XXViir SEDERLANDSGH LANDHOISHOUD-
KUNDIGCONGRES.
Zierikzee 25 Juni.
Weder verzamelden zich heden morgen te 9 uren de
leden van het congres, ten getale van 156, ditmaal in
de kleine kerk, tot het houden eener gemeenschappe
lijke afdee lings vergaderingdaar onder de punten, in
het programma tot de een of andere afdecling gebracht,
er verscheidene voorkwamen, welke voor alle leden
van gelijk belang geacht werden.
Het eerst was aan de orde vraag 10 der eerste af-
deeling, luidende als volgt:
In den laatsten tijd wordt op verschillende plaatsen
van ons land veel werk gemaakt van de verzameling
van faecale stoften.
Het is evenwel opmerkelijkhoe weinig de vloeibare
taecalia nog op prijs worden gesteld, en hoe de
verzameling daarvan bijna overal wordt veronacht
zaamd.
Wat is er te doen om de verzameling en het gebruik
daarvan als meetmiddel uit te breiden'?
De heer I. A. Weeber, directeur der gemeentereini
ging te Delft, deelde mede dat op aansporing van den
geneeskundigen raad in de provincie Noord-Holland
onder Hilversum vergelijkende proeven worden genomen
op onbemesten heidegrondmet faecaliënnaar de moest
verschillende stelsels verzamelden met guano, stalmest
en andere mestsoorten. De uitkomsten daarvan kunnen
niet anders dan zeer leerzaam zijn, doch dc spreker
acht het vooral van belang dat de landbouwers met
eigen oogen zich komen overtuigen van de hoedanigheid
van den compost-mest, welke zij zoo aan de fabriek te Delft
als elders kunnen bekomen, en niet afgaan op de mede-
deelingen van schippers of andere tnsschenpersonen.
Hij stelt den compost-mest veel hooger dan de vloei'
bare faecaliën, welker afzonderlijke bewaring en afleve
ring trouwens met groote bezwaren gepaard zouden
gaan. Intusschen heeft hij ook met de laatstgenoemden
eene proef doen nemen, welke aanvankelijk goede uit
komsten oplevert.
De heer Hartogvroeger leeraar in de landbouwkun
de en thans als landbouwer gevestigd te Baraeveldeen
der ijverigste en meest slagvaardige sprekers van het
congres, vroeg hoe het ten opzichte van den faecaliën-
mest gesteld was met de geldquaestie. Dat is toch de zaak
die voor den landbouwer alles beheerscht. Hoeveel
kost de faecaliën-mestwanneer men er de vracht voor
het vervoer hijrekent.
De heer Sloet deelde mede dat te Zwolle de urine
dagelijks verzameld en uitgestort wordt over de mest
vaalt. De op die wijze verkregen mest, zeggen de
boerenis peperduurmaar wordt door de uitkomsten
die er van verkregen worden goedkoop. Hij eindigt,
na bekomene inlichting van den heer Ermerins hoe het
met de faeealiën-verzameling te Zierikzee gesteld is
met den wensch uit te spreken dat door het congres
de aandacht van het gemeentebestuur op deze zaak
gevestigd worde, opdat ook hier het uitmuntende ton
nenstelsel worde ingevoerd.
Over het 8C punt der Ie afdeeling ontstond eene
discussie, levendig genoeg om op het kantje van de
hartstochtelijkheid te komen. Het betrof de uit Frankrijk
overgewaaide quaestie der Ville-meststoffen. Dr. Mulder,
die de vraag inleidde, verhaalde dat de heer Ville op
kosten van Napoleon IIIen uit eene onbeperkte beurs
alzoouit den slechtsten grond van de wereld de won
derbaarlijkste oogsten gehaald had. Toe» had de heer
Vilie boeken geschrevenwaarin alles wat door de
Duitsche en Nederlandsche wetenschap sedert jaren
onderzocht en geleerd wasals eene splinternieuwe ont
dekking was voorgesteld en er was eene soort van
Ville-meststof-agitatie in Frankrijk ontstaan. In Duitsch.
