MIDDELBUMSCHE COlfiAM BIJVOEGSEL VAN DJC van Maandag 11 Mei 1874. N° 111. Middelburg 0 Mei. Naar men beweert zou de hertog van Edinburgh, voornemens zijn naar Nederland te komen teneiodo zijn schoonvader den koizer van Rusland af te halen. Het dividend der NederUndsclie bank is in de te Amsterdam gehouden© vergadering van stemgerechtigde aandeelhouders vastgesteld op f 286. Herkozen werden de beer van Heukelomals directeur, en de heerea van Eegben, Reudorp en mp. Dullert als commissarissen. De heer P. Leeuwenburg WBzooouit Heinenoord, komt iu do Nieuwe Rotterdamscbe courant op tegen de bewering van den heer van Zinnicq Bergmannbij gelegenheid der discussie over het wetsvoorstel-van Houten dat de boeren 1° geen kinderarbeid kunnen missen, 2° het zonder kinderen niet op hunne hofstede kunnen volhouden en 3° alleen hofsteden verburen aan lieden die kinderen hebben. Wanneer, 2egt de beer Leeuwenburg, beide eerste beweringen in 't kiesdistrict waarvoor de heer v. Z. B. zitting heeft, opgaan, dan getuigt dit m. i. niet sterk voor een gezonden roaatschappelijken toestand in dat district, en behoort daarin zoo spoedig mogelijk met doortastende maatregelen eeDe verandering ten goede gebracht te worden. Maar inzonderheid het denkbeeld „om alleen te verhuren aan Heden die kinderen hebben" is allerdolst. Jonge, pas gebuwdo Heden uit den boerenstand, die geen landeigenaren zijn, blijven dus daar allen gedurende een zeker aantal jarenwellicht voor altoos zonder broodwinningtenzij ze zich die gaan zoeken buiten den landbouw. Inderdaad, hetzij mij vergund de juistheid en gegrondheid dier bewerin gen ©enigszins te betwijfelenhoe goed bet mij ook overigens aan 't harte doet to vernemen dat de heer van Z. B. zich zoo aan den boerenstand laat gelegen liggen. Althans in mijne omgeving is gelukkig do toe stand geheel anders dan door den heer v. Z. B. ge schetst is. De landbouwers hier in Zuid-Holland hebben er veelal zeer veel tegen kinderen in hou dieDst to hebben. Zoowel in 't belang van het kind als in dat van henzelven wordt dit door ben niet verlangd. Men inoet ten minste al een zeer weinig raenschlievende boer zijn, om koud en onverschillig aan te zieDdat een teedcr, ecbarael gekleed en sober gevoed meisje vau 9 of 10 jircn op een kouden April- of Meidag in een, nu guren, dan weder scherpen noordenwind, afgewisseld door regenvlagen eo hagelbuien, den gau- schen dag op het vlakke onbesehntte wieveld, vaak voor eenige weinige stuivers, staat te werken, zonder zich met den besten wil te kunnen verwarmen. Doch aangenomendat het beter gevoel in den boer zoo totaal verstikt svas-, dat hij oog noch hart voor het arme verkleumde kind had, dan nog zou zijn eigenbe lang bern verbieden, zulke kinderen in zijn dienst te nemen; immers door hunue miudere gehardheid onder ongunstige omstandigheden, kunnen zij, in verhouding tot volwassenen, niet zooveel eu niet zoo goed werk levereu ala laatstbedoelden. En wat betreft het niet verhuren aau lieden zonder kinderen, niet éan voor beeld kan door mij van zoo iets worden aangehaald. De grondbezitter hier in Zuid-Holland vraagt bij het verhuren van zijn laud niet of de boer, met wieu bij in onderhandeling wenscht te treden, al of niet kin deren heeft, en hoeveel. Neon. Hier is de conditio sine ui non: Een goede flinke boer die hecu do waarde voor ziju land wil geven." De minister van financiën heeft bepaald, dat de na volgende ambtenaren bij de administratie der posierijen huuce functiën zullen uitoefenen als volgt, te weten: de commies 2° klasse J. de Vries, ten postkantore te 'aHertogenboschdie der 2® klasse II. Eekbout, ten postkantore te 'b Gravenbage; die der 2° klasse H. van Westten poatkantore to 'e Gravenhagedie der 2® klasse J. W. Vorsterten spoorwegpostkanlore Amsterdam EmmerikBen'.heim; die dei 2® klasse H. H. Costing, ten postkantore te Amslerdam; die der 3S kl»83e F. H. de Meester, ten postkantore te Breda; die der 3* klasse J. C. van Hasselt, ten postkantore to Amsterdam; die der 3e klasse J. A. Secfat, ten postkantore te Gorinchero (lio der 3® klasse A. J. A. baron Mniert, ten postkantore te Leiden; die der 3® klasse H. Helling, ton post kan toro te Haarlem; de surnumerairs P. J.Tn. Voet, ten post kantore te DoesborgkU. van Trojen, ten postkantore te Nijmegen; W. van Oppen Wz., voorloopig ten post kantore to IlarlingenG. K. Wijnenton postkantore te Wageuingen; J. A. van de Velde, voorloopig ten postkantore te MaarssenB. L. van Tienen, ten post kantore te AmsterdamE. Voorby, ten postkantore te Roermond; K. J. L, Bolemey, voorloopig ten postkan tore te den Helder; P. Duitgenius, voorloopig ten postkantore te MeppelA. G. J. GeyseD, ten poatkantore te Bergen op Zoom; J. Schadee, vcorloop'g ten post kantore te 'a Gravenhage; R. W. Twies, voorloopig ten postkantore te Breda; IT. J. C, Jansen, voorloopig ten postkantore te Groningen. Marine en leger. Do aigomeene vergadering der vereeniging van offi cieren tot onderlinge ondersteuning iu geval van over lijden, werd den len Mei te 's Gravenhage gehouden en door 59 leden bijgewoond. De vereeniging verkeert in bloeiendeu toestandzij telt op het oogenblik 1243 leden; de laatste uitkeering heeft /550 bedragen. De volgende wijzigingen zijn in het reglement ge bracht: de officieren der mariniers worden als leden toegelaten; de nieuwe toetredende leden zullen na 1° Juli van dit jaar niet ouder dan 45 jsren mogen zijn; de uitkeeringeo zullen niet meer bedragen dan /"550, en de algemeene vergadering zal voortaan om de twee jaren gehouden worden. Schriftelijke voorstellen van de garnizoenen Hoorn, Leiden, Deventer, 's-Kertogenboscb, Nijmegen en Bergen- op-Zoom werden besproken en afgestemd. De voorzitter deelde mede dat op het verzoek der vereeniging om als rechtspersoon erkend te worden, door den minister van justitie afwijzend is beschikt, op grond dat de vereeniging zoodanige orkenoing niet behoefde om zoo noodig te kunnen procedeeren en lega ten te ontvangen. Het bestuur werd ten slotte bij acclamatie herkozen. Gemengde berichten. In het Eogelsche lagerhuis is een wetsvoorstel van den heer Mundella aanhaugig, strekkende om wijzigin gen te brengen in de wet op den fabrieksarbeid, door eene vermindering van het aantal werkuren, en den leeftijd, waarop kinderen in fabrieken mogen gaan arbeiden, ouder te stellen dan thans is bepaald. Het voorstel is gebaseerd op de onderzoekingen door de officieele gezondheids-commissie in 1872 in de weverijen gehouden. Volgens haar rapport was de sterftoverhou- ding, vooral van vrouwen en kinderen in de weve rijen en bijzonder in de katoen- en linnen-weverijen zeer onrustbarend. Andere takken der wol- en linnenindustrie waren reel minder nadeelig voor de gezondheid. De commissie beveelt als compromis tns- schen Mundella eu de eigenaars van fabrieken een werktijd van 5G uren per week aan, waarvan op ieder van de eerste dagen der week 10 uren eu 6 op den Zaterdag zouden vallen. Den 25e» April jl. werd bij Dimitraki Bey Aiis- tarchi, voormalig gouverneur van Kretadoor een voornaam gekleed heer, die in eene equipage aankwam, een kistje met een sleutel en een brief gebracht. De heer Aristarchi was niet te huis, doch toen hij te huis kwam las hij den brief, waarin hem werd kennis gege ven van do toezending eener som gelds en een ok% fijne tabak. Hierop wilde de heer Aristarchi het kistje openen, doch zoodra hij den sleutel er in stak volgde een verschrikkelijke ontploffing. De toesnellende dienstboden vonden hun meester aan gelaat en han den gekwetst en gebrand op den grond liggen, terwijl zelfs de gordijnen in brand stonden. Omtrent den dader van dezen aanslag is niets bekend. Uit Peru ontvangt de Loudon en China Tele graph verschrikkelijke mededeeliogen omtrent de be handeling van Chineesche en inlandsche koelies, die inderdaad barbaarsch moet wezen. Op ieder der afge legen plantages, ongeveer 200 in getal, worden tns- schen de 150 en 1000 koelies gehouden, dio naar welgevallen worden uitgehongerd, met zweepslagen gestraft en niet zelden gedood. Sinten-generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van Vrijdag 8 Mei. {Nader verslag.) De beraadslagingen werden voortgezet over het wetsontwerp tot wijziging der bepalingen van het burgerlijk wetboek over de beperkte handlichting. De minister van justitie verdedigde het wetsont- weip. llij zette voorop zijn eerbied voor het ouder lijk gezag, dat ook in onze dagen nog groote be- teekenis en kracht beeft; dat de grondslag is van het familieleven, de hechtste zuil van het maatschap pelijk gezag. Die denkbeelden waren en ziju steeds die van den minister. Hij was dan ook bij het ontwerpen zijner voordracht, slechts bedacht geweest op de wegneming van het verregaande misbruik, dat van de beperkte handlichting wