1° 113.
1874.
Woensdag
13 lei.
MIDDELBURGSCIIE
COD RAN T
Bit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2ee Faasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m.franco is f 3.50.
Middelburg 12 Mei.
NEDERLAND'S FEEST.
Maanden lang hebben wij er ous op voorbereid. Al
dien tijd was er iets feestelijks in de lucht, iets dat
ieder, den onverschilligen van aard niet uitgezonderd,
aandreet om de banden uit de mouwen te steken, in
de beurs te tasten en te overleggen op welko manier
hij zijn goeden wil en zijn geld bet best tot eer van
Nederland's feest kon besteden. Vereeoigingen en ge
nootschappen hielden vergaderingen, gemeenteradenen
afgevaardigden der provinciën kwamen bijeen en waren
het spoedig genoeg eens over het huldeblijk dat zij
onzen koniDg op zijn vijf en twintigjarig leest wilden
aanbieden; bet geheeleland beraadslaagde, ieder rede
neerde en gaf raaden toen inea ondanks allen goeden
wil toch niet tot overeenstemming kon geraken en de
nationale huldeuit gebrek aan eensgezindheidin den
afgrond der belachelijkheid dreigde te vervallen, toen
kwam als van onds de reddende band van Oranje
tusschen beiden, en wees ons den eenig mogelijken weg
aan om met waardigheid onzen souverein een waarlijk
algemeecen gelukwensch en een blijk van genegenheid
tevens aan te biedeD.
En nu, daar de lang verwachte dag eindelijk geko
men is, nu het van heinde en ver aangebrachte groen
onze straten en pleinen verandert in lanen en parken,
nu de vlaggen boven onze hoofden zwieren en de van
on'ds bekende zinnebeelden uit onze geschiedenis en
ons nationale leven ons van alle zijden begroetennu
voelen wij beboefto om een oogenblik stil te staan en
ons zelven rekenschap te geven van de aanleiding die
ons op dezen 12tn Mei beweegt de vlaggen buiten onze
hnizen te stekeD, ea door klokgelui en feestgedruis
aan ieder die bet hooren wil te verkondigen, dat
Nederland en zijn koning zich gemeenschappelijk ver
heugen, omdat zij vijfentwintig jaren vreedzaam en te
vreden samen hebben geleefd.
Daar is inderdaad in de innige verhouding die bij
ons tusschen koning en volk bestaat, iets zoo geheel
eigenaardigsiets dat zoo geheel aan alle redeneering
ontsnapt, dat aan den eenen kant de onverschilligen
en spotters zeer gemakkelijk aanleiding vinden om onze
volksdemonstraticn belachelijk te makenen aan den
anderen kant zij die het goed meenen al zeer licht in
hun vreugdebetoon te ver gaan, allo redeneering opge
ven, en opnieuw voedsel geven aan de oude, even
onware als hatelijke uitspraak; „'t Is alles maar comedie."
Neen, comedie is zij niet, die nationale kracht, die
duizenden bij duizenden beweegt in een land, dat
anders niet tot luidruchtigheid en buitensporig vreugde
betoon geneigd is, om bun tijd, hun gsld en hun
arbeid ten offer te brengen aan het tot stand brengen
eener uiting van het volksgevoel. Comedie is hij niet,
dio band tusschen Oranje cn Nederland, die, vóór
meer dan drie eeuwen gelegdstandvastig is gebleven
te midden van alle wisselingen der fortuindie band
welke eerst ons volk heeft vrij gemaakt van vreemde
overheersching, daarna het staande heeft gehouden tegen
over buitenlandsch geweld, het groot heeft gemaakt in
alle zeeën eu hemelstreken en du nog op dit oogenblik
zoowel den rustigen burger bezielt bij het versieren
zijner straten en bet doen weergalmen van zijn feest
gejuich, als den krijgsman, die aan het andere einde
der aarde, voor de eer van Nederland strijdt, alle ont
beringen draagt, en sneuvelt met den uitroep op de
lippen: „Leve de koning!''
Daarom is het dan ook niet noodig dat wij op boi-
teDgewone feiten hebben te wijzen, die gedurende de
vijf en twintig jarenwelke achter ons liggenzouden
zijn voorgevallen, evenmin als het noodzakelijk is de
bijzonderheden, die onder het vreedzaam bewind van
onzen koning hebben plaats gehad, door overspanning
onzer vaderlandsliefde en onzer feestelijke stemming
op te blazen tot gewichtige gebeurtenissen. Wij weten
allen dat bet voornaamste wat in dat tijdvak heeft
plaats gehad, de wetten die tot stand zijn gekomen,
de groote werkenaan wier uitvoering de hand is gesla
gen of welke voltooid zijn, niet uitgegaan zijn van den
persoonlijken wil onzes konings, maar van de geest
kracht der natie zelve, belichaamd in haar vertegen
woordigers. Wij zijn er trotsch op dat het zoo is.