land haalde men de schouders op over de zaak en in
Nederland langen tijd ook totdat op een voor Nederland
ongelukkig oogenblikzooals spreker het noemdeonze
letterkunde verrijkt werd met eene vertaling van Ville 's
boek. Sedert wordt ook te Tiel Ville-mest. vervaardigd
en in de geschriftenwelke daarvoor uitgegeven wor
den vindt men de goedgeslaagde proevenof die welke
als zoodanig worden voorgesteld, zorgvuldig vermeld,
maar de nadeelige verzwegen. Daarom wenschte spreker
door het congres eene commissie benoemd te ziendie
door een historich-critisch onderzoek der quaestie en
door het. bekend maken van ware feiten een einde aan
al dezen bombast maakte.
De levendigheid waarmede dr. Mulder dit punt ter
sprake gebracht had, lokte tegenspraak uit. De heer
Hartog was vooral tegen een onderzoekdat zich op
het veld der historische critlek zou begevenwijl men
dan in de moeilijkste quaestie van de wereld verdiept
raakte. Zijn oordeel over de Ville-meststoften was ech
ter in de hoofdzaak meer ongunstig. Ook de heer
Jongkindt Coninck wenschte voornamelijk proeven en
feiten.
Na eene korte gedachtenwisscling over de gewich
tige quaestie van het coöperatie stelsel op landhuishoud-
kundig gebied, die in den namiddag werd voortgezet,
besloot de vergadering beden avond te half zeven nog
eene gecombineerde avondzitting te houden en werd
zij over elven door den president gesloten.
De tweede algemoene vergadering werd te twaalf uren
geopend en door een honderdtal leden bijgewoond. Ni
mededeeliug door den voorzitter van ingekomen stukken
en nadat de namen der leden van het bestuur voor het
eerstvolgend congres tc Hecrenveen waren bekend ge
maakt werden de discussion aangevangen.
Het belangrijkste punt dat ter sprake kwam was de
reeds behandelde coöperatie-quaestiewaarvan wij de
in den morgen gevoerde debatten aan die der middag
zitting vastknoop en.
Het vraagpunt zelf' was het eerste der tweede afdee
ling en luidde, als volgt:
Is het wenschelijk de coöperatiezooals die zich
vertoont in consumtieve, productieve en crediet- of voor-
schotvereenigingte bevorderen?
Hoe kan dit in het algemeen het best geschieden?
Welke middelen kunnen er in het bijzonder aangewend
worden om onder de bevolking ten platten lande der
gelijke vereenigingen tot stand te doen komen?
Zijn zij aldaar niet vooral gewenscht, omdat zij den
arbeider zonder grondbezit de mogelijkheid openen na
veeljarigen getrouwen en spaarzamen dienst een klein
grondeigendom te verkrijgen?
Is dit ook niet in het belang van den landbouw
Na eene korte inleiding van den heer Bouvin en eene
vraag van den heer Sloet op welke wijze men coöperatie
in den landbouw eigenlijk wilde bevorderen, bekwam
de heer m\ A. Kerdijk het woord, die in levendige
en met warmte uitgesproken inprovisatiën zijne denk
beelden uiteenzette. Hij wees op het nut der verbruiks-
verecnigingendie den kooper beter waar tot Jager
prijs bezorgden, die den minderen man gewenden aan
kontante betaling en aan de noodlottige gewoonte van
borgen een einde maakten. Zoo ook hadden de crediet-
vereenigingen ten doel het gemakkelijker bekomen van
voorschottenden gemeenschappelijken aankoop van
grondstoffen en werktuigen, en langs dien weg den
arbeider, die niets bezit dan zijne handen, langzamerhand
op te leiden tot zelfstandig grondbezitter. Bedenkt men
dat in Duitschlandwaar dc eerste voorschotbank vóór
25 jaren opgericht werd, nu reeds door 800 banken in
éen jaar eene som van 620 millioen gulden aan voor
schot en prolongatie verstrekt wordt; dat eene in En
geland omstreeks 1867 ontstane vereeniglng voor den
gemeenschappelijken aankoop van zaad en mestin 1871
voor een half millioen gulden omgezet en eene winst
van 50,000 gulden behaald heeft: dat in sommige streken
van Duitschland met goed gevolg de wijnbouw gemeen
schappelijk gedreven wordtdan, meende spreker, was
liet wel niet mogelijk langer in ernst te beweren dat
het denkbeeld der coöperatie niet voor verwezenlijking
vatbaar was. Men moest zich echter niet te spoedig
vruchten van den arbeid voorstellen alles kwam voor het
oogenblik slechts neder op de verspreiding van het
denkbeeld, de propaganda daarvan onder alle klassen
der maatschappij, en hiertoe konden vooral de onder
wijzers en andere personen die zich op de hoogte van
het onderwerp gesteld hadden door mondelinge voor
drachten, waarvan de heer Kerdijk zelf verrassende
uitkomsten ondervonden hadmedewerken. In dien geest
hoopte hij dat het congres een wensch zou uitspreken.
