers, op zich zelf de behandeling der zaak
ook met een demissionair kabinet mogelijk achtende
omdat zij anders door herhaalde dilatoire exceptiën op
de lange baan wordt geschoven, wees evenwel op het
ingewikkelde der beschouwingen waartoe de feiten in
hun onderling verband aanleiding konden geven. Hij
bepaalde zich hieromtrent slechts hiertoe om te consta
teren dat hier te lande meer gedaan is om den oorlog
'te verklaren dan in de Oost. Hij protesteerde overi
gens tegen de gevolgtrekking van den heer Pincoffs
alsof de aanneming der motie zou wezen eene instem
ming met de bewuste zinsnede in het verslag. Wilde
men daarvan doen blijken, dan behoorde eene opzet
telijke verklaring te worden uitgelokt.
De heer Pincoffs hernam, dat hij die gevolgtrekking
niet heeft gemaaktmaar alleen heeft willen constatee
ren dat de verklaring in de afdeeliugen door niemand
is weersproken.
De heer Rahusen verzette zich ook tegen de conse-
quentiën, welke men uit dit feit mocht willen afleiden.
Het stilzwijgen van andere leden beteekent volstrekt
niet eene adhaesie aan de bedoelde zinsnede, slechts
in twee afdeelingen door vele leden uitgesproken. Hier
uit blijkt reeds van verschil van gevoelen, ook in de
afdeelingen, zoodat, kwam men in de zaak, van zelf
een breed debat zou ontstaan, hetwelk thans hoogst
onwenschelijk is. In eene publieke zitting is den leden
de mond gesnoerd. In comité-generaal zou men door
bespreking der zaak invloed moeten oefenen op de
toekomstige gedragslijn van het ministerie, en dit kan
in de tegenwoordige politieke omstandigheden niet.
Nadat de heer Cremers zich ook tegen de laatstge-
maakte gevolgtrekking van den heer Pincoffs had ver
zet, erlangde de minister van koloniën het woord. Hij
wilde en behoefde, na de gebleken gezindheid der ka
mer, geen invloed te oefenen op het lot der motie.
Maar zoo hij wellicht of zeer waarschijnlijk voor de
laatste maal van de ministerstafel sprak, wilde hij een
woord zeggen. De minister lokte geen debat uit 5 hij
wenschte 't niet en het was niet noodig. Maar eene
andere zaak is 't of onder de bestaande politieke om
standigheden op dit oogenblik 's lands belang belet dat
in de eerste kamer een objectief oordeel wordt uitge
sproken over de-rechtvaardigheid van den oorlog. En
dan was misschien juist het tegenwoordig oogenblik
daartoe geschikt, juist nu, omdat het den minister uiet
meer raakt. De eerste kamer, van haar meer onzijdig
standpunt, buiten den politicken strijd en zich niet be
moeiende met het omverwerpen of opbouwen van ministe-
riënwas daartoe volkomen in staat. De discussie zou
noodwendig in comité-generaal moeten gehouden wor
den. Op politieke strekking of op politiek gevolg kwam
het evenwel niet aan. Maar daar staat tegenover, dat
het niet-bcspreken der zaak implicite de erkenning in
zich sluit, dat er voldoende licht is verspreid, omdat
anders geen lid van de eerste kamer der staten-gene
raal zoo onbillijk zou zijn den minister van koloniën
op den laatstcn dag van zijn aanwezen de gelegenheid
te onthouden die inlichtingen te verstrekkendie hij
alleen kan geven. De minister voegde er echter bij,
dat al werd eene motie van vertrouwen aangenomen,
nog zoo sterkde -minister geen oogenblik zou weifelen
te volharden bij zijn besluit om af te treden.
In zijne repliek aan de hoeren Rahusen en Hartsen,
die nogmaals het ontijdige en inconstitutioneele eener
discussiedie eenig practisch resultaat zou hebben,
betoogde, verklaarde de minister nogmaals dat het de
plicht van hen was, die in de moeilijkste omstandig
heden op overlegging der stukken hadden aangedron
gen den minister ook gelegenheid te geven tot verant
woording. De minister verlangde lof noch blaam. De
regeering behoeft ze nietzij heeft ook deze discussie
niet uitgelokt. Maar de minister was bereid zoolang
hij hier stond met het vertrouwen des konings vereerd,
-de noodige inlichtingen te geven. Wilde men die niet,
dan ontzegde hij ook een ieder het reGht om 11a zijn
aftreden nog pijlen op hem af te schieten.
De motie van den heer Hartsen werd daarop aange
nomen met 33 tegen 3 stemmen, die van den heer Prins,
Fransen van de Putte en den voorzitter.
Het wetsontwerp werd daarop eenparig aangenomen.
Wordt vei volgd)
Zitting van Woensdag 1 Juli.
{Per lelegraaf.)
De kamer heeft het wetsvoorstel van den heer van
Houten betreffende den arbeid van kinderen in fabrie
ken met 27 tegen 7 stemmen aangenomen. De minister
van binnenlandsche zaken heeft zich daarna bereid ver
klaard op het wetsontwerp de koninklijke bekrachtiging
te vragen.
De kamer is ten slotte, na ook de overige aan de
orde zijnde wetsontwerpen, waaronder die betrekkelijk
de uitoefening der veeartsenijkunde en dat tot wijziging
der wet op de uitoefening der geneeskunde, aangeno
men en na in comité-generaal hare huishoudelijke be
grooting vastgesteld te hebbenop reces uiteengegaan.
Algemeen overzicht.
De Franscho nationale vergadering werd gisteren
verrast met een wetsontwerp van den heer Franclieu
van de uiterste rechterzijdetot beteugeling van de druk
persdelictenwaartoe hij wilde, dat geen dagblad zou
kunnen worden uitgegeven zonder machtiging van de
regeering en zonder borgstelling, terwijl hij een bijzon
dere jury voor de pers in het leven wilde roepen. De
aanleiding tot dit onverdachte voorstel was een artikel,
dat in de Figaro van eergisteren was verschenen, waarin
tot geweldadig verzet werd aangespoord indien de
nationale vergadering mocht besluitenom maarschalk
Mac-Mahon niet in het bfstuur te handhaven. Verzet
tegen de besluiten der Souvereine macht is natuuilijk
hoogst laakbaar vooral in een geval als het hier bedoelde,
waar het besluit tot hdrroeping van liet septennaat
waarschijnlijk gepaard zou gaan met een ander om tot
een definitieven regeeringsvorm te geraken, en het is
bezwaarlijk te geloovcn, dat Mac-Mahon door geweld
in zijn zevenjarig hesthur gehandhaafd zou willen
wordenwanneer de nationale vergadering dit niet
verlangde; maar zoolang de inhoud van het artikel van
de Figaro ons niet nader bekend is blijft de twijfel
bestaan of het wel zóo ernstig was als de heer Franclieu
het heeft voorgesteld. De nationale vergadering heeft
althans geweigerd de urgentie uit te spreken en de
voorsteller heeft daarop zonder beraad zijn voorstel inge
trokken. De zaak zal dus geene verdere gevolgen hebben.
I11 de tweede lezing heeft de vergadering het wets
ontwerp betreffende bodemerij aangenomen en vervolgens
een ander in behandeling^ genomen om het papier voor
het Journal officieel van belasting vrij te stellen.
De commissie voor het parlementair initiatief behan
delt voortdurend het voorstcl-L.irochefoucmld be
treffende de stichting der monarchie, en heeft besloten
daaromtrent Vrijdag a. de voorstellers te hooron.
Ook zal zij het oordeel van den minister van binnen
landsche zaken vragen over liet in hare handen gestelde
wetsontwerp tot- opheffing van den staat van beleg in
verschillende departementen.
