F 131. MIDDELBURGSCHE Donderdag 1874. COURANT. 4 Juni. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2^ Paasch- en Piuksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m.franco is f 3 50. Middelburg 3 Juni. DE HYGIÈNE ALS OOK VAN ONDEBWIJS. Daar is misschien geen onderwerp, dat zóózeer be hoefte heeft om aanhoudend onder do aandacht van bet publiek gebracht te worden als de openbare gezond- heidsregelirg. Men durft in onzen tijd het nut der bygiène in het afgetiokkene niet meer te ontkennen. Zóóveel hebben de mannen der wetenschap methuDne vertoogen reeds teweeggebracht dat de noodzakelijk heid van te leven te midden eener zuivere lucht en op eenen reinen bodemzich te voeden met onvergif- tigde spijzen en zich den dorst te leBschen met onbe zoedeld water door ieder toegegeven wordt, ja dat men zich zelfs, onder buitengewone omstandigheden, wel eeuige opoffering voor het verkrijgen dier schatten ge troosten wiJ. Maar buitengewoon moeten de omstan digheden zijn. Is eenmaal de epidemie voorbij, is de vergiftiging, aan welke misschien honderden geleden hebben en sommigen bezweken zijnuitgestorvendraagt het water de duidelijk herkenbare sporen niet meer eener bepaalde verontreiniging, is met éen woord de ocgenblikkelijke angst, die tot bandelen dwingt, gewe ken dan dommelt men zachikens weder in. De mest en vuilcishoopendio met overhaasting en dikwijls on der het verspreiden van vrij wat onnoodigen stank, zijn opgeruimd, beginnen langzamerhand weder te ver rijzen. De slecht geventileerde en besmette woningen, die men met veel moeite en na overwinning van allerlei tegenstand gezuiverd heeft, raken weer bewoond, het toezicht tegen bet inbrengen van vergiftigde levensmid delen verslapt weder, de fabriek, die men eene poos in-het oog gehouden heelt, begint andermaal met baar schadelijke uitwerpselen ons water te bezoedelen, en zoo zijn wij na eenigen tijd weer juist op hetzelfde punt teruggekomen waar de vrees ons voor een oogen- blik van Leeft opgejaagd. De redenen hiervoor zijn niet ver te zoeken. De bygiène, die volkszaak bij uitnemendheid, is tot nog toe zeer weinig populair. Zelfs in de meer beschaafde standen durft men haar nut wel niet meer te ontken nen, maar heeft men bet in het besef van de noodza kelijkheid barer dagelijksche toepassing nog niet ver gebracht. Dat komt omdat de bygiène geen wetenschap is, wier uitkomsten zóo voor de hand liggen, dat ieder Blecbts de oogen heeft te openenom ze te aan schouwen. Ja de uitspraak moge paradox kliuken, in den grond is zij waar: hoe beter de hyg'iène in acht genomen wordt, hoe beter uitkomsten zij heeft, hoe minder men van haar bemerkt. Waar zij ontbreekt, doet zij haar gemis duidelijk geooeg voelenziektenen vergiftigingen zijn er bet gevolg van. Maar waar alles uit een hygiënisch oogpunt is zooals het behoort, waar de epidemieën dientengevolge uitblijven ea de vergifti gingen niet anders voorkomen dan in het brein van den misdadiger, daar weet men niet beter of 't behoort zoo, daar denkt men niet aan het net van voorzorgen, dat als een voorbehoedmiddel over de plaats der inwo ning uitgespreid is; daar gaat het evenals met men- echen die nooit ziek zijn geweest en den onwaardeer baren schat der gezondheid niet genoeg op prijs stellen. Daarom is het, meenen wij, noodzakelijk de bygiène langzamerhand tot een volksbegrip te maken en dat kan alleen geschieden door onuerwijs. Tot dusverre is zij echter, wel verie van een volksbegrip te zijn, nog niet eens als afzonderlijke wetenschap erkend. Aan geen enkele hoogescbooi in ons land (en zoo wij ons niet vergissen ook niet in het buitenland) wordt de hygiène als leervak afzonderlijk gedoceerd. Dat zij daarop echter een onbetwistbaar recht heeft, dat zij het zon der de toekenning van dat recht zelfs nimmer tot vol doende ontwikkeling brengen kanwordt o. a. door een man van onbetwistbaar gezagden hoogleeraar Max von Pettenkofer, in zijn werk: Die Luft ia ibrer Beziehung zum BodenWobnung und Kleiduog, duide lijk aangetoond. Men beweert wel is waarzegt hij dat