r 133. MIDDELBURGSCHE COURANT. 6 Juni. Zaterdag 1874. Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2** paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. 33e prijs per 3/m.franco i.s f' 3.50. Middelburg 5 Juni. DE LEVERWORST-VERGIFTIGING. Door den hoogleeraar J. W. Gnnning te Amsterdam is het navolgend rapport aan den heer rechter-com- missaris alhier gericht, dat wij met machtiging van het openbaar ministerie in zijn geheel overnemen: Tijdens mijn verblijf te Middelburg voor familie aangelegenheden heb ik de eer gehad door Uedel- achtbare uitgenoodigd te worden om de justitie bij te staan in zake de aldaar voorgekomen uitgebreide ver giftiging met leverworst, aan welke opdracht ik ge meend heb mij niet te mogen onttrekken. Nadat ik alzoo op den 3« April 11. den bij de wet gevorder den eed in handen van Uedelachtbare had afgelegd, zijn mij ter hand gesteld: een stukje worst, in be slag genomen bij M ongeveer 7 gram wegende: en 2° een kleiner dito onder eene vloeistof bewaard waarbij later nog zijn gevoegd een paar stukjes, 21 gram wegende, van dergelijke worst, waarvan vier per sonen in een gezin zijn ziek geworden; 't welk alles behoorlijk verzegeld in mijn laboratorium te Amsterdam is aangekomen, alwaar het onderzoek heeft plaats gehad. Dit onderzoek is begonnen met de uiterlijke be schouwing en beproeving der worststukjes. De vloeistof, waaronder de eene partij was bewaard, bleek azijn te zijndie echter met verdund zwavelzuur was ver- valscht, welke niet te voorziene omstandigheid bij de verdamping een aanmerkelijk gedeelte der stof voor het onderzoek heeft doen tc loor gaan. De heer veearts C. Kritzler alhier heeft de vrien delijkheid gehad mij bij dit gedeelte van het onder zoek met zijne uitgebreide ervaring over vleeschkeuring ter zijde te staan. Het gelukte echter niet bij het doorzoeken der worst stukjes, ook met de loup in elke richting, iets van eenige beteekenis noch in het algemeen voorkomen, noch in den reuk, den smaak, de kleur enz. te vinden, waardoor deze worst zich onderscheiden zou van ge wone, gezonde leverworst, die daarmede werd verge leken. Alleen scheen zij sterker gekruid, en een stukje (het meest uitgedroogde) smaakte aan de oppervlakte, waarschijnlijk door inwerking der lucht, een weinig zuur. In het verdere onderzoek is echter niets voor gekomen, dat aan deze bijzonderheden eenig gewicht kan bijzetten. Zeer bepaald moet worden verklaard, dat aan de verdachte worst geene teekenen van bederf, beschim meling, verweeking of iets dergelijks waar te nemen waren. In geen opzicht kan derhalve het uiterlijk aanzien tot ongunstige vermoedens aanleiding geven. Het microscopisch onderzoek, waarbij ik mij heb te verheugen gehad over de welwillende hulp van de hoogleeraren Hertz, Oudemans en Place en van d«". Coster te Amsterdamen waarbij ook nog een beroep is gedaan op de uitgebreide ervaring in soortgelijke onderzoe kingen van prof. Leisering te Dresden, die daaraan met voorkomendheid heeft beantwoordheeft evenmin iets doen kennenwaaruit de giftigheid der worst verklaard zou kunnen worden. Als duidelijk herkenbare bestanddeelen vertoonden zich talrijke vetkogels van verschillende grootto, dwarsgestreepte primitief bundels in groote hoeveelheid, bindweefsel, elastische draden, organisch spierweefsel benevens enkele bloedcapellaren, alles echter in oogenschijnlijk volkomen normalen toe stand. Daarnevens werd gezien allerlei detritus, kleinere en grootere korrels, die niet te herkennen waren, de kleinste in de gewone moleculaire beweging. Amylumkorrels en herkenbare plantenweefsels zijn niet gevonden, evenmin trichinen, schimmeldraden of herkenbare sporen. Het was van veel belang ter opsporing van het onbekende vergif door proeven op dieren zijne zetel plaats te vinden. De kleine hoeveelheid worst, die aan deze proeven kon worden opgeofferd, beperkte echter dit middel van onderzoek zeer, waarbij nog kwam dat slechts weinige diersoorten voor het doel geschikt te achten zijn. Gekozen zijn witte muizen, welke dieren gemakkelijk vleeschvoedsel tot zich nemen en gevoelig genoeg van maag en ingewanden zijn, om te kunnen hopen dat eene kleine hoeveelheid worst voldoende zoude zijn, om de werking van het gif te kunnen waarnemen. Een deeg van meel, boter en suiker, waarin zeer fijn verdeelde stukjes der worst waren gemengd, nu van de eene, dan van de andere partij genomenhebben twee van deze dieren acht a tien dagen als uitsluitend voedsel gediend, zoodat elk van hen dagelijks ongeveer gram worst verbruikte. Er is echter geen verschijnsel van vergiftiging, zelfs niet van eenige stoornis in de voeding of de defaecatie waargenomen. Later zijn deze proeven op dezelfde dieren herhaald, maar is in plaats van de worst als zoodanig, gebruik gemaakt van een waterig, en van een alcoholisch extract der worst. Ook hiervan zijn geene nadeelige gevolgen waargenomen. Dat de worst voor menschen onschadelijk zoude zijn, mag uit deze proeven allerminst worden afgeleid. Van sommige vergiften toch is het wel bekenddat zij, bij hevige werking op den mensch, zonder invloed zijn op sommige diersoorten, en in vele wel geconstateerde gevallen van vergiftiging door worst en andere dier lijke spijzen, wordt vermeldt dat huisdieren dikwijls ongevoelig bleken voor invloeden onder welke menschen bezweken. Maar wel mocht er uit worden afgeleid, dat het verdere scheikundig onderzoek waarschijnlijk on vruchtbaar zoude blijven. Zoo eenig der meer bekende vergiften, wier opsporing door het scheikundig onderzoek gemakkelijk is, aanwezig was geweest, in zoodanige hoeveelheid als noodigis, om de tc Middelburg waarge nomen ziekte- en sterfgevallen te verklaren, dan zoude de invloed daarvan allerwaarschijnlijkst ook aan de muizen wel merkbaar zijn geweest. En omgekeerd, in gevallen van vergiftiging met vleesch of worst, bij welke immuniteit van (onschadelijkheid voor) dieren en ook wel van (voor) sommige menschen is waarge nomen heeft het scheikundig onderzoek nooit bepaalde vergiften kunnen aanwijzen. Deze overwegingen mochten echter niet weerhouden, om de worst, voor zooveel de hoeveelheid toeliet, op alle voor scheikundig onderzoek toegankelijke ver giften of vreemde bestanddeelen te onderzoeken. Daarbij is in de eerste plaats bijzondere aandacht geschonken aan zoodanige vergiftige stoffen, welke voor en na door geleerden zijn ondersteld als moge lijkerwijze het vergif van worst of toebereid vleesch te kunnen uitmaken. In de tweede plaats is gelet op de mogelijkheid van vergissingen bij het aanwenden van specerijen, op het gebruik van vaatwerk uit oxydeerbaar metaal of met loodglazuur voorzien; voorts op de praktijken, die, naar beweerd wordt, soms door handelaars worden aangewend, om aan oude of bedorven vleeschspijzen beter kleur en voor komen te geven. Het zij mij vergund, de beschrij ving van het onderzoek zelf achterwege te laten, aangezien geene andere dan de gewone en bekende methoden zijn gebruikt. Daar de uitslag in elke richting negatief is geweest, en niemand door dit rapport bezwaard wordt, schijnt de elders onmisbare mededeeling van alle bijzonderheden hier gemist te kunnen worden. Eene meer speciale opgave van de stoffentot wier afwezigheid na dit onderzoek, op hoe beperkte schaal het wegens de geringe hoe veelheid ook moest ingericht worden, veilig mag wor den besloten, volge echter hier: Vrije vetzuren, hoedanige niet in de natuurlijke vetten voorkomen, maar zich bij rotting of fermen tatie kunnen vormen. Vergiftige metaalverbindingen. Vreemde kleurstoffen, bepaaldelijk aniline kleur stoffen en kwik-ofarsenicumverbindingec, welke deze dikwijls vergezellen. Organische basen en alcaloïden. Ten aanzien van deze laatste categorie zie ik mij echter verplicht nog in enkele bijzonderheden te treden. Bij bewerking der worst op de wijze zooals voor het opsporen van deze stoffen vereiicht wordttreft men wel degelijk een lichaam aan, dat de kenteekenen der alcaloïden bezit, nl. precipiteerbaar is door looizuur, phosphormolybdeenzunr, joodkwik, joodkalium, platinumchloride enz.; een lichaam dat voorts in aether en in amylalcohol oplosbaar is en dathoezeer het met den reuk naar zengende wol verbrandt, niettemin met eiwitstoffen niet kan worden verward, daar het geene verkleuring met Millon's reactief geeft en met kali gekookt geene zwavelreaetie ople vert. Het vinden van- dit lichaam verspreidde echter volstrekt geen licht, vooreerst omdat het door verder onderzoek niet tot een bepaald alcaloïde kon worden teruggebracht, en ten tweede vooral, omdat bleek, dat ook uit gewone en erkend deugdelijke leverworst en uit versche gekookte varkenslever bij dezelfde be handeling eene stof kan worden afgescheidenin alle opzichten overeenkomende met die welke uit de ver dachte worst was verkregen. Onvermeld wil ik tevens niet laten, dat evenals door dr. Seelheim (zie Nieuwe Middelburgsche courant van 1 April 1874) ook door mij eene stof in de worst is aangetroffenwelke op goede gronden voor leucine te houden is. Aan deze bijzonderheid kan echter door mij niet zooveel gewicht worden gehecht als door dr. S. is gedaan. Volgens ZEd. zoude leucine in het normaal dierlijk organisme maar in uiterst geringe sporendaarentegen in groote hoeveelheid alleen in de lever bij leverziekte worden aangetroffen, zoodat bij tot de conclusie komt, dat de leverworst uit lever gemaakt is, die veel leucine bevatte, dus ziek was. Deze gevolgtrekking acht ik gewaagd en onbewezen, op grond dat leucine uit eiwitstoffen ontstaat onder omstandigheden, die volstrekt niet abnormaal behoeven te z'jn of op ziekte-toestanden te wijzen. Om slechts éen ding te noemen: bij de pancreasvertering wordt leucine in groote hoeveelheid uit de eiwitstoffen van het voedsel gevormd. Een varken, in volle digestie geslacht, zoude dus zeer wel een lever kunnen be vatten die bijzonder rijk was aan leucine. Bij resumtie blijkt dus dat deze resultaten zijn ver kregen: noch het uitwendig, noch het microscopisch, noch het scheikundig onderzoek hebben iets aan het licht gebracht, waaruit zoude kunnen worden afge leid, dat de worst zelve na de vervaardiging, of de ingrediënten vóór of bij de vervaardiging met eenig vergiftig bestanddeel zijn gemengd geweest, of dat de slachtdieren, die de ingrediënten hebben opgeleverd, vergiftigd of ziek zouden geweest zijn, ot dat die ingrediënten in bedorven staat zouden zijn aangewend. Aannemende, gelijk niet te twijfelen valt, dat het worst is geweest, gelijksoortig met de onderzochte, welke ais de directe oorzaak moet worden beschouwd van de vele ziekte- en sterfgevallen welke tot deze en tot andere onderzoekingen hebben aanleiding ge geven kan men tot geene andere opvatting van deze treurige geschiedenis komen dan deze, dat hier een dier gevallen heeft plaats gehad waarbij vleeschspij zen tot vergiftiging van menschen hebben aanleiding gegevenzonder dat in den toestand der slachtdie ren of in de toebereiding der spijzen eenige aan nemelijke reden daarvoor te vinden waren. Zooda nige gevallen komen in verschillende landen jaarlijks in niet onaanzienlijken getale voor, hoewel zeldzaam op zoo uitgebreide schaal als thans te Middelburg heelt plaats gehad, maar al die gevallen zijn daar door gekenmerkt, dat bij het nauwkeurigst schei kundig en microscopisch onderzoek wel de afwezigheid van bepaalde vergiften is geblekenmaar tot nog toe geen enkel verschijnsel of stof is aangetroffen, die eenig licht over de oorzaak der vergiftiging kon wer pen. Deze verschijnselen moeten derhalve tot de op het oogenblik niet-verklaarbare worden gerekend en men mag slechts hopen dat elk voorkomend geval aanleiding geve tot nieuwe onderzoekingen en dat deze eindelijk de gewenschte vruchten zullen dragendoor het mogelijk te maken om zoodanige vergiftige vleesch spijzen te erkennen, en de rampen waartoe zij aan leiding geven te voorkomen. Gewis spant een ieder, die daartoe in de gelegenheid is, zijne beate krachten in; ook de mij nog overgebleven fragmenten worst

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1