De Home-rulers hebben gisteren hun voornemen ver
wezenlijkt om in het Engelsche lagerhuis een voorstel
in te dienen betreffende de autonomie van Ierland. Bij
de verdediging van dat voorstel heeft de heer Butt
hulde gebracht aan de pogingen van Engeland om vol
doening te verschaffen aan de eischen van Ierland, maar
die pogingen zijn niet geslaagd, omdat men het die
ware vrijheid weigert, welke aan de lersche natie zoo
dierbaar is. Hij besloot zijne rede met zijn voorstel
in de belangstelling aan het huis aan te bevelen, dat
verder tot discussiën is overgegaan, waarvan de uit
slag nog niet bekend is. Door de verkiezing van den
heer Ward te Galway is de partij der Home-rulers weder
verstoken.
De werkstakingen in Engeland hebben in de laatste dagen
weder een grootcn omvang aangenomen. Te Bristol
heeft Zaterdag eene meeling plaats gehad om de land-
bouwarbeiders te steunen in hun verzet tegen de pach
ters. Men berekent, dat hunne vereenigingen thans
niet minder dan 1,600,000 bekwame werklieden tellen,
zoodat het voor de pachters moeilijk zal zijn den strijd
tegen hen vol te honden. Thans vreest men dat 20,000
mijnwerkers te Barnsbery den arbeid zullen staken,
omdat men hun loon met 10 percent wil verminderen,
waartegen zij zich verzetten. Uit Dudley wordt daaren
boven gemeld, dat de mijnwerkers hebben besloten de
qrêve tot kerstmis voort te zetten liever dan in eene
vermindering van loon toe te stemmen.
Don Carlos, ah as Karei VII, bevind zich met zyne gema
lin donna Marguerita in Estellaalwaar een groote opge
wondenheid heersclite tengevolge van de op de republi-
keinsche troepen behaalde overwinningdie zooals nader
blijkt inderdaad van groot gewicht is, daar de rogeerings-
troepen aanzienlijke verliezen hebben geleden. Te Madrid
zijn terstond maatregelen genomenom de verliezen zoo
spoedig mogelijk aan te vullen. In alle haast zijn 18
stukken artillerie en andere militaire krachten naar het
nooderleger gezondendat bij Tafalla is geconcentreerd.
De nieuwe opperbevelhebbergeneraal Zabala was reeds
eergisteren van Madrid vertrokken en zal nu zijn kom
mandement hebben aanvaardt; de operatien tegen Es
tella zonden bij zijn aankomst in het leger terstond
worden hervat. Een nieuw gevormd legerkorps zal in
de provincie Alava opereeren.
Mijnheer de redacteur!
De droogdok-quaestie is tegenwoordig de groote zaak,
welke ieder inwoner van onze stad, die belangstelt in
haar bloei en ontwikkeling, bezig houdt, en de onder
stelling reeds, dat van de geheole zaak niets zou tot
stand komen stemt menigeen ontevreden. Hoewol dan
ook geheel ongemotiveerd, is dat echter zeer verklaar
baar als men bedenkt hoeveel men zich van het tot
stand komen der groote Zeeuwsche haven- en kanaal-
werken had voorgesteld en hoe weinig verwachtingen
nog zijn verwezenlijkt; hoeveel vooruitzichten reeds zijn
geopend, die in rook zijn opgegaan en hoeveel plannen
zijn gesmeed die weder in duigen zijn gevallen. 13 het
wonderdat mennu een wel beraamd plan ontworpen
is en een bepaald voorstel is gedaan, om datgene te
verkrijgen waaraan in de eerste plaats voor de ontwik
keling van de scheepvaart behoefte is, dubbel zou zijn
teleurgesteld indien ook hiervan niets tot stand kwam?