de bygiène zich aansluit aan de physiologie, dat zij eigenlijk niets anders is dan toegepaste physiologie. Maar de physiologie is op hare beurt niets anders dan de leer der natuur- en scheikundige verschijnselen in het dierlijk en plantaardig organisme. Zij zou nimmer haar hoogere vlucht genomen hebbenindien zij niet als zelfstandige wetenschap beoefend en tot een afzon derlijk leervak verheven was geworden. De natuur-, schei- en ontleedkundigeu zouden nimmer de werk zaamheden verricht hebben, door welke de physioiogen bun wetenschap voornitbrachten, en evenmin zullende physioiogen er too komen oro het werk te doendat alleen van hygiënisten verwacht kan worden. Onder steund door natuur-, scheikunde en physiologie, behoort de hygiène als zelfstandige wetenschap beoefend te wordeD. De arbeid op dat gebied zai tot de geluk kigste uitkomsten voeren. Bij het onderwijs zal men telkens, zelfs bij het onderzoek der belangrijkste ver schijnselen, op raadselen stuiten. Juist daarin zullen zijdie met het ouderwijs belast zijneen prikkel vinden om tot de kennis dier raadselen door te dringen en niet te rusten, vóórdat zij de oplossing er van gevonden hebben. Tot nu toe, zegt de hoogleeraar op eene andere plaats, werd de bygiène eigenlijk op goed geluk, bij toeval oDgeveer, uitgeoeiend door geneeskundigen, die óf de geneeskundige praktijk uitoefenden óf daarvoor bestemd waren. Den eersten ontbreekt het gewoonlijk aan tijd om er veel zorg aan te kunnen bestedende laatsten zijn, om de bygiène werkelijk verder te brengen, niet voldoende opgeleid. Het is das geen woDder dat in het eigenlijke vak der medische politie nagenoeg nog alles gedaan moet worden. -- Als men de reglementen der gezondheidspoiitie in aiie landen zonder eenige uit zondering doorloopt, dan blijkt het dat, reeds op het tegenwoordig standpunt der wetenschap, misschien de helft daarvan gewijzigd zou moeten wordeu. Waar het op aankomt is het leggen van vaste grondslagen voor de praktijk ea voor de reglementen, zoodat men zeker en met hoop op goeden uitslag verder kan gaan. Het eenige middel daartoe is, de hygiène tot een zelfstandige wetenschap te verheffen. Aan elke hoogeschool of in richting voor hooger onderwijs behoort daarom een leerstoel voor de gezondheidsleer te verrijzen. De ver heffing der hygièae tot afzonderlijk leervak zal nood zakelijk moetOD leiden tot meer wetenschappelijke, algemeene beoefening daarvan. Tot zoover de Duitsche hoogleeraar, wiens uitspraken wij slechts als die van een man van Europeesche ver maardheid vermelden, zonder ons omtrent een zoo speciaal punt, als de geschiktheid van voor de praktijk opgeleide geueesheeren voor het vak van openbare gezondheidszorg, een eigen oordeel aan te matigen. Dat de beoefening der bygiène bij hare verheffing tot den rang van alzonderlijk leervak winnen zon, behoeft echter geen betoog en het komt ons van belacg voor, ook met het oog op de aanstaande behandeling van het wetsontwerp tot regeling van het hooger onderwijs, op dit punt de aandacht te vestigen. Is men eenmaal begonnen op deze wijs, van boven af, aau de hygiène hare plaats als noodzakelijk bestand deel van ons onderwijs toe te kennendan spreekt het van zelf dat men het daarbij niet zou moeten, en ook niet zou kuunen laten. De noodzakelijkheid en het nut der bygiène moet tot volksbewustzijn worden. Niet alleen dat aan do hoogescholen leeraren en beoefenaars der wetenschap gevormd moeten worden, de hygiène moet ook een deel worden van het onder- wys dat aan onze toekomstige ingenieurs en bouwkun digen gegeven wordt. Zij zijn het, die de lessen der wetenschap in zeer vele gevallen in practijk moeten brengen; zij zijn het ook die het in hunne macht heb ben bij den aanvang van vele werken het aanleggen van straten, het bouwen van huizen en openbare in richtingen, het graven van kanalen en andere water staatswerken, dadelijk de eischen der hygiène in acht te doen nemen, welke, in het begin verwaarloosd, later dikwijls niet meer, of niet dan metgrootekosten kunnen toegepast worden. Eindelijk, en