Onze vooroudersprinsen zoowel als burgershebben
ons gewend aan de noodzakelijkheid om zelf te denkon,
te werken en den arbeid niet over te laten aan eenen
enkelen, hoe hoog die éen voor het overig8 ook in
onze achting mocht staan aangeschreven. Maar tevens
zijn wij er trotsch op dat wijmet al onze onafhanke
lijkheid, het stamhuis, dat in al odze beproevingen ons
trouw ia gebleven en dat zoovele groote ea goede
burgers aan ons vaderland geschonken heeft, met al
onzen eerbied en onze genegenheid omringen en bet
hoofd daarvan erkennen als onze hoogste vertegen
woordiger, als het levend symbool van al onze nationale
kracht en onze nationale deugden.
Ofschoon Nederlaod feestviert voor zichzelven, is het
echter niet overboiig ook met een enkel woord te
wijzen op de beteekenis onzer feestviering togeuovar
het buitenland. Wij leven in een tijd, waarin het door
velen bijua eena oneer geacht wordt, tot een kleinea
staat te behoor en. Zoo groot is de betoovering, door
het wapengekletter der honderdduizendendoor de
vereeniging van een aantal millioenen tot een geheel
uitgeoefend, dat het cenige moeite kost zich overtuigd
te houden dat er nog, niet alleen geluk, maar ook
werkelijk nationale trots bestaan kan buiten de glorie
eener groote natie.
Welnu, tegenover al deze twijfelaars, tegenover al
deze aanbidders van groote volkeamassa's en geweld,
staat Nederland, met nog slecbts een vijftal metgezel
len, als een levend voorbeeld van het tegendeel, en
wjj durven zeggen dat ons vaderland, onder dat zestal
de eerste plaats inneemt. Grooter dan België of Grie
kenland door onzen ouderdom, belangrijker dan Zwit
serland, Denemarken of Portugal door onzen handel,
onze ligging ea oaze koloniën, hebben w.j het recht
als woordvoerders op te treden voor dat kleine zestal,
dat te vreden is met zijn klein grondgebied en niet
haakt naar uitbreiding van zijn zielental. Wij misgun
nen niemand zijne grootheid. De beweging naar een
heid, die in onze eeuw eerst Italië tot eene groote
natie gemaakt, daarna Duitschland in nooit te voren
bereikte glorie hersteld heeft, heeft oas misschien een
oogenblik van ongerustheid voor ons zelven, nimmer
echter een gevoel van nijd of naijver veroorzaakt. Wij
vragen slechts vrijheid om, gelijk onze naburen met
opoffering van hun bloed en hunne beste kraebteu een
grootsch gebouw voor zicazelven gesticht hebben, te
blijven wonen in het oude huis, walks fondamenten
evenzeer rusten in het bloed onzer vaderen ea dat,
kleiu als het is, ons dierbaarder is dan de schoonste
paleizen, door anderen opgericht.
Deze gevoelens zijn het, welke hunne uitdrukking
vindon in het groote, door de algemeene deelneming
die het ondervindt, waarlijk indrukwekkende Neder-
laudsche feest op den 12en Mei. Moge het feest van
Middelburg, dat morgen gevierd zal worden, oen niet
minder waardig getuigenis afleggen van de vaderlands
lievende gezindheid en de gehechtheid aan ons konings
huis, die ia onze goede stad zetelen ea moge uit Zeeland's
hoofdstad met vuur de overal weerklinkende kreet
herh-'.ald worden:
„leve «Ie koning!"
i r;:
Een heden verschenen buitengewoon nummer der
Staats-courantbereids per bulletin aan onze lezers alhier
en te VlissiDgen medegedeeld, bevat eene koninklijke
proclamatie, waarin tot het Nederlandsehe volk de op
roeping gericht wordt omnauw met zijn koaing ver-
eecigd, op den tot hiertoe betreden weg voort te gaaD.
Hetzelfde nummer bevat onder vele andere benoe
mingen enz. de toekenning van den titel van graaf aan
mr. R. W. baron van Lijnden, commissaris des konings
in de provincie Zeeland, en de verheffing in den adel
stand van m*. Hfl I. A. den Texburgemeester van
Amsterdam.