Of is het niet een lang uitgemaakte waarheiddat
een droogdok een eerste behoefte isom de scheepvaart
hierheen te trekken en levensvatbaarheid te verschaffen
De discussiën over dat onderwerp indertijd in de tweede
kamer gevoerd kunnen het getuigen, evenzeer als de,
vele pogingen aangewend om op andere wijze dan door
aanleg van het ruk te Vlissingen zulk een dok te ver
krijgen. De noodzakelijkheid van een droogdok is een
algemeene overtuiging, hetzij dan dat het te "Vlissingen
of te Middelburg kome. Al mogen ook enkele schepen
te Vlissingen binnenvallen en hetzij geheel of gedeelte
lijk het laatste zal dan nog het meest geschieden
te Vlissingen of te Middelburg lossenzij zullen onmid
dellijk na gelost te zijn vertrekken naar plaatsen waar
gelegenheden bestaan*om te repareeren en van daar ge
laden weder zee kiezenmaar de reederijen en de groote
scheepvaartbeweging zal men nimmer hierheen kunnen
trekken zoolang niet alle gelegenheden bestaan om alle
vereischt wordende reparatiën te bewerkstelligen. Eu
hiervoor is een droogdok in de eerste plaats noodza
kelijk. Om dit te verkrijgen behooren dus alle krachten
te worden ingespannen, moet men zich desnoods be
langrijke opofferingen getroosten.
Dat daarom het voorstel van de heeren van Zeijlen
en Decker voor velen zoo aanlokkelijk is, dat zij liet
als met beide handen zouden aannemen, is licht te ver
klaren, vooral van hen die hun bestaan zoeken in
handel en industrie, maar het is ook verklaarbaar dat
van andere zijde wordt aangedrongen op nauwgezet
onderzoek en ernstige overweging alvorens toe te staan,
en men behoeft nog niet tot het geslacht der zw'aar-
hoofdigen of dikbloedigen te bcbooren als men deze
zaak in rijp beraad neemt. Een gevaarlijke klip bij
het beoordeelen van het plan en het overwegen der
voor- en nadeelen isdat door zoo velen bezwaren wor
den gemaakt die eigenlijk geen bezwaren zijn, dat argu
menten worden opgeworpendie als zoodanig niet mogen
gelden, want en dit is het treurigste van de ge-
heele zaak de vrees schijnt niet ongegrond, dat door
sommigen tegen beter weten aan ertegen wordt geijverd,
dat er van elders tegen wordt geïntrigeerd, teneinde
te voorkomen dat Middelburg tot ontwikkeling zou
geraken. Wij zijn overtuigd, dat Rotterdam vreest
voor de concurrentie der Zeeuwsche werken, en van zijn
standpunt heeft het ook tot zekere hoogte gelijk, dat
het tracht die concurrentie te onderdrukken, maar voor
Zeeland moet. het een prikkel te meer wezen om die
zoo spoedig mogelijk in het leven te roepen.
Daartoe zal men eene belangrijke schrede voorwaarts
kunnen doen door verwezenlijking van het plan-Zeijlen
en Decker, en vergun mij tnans een oogenblik stil te
staan bij de voorwaarden floor die heeren gesteld, zooals
zij zijn vermeld in het verslag der gemeenteraadszitting
in het nommer van uwe courant van 18 Juni jl. In
de eerste plaats wordt geëiseht afstand der kaai tus-
schen Dam en Dam brug; daartegen kan ongetwijfeld
geen enkel gegrond bezwaar worden aangevoerd, daar
het behoud van dat gedeelte der kaai in den tegen-
woordigen toestand voor geen enkel publiek belang nood
zakelijk isomdat overvloedige gelegenheid bestaat voor
de kleine vaarbom elders te laden en te lossen. Dat
het niet tot verfraaiing van dat gedeelte der stad zou
strekkeu indien aldaar een droog dok werd aangelegd
valt niet te ontkennenmaar dat is in alle steden het
geval voor die gedeelten waar handel en industrie
zich krachtig ontwikkelen. Wil men het nuttige, het
voordeelige opofferen aan het fraaie, welnu des te
spoediger zal Middelburg gelijken op een gepleisterd
graf. Waar de polsslag van het krachtige leven van
handel en nijverheid het sterkst wordt gevoelddaar is