De heer Hartog merkte op dat het denkbeeld van
coöperatie reeds in sommige dorps-vereenigingen verwe
zenlijkt wordt.
De heer Olivier deed, alleen tot eigen onderricht en
niet teneinde zich tegenover den heer Kerdijk te plaat
sen de vraag in hoeverre het bestaanbaar was met de
levensvoorwaarden eener ordelijke maatschappijeene
beweging in het leven te roependoor welke alle arbei
ders in eigenaars herschapen zouden worden. Wat moet
er van den eigendom worden als de grond, in een onnoe
melijk aantal kleine perceelen gesplitst, in handen van
even zoovele kleine eigenaars komt, wie zal den han
den-arbeid verrichten, als allen grondbezitters zijn? Is
het wenschelijk bij de concurrentiedie nu reeds den
landbouwer het leven zoo moeilijk maaktnog een con
currentie op te wekken van eene talrijke klasse kleine
eigenaarsdievan hun eigen arbeid en dien hunner
huisgenooten gebruik makende, op veel voordeeliger
voorwaarden de mededinging zouden kunnen voeren?
De heer Kerdijk deedals antwoordeenvoudig de
vraag of de vorige spreker, indien hij zich eens bevond
tegenover een arm daglooner, die bezig was door noeste
vlijt en spaarzaamheid zich op te werken tot een beter
stand, den moed zou hebben hem in dat streven niet
aan te moedigenja of hij hem niet uit al zijne kracht
zou ondersteunen en prijzen? Was het dan mogelijk
dat hetgeen in éen man lofwaardig en goed waszulks
niet meer zou zijn in eene geheele klasse? Bovendien,
eene toekomst als die waarover deze spreker zich onge
rust maakte, zou niet dan na eeuwen, nadat geslachten
na geslachten waren voorbijgegaankunnen aanbreken.
Maar dan, om over die zeer verre toekomst een oogen
blik te redeneeren, indien het waar was dat de dag
looner den grond met minder kosten, door eigen handen
arbeid en dien zijner kinderen kon vruchtbaar malccn,
dan zou liet ook in het belang van den landbouw zijn
een zoodanigen toestand algemeen te doen worden.
De heer Hartog deelde mede dat een toestand gelijk
de heer Kerdijk bedoelde, feitelijk in sommige streken,
bijzonder de zandstrekenreeds bestaat. In zijne buurt
mest de arbeider zijn eigen varken, bezit hij zijn eigen
grond, hetgeen echter niet belet dat hij zelf weder
bij anderen gaat arbeiden en zijn stukje land bewerken
laat, hetzij door dc eigen huisgenooten, hetzij door
andere daglooners. Dit zijn geen theoriënmaar feiten.
Ook deze spreker is het met den heer Kerdijk eens
dat het belang der maatschappij medebrengt de arbei
ders door het vooruitzicht op eigendomaan den grond
te hechten en hen te maken tot eene behoudende, con
servatieve kracht in den goeden zin des woords in onze
maatschappij.
De voorzitter meende als tolk der vergadering te
sprekenindien hij den heer Kerdijk den dank van het
congres toebracht voor zijne belangwekkende mededee-
lingen. Op zijn voorstel vereenigde de vergadering
zich met de drie door den heer Kerdijk gewenschte
motion
1° Het congres acht de verspreiding en bespreking
van het denkbeeld der coöperatie ook onder don land
bouwenden stand wenschelijk.