Voorts worden benoemdtot ridder-grootkruis der
orden van den Nederlandschen Leeuw de heer mr. A.
baron Macbay, vico president van den raad van state;
tot komman denrs de heeren m*. E. J. A. graaf van By-
landt, voorzitter der eerste kamer en mr. W. H. Dullert,
voorzitter van de tweede kamer der staten generaal
tot ridders de heeren mr. D. van Eek en J. J. van Kerk
wijk, leden der tweede kamer, mr. J. P. R. Tab, secre
taris der voormalige comraisie voor het wetsontwerp op
de calamitenze poldersen H. Engelsman Klsijnhens,
inspecteur over het loodswezen te Vlissingen.
Bij verschillende koninklijke besluiten wordt daaren
boven behalve eenige andere benoemingenbevorderin
gen enz. een afzonderlijk eereteekeo ingesteid voor
allen dio aan de expeditie tegen Atcbin hebben deel
genomen, en worden benoemd tot ridder grootkruis
der mibtaiie Willemsorde de luitenant generaal van
Swieten en tot kommandeur dier orde de generaal-
majoor Verspij ck.
Tot kommandeur der orde van den eikenkroon is
o. a. benoemd de heer jonkheer P. Damas van Citters,
lid van het college van gedeputeerde staten van Zee-
laud; tot groot officieren dier orde de vice-admiraal
F. A. A. Gregory en de burgemeesters van Rotterdam
en den Haag.
In den loop van den dag werd ons uit Amsterdam per
telegraaf het volgende gemeld, dat gedeeltelijk reeds
per bulletin aan onze lezers alhier en te Vlissingen
werd medegedeeld.
Des morgens te 8 uren is aan den koning voor het
paleis op den Dam eene luisterrijke aubade gebracht.
Te half negen uur is de geheele koninklijke familie
naar de Westerkerk gereden, alwaar door den predi
kant Hazebroek een kort toepasselijk woord gesproken
werd. Z. M. is vervolgens met de prinses van Saksen-
Weimar te voet naar do Nieuwe kerk gewandeld.
Aldaar werden de volgende adressen van de eerste
en tweede kamers voorgelezen
„Sire
„Bij de herdenking aan de zoo gelukkige vijf eu twin
tigjarige regeering van uwe majesteit, nadert de eerste
kamer der staten-generaal op dezen dag met dankbare
aandoening den troon van Neêrlands geliefden en ge-
eerbiedigden koning.
„Hoogst gewichtig is het tegenwoordig oogenblik
waarop wijterugziende op de vele weldaden door
Nederland in dit afgeloopen tijdperk genotenonze
eerbiedige buide aau uwe majesteit komen aanbieden.
Het vaderland is die weldaden be venal verschuldigd
aan de trouw, waarmede de grondwet voortdurend is
nageleefd en gehandhaafd.
„Het Nederlandsehe volk sedert eeuwen aan het
roemrijk stamhuis van Oranje verknocht, verlangt niets
vuriger dan den {voorspoed en den bloei van dat door
luchtig huisnaarmate het zich nmwer daaraan ver
bonden gevoelt, mag het te meer het voortbestaan
daarvan wenschen, als een der belangrijkste waarbor
gen voor het heil ook van het nageslacht.
„Op nwc majesteit en op Neêrlands geliefde koningin
ruste steeds 's Hemels ruimste zegen. Met onzen hart-
grondigeu wensch voor beider geluk ea voor het welzijn
der leden van uw huis vereenigt zich voorzeker de
geheele natie."
„Sire
„De tweede kamer der staten-geueraai acht zich ge
lukkig op dezen gedenkwaardigen dag aan uwe majes
teit plechtig en in 't openbaar hare eerbiedige hulde te
kunnen brengen en de gevoelens te mogen uitdrukken
die haar evenzeer als het volk, dat zij vertegenwoordigt,
bezielen. Geheel Nederland, sire, ziet met een diep
gevoel van erkentelijkheid terug op het afgeloopen vijf
en twintigjarig tijdperk van uwer majesteits regeering.
Dat tijdperk heelt zich onder hoogeren zegen, bij de
ongestoorde werking van vrijheidsaderaende staatsin
stellingen gekenmerkt door toenemende welvaart, door
vrede en rust, nergens afgebrokeu dan in Indiëwaar
onder de Nederlandsehe vaan roemrijk gestreden is.