dit is mis schien nog van het grootste belang, moet onder de lessen op do normaalscholen aan onze toekomstige ou derwijzers de hygiène hare vaste plaats bekomen. Is eenmaal ieder onderwijzer van de beginselen der ge zondheidsleer doordrongendan kan het niet missen of die beginselen .zullen langzamerhand fot het volk ge bracht worden. Op deze wijze zal de bygiène, aan de hoogescholen door de mannen van wetenschap vooruit- gebracht en voltooid, in de praktijk door de ambte naren der gezondheids-politie, door do ingenieurs en bouwkundigen in toepassing gebracht, door de onderwij zers aan de kinderen geleerd en onder het volk verspreid, langzamerhand de plaats innemenwelke haar in het leven onzer hoog ontwikkelde maatschappijen toekomt en Liet langer bij tusschenpoozendoor den nood ge dwongen, te voorschijn komen ooi na een korte opflik kering weder bijna spoorloos te verdwijnen. Wij ontvangen het verslag der Middelburgsche at- deeling van het Nederlandsch schoolverbond over het jaar 1873. Ook nu weder, evenals in vorige jaren, bepaalde de werkzaamheid der afdeeling zich tot éene school, die voor onvermogenden of de school Gr. Het aantal lèdea dat zich bereid verklaarde om door huisbezoek of andere middelen te trachten het schoolverzuim te ver< minderen, werd steeds kleiner. Het aantal kinderen op de school G bedroeg op 1 Januaii 1874 275 jongens en 248 meisjes, te zamen 523, tegen 532 in het vorige jaar. De overgelegde staten van het willekeurig schoolverzuim toonen eene gestadige en vrij aanmerkelijke vermindering daarvan aan. In 1870 bedroeg het 221/», in 1871 131*/,,in 1872 4'/t en in 1873 2JJ/„ ten nonderd. De redenen vau schoolverzuim zijn in hoofdzaak dezelfden als in het verslag over 1872 werden opgegeven. Veldarbeid wordt door de kiuderea uit de steden niet ver.icht.; andere arbeid buitenshuis komt in Middelbarg weinig voor, daar er geen fabrieken zijn, waar men van kinderen in de schooljaren gebruik maakt. De redenen bepalen zich dus tot, b. v.: bij ziekte der moeder het huishouden doen, en eten koken voor de mannelijke huisgenootenof wel en dit komt zeer dikwijls voor -— het brengen van eten aau den vader of aan broeders op hun werk, dat somtijds op grooten afstand der woning verricht wordt. Voor bet overige zijn de redenen in ziekte van kinderen of van de huisgenooten te vinden, een schoolverzuim, dat niet altijd ter kennis van den onderwijzer gebracht wordt. Een ander kwaad, waartegen met minder goed gevolg gewaakt wordt, is het te vroeg verlaten der school; 46 leerlingen, bijna 10 pet. vau de geheele schoolbe volking, verliet gedurende het jaar 1873 de school, zonder deze behoorlijk afgeloopen te hebben. Niet alleen de ouders, wordt in het verslag gezegd, staan hunnen kinderen zoodoende in den weg om de noodige kundigheden op te doen, maar ook de meeste werkgevers vergrooten dit kwaad; Er bestaat hier ter stede eene gemeeote-burgeravond:chool, bestemd tot wetenschappelijke vorming en opleiding van ambachts- en handwerkslieden.' De ondervinding echter heeft geleerd, dat deze school door betrekkelijk weinigen bezocht wordt, en het is treurig te moeten verklaren, maar niettemin waar, dat de meeste werkbazen ongenegen zijn om de jeugdige ambachtslieden, bij hen in dienst, daarheen te laten gaan, en meer geneigd zijnom zich van leergierige jongens geheel te ontdoen, dan om hunne ontwikkeling te bevorderen. Mochten de bazen toch eindelijk inzien, dat het ook hun belang is, zooveel mogelijk knappe, ontwikkelde en zelfstan dige ambachtslieden te vormen en aanvankelijk zich eene kleine opoffering getroosten, om dit doel te be reiken. Als middel om het schoolverzuim te bestrijden wer den aau de beeren huisbezoekers lijsten en aau de ouders kaarten toegezonden, welke het schoolverzuim aantoonden. Dit middel was, volgens de ondervinding van den hoofdonderwijzer, geenszins onvruchtbaar. Voorts werd daartoe gebezigd het uitreiken van belooningen aan hen die geen of weiuig Bchooltjjden verzuimd had-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1