2° Het congres zal aan de regeering de wenschelijk-
heid betoogen dat door eene wet de erkenning der
coöperatieve vereenigingen als rcchtspersoonlijkheden
geregeld en gemakkelijk gemaakt worde.
8° Het congres beschouwt vooral het houden van
mondelinge voordrachten, tot bespreking en aanbeve
ling der coöperatie, als wenschelijk.
Overigens werden nog verscheidene punten besproken,
welke reeds in de afdeeling ter sprake gebracht waren
en gedeeltelijk ook door ons reeds vermeld zijn. De
door de afdeelingen voorgestelde conclusiën werden
door het congres aangenomen. Over het 16c punt
der 2e afdeeling had eene vrij lange discussie plaats.
Het betrof de door de regeering in de zeeplaat
sen bekend gemaakt wordende weerkundige waarne
mingen, welke men, in het belang van den landbouw,
in meer dagbladen dan de enkele groote, die zulks tot
nogtoe doenwenschte opgenomen te zien. Op eene
vraag van den heer Pisuissetot welk regeeringslichaam
men zich tot het bekomen dier meteorologische tele
grammen te wenden had en op welke voorwaarden die
verstrekt werden, deelde de heer Ermerins mede dat
de opgave zelf gratis geschiedde en dat de directeur
van het meteorologisch instituutprofessor Bups Ballot,
ongetwijfeld bereid zou zijn om alle inlichtingen daar
omtrent te verschaffen.
Het behoeft nauwelijks gezegd te worden dat door
dit antwoord de eigenlijke quaestie voor dc dagbladen,
de kosten verbonden aan liet dagelijks ontvangen van
een wellicht uitvoerig telegram, niet opgelost wordt.
Over liet nut der zaak bestond echter nog al ver
schil van meening. Vele sprekers, waaronder ook de
heer Hartogwaren van gevoelen dat eene opgaaf in
de couranten, welke door den landbouwer dikwijls niet,
maar bijna altijd ongeregeld worden gelezenweinig
beteekenen zouwel was het van belang dat de land
bouwer op het gewicht van weerkundige waarnemingen
gewezen werd, en in verband daarmede besloot \het con
gres ten slotte, nevens het uitdrukken van den gc-
genoemden wensch aan de dagbladen, den hoogleeraar
Buijs Ballot opmerkzaam te maken op de wenschelijk-
heid eener populaire handleiding voor den landbouwer
tot het doen van weerkundige waarnemingen en het
begrijpen van hare beteekenis.
Tc 1 u. 50 m. kwam de commissaris des konings in
de provincie Zeeland in de vergadering en werd door
den voorzitter namens het congres met een kort woord
welkom geheeten.
Na eenige discussie, aan welke door de heeren Sloet,
van den BoschErmerins en Mulder werd deelgenomen,
werd door de vergadering de motie aangenomen:
Het congres spreekt de wenschelijkheid uit dat hij
provinciale verordening het uithalen van vogelnesten
verboden worde.
De heer Mulder vestigde hierbij de aandacht op de
rijke verzameling van gegevens omtrent deze quaestie,
welke in de Verhandelingen en Berichten der Geldor-
selie maatschappij van Landbouw voorkomen.
Op verzoek van den heer Sloet werd door den heer
Webcr ter beschikking van liet congres gesteld, ten
einde daarmede ook het gemeentebestuur van Zierikzee
te kunnen voorlichtenhet verslag uitgebracht over de
werking van het tonnenstelsel te Delft, vermeerderd
met eene opgaaf, waarin een aantal cijfers omtrent die
zaak voorkomen.
De vergadering werd daarna te half drie uur gesloten.
Omtrent de feestelijkheden te Zierikzee zijn wij niet
in staat veel mede te doelen. Onze lezers mogen ons dit
ten goede houden uit aanmerking dat een dagblad-ver
slaggever in zooverre gelijkstaat met ieder ander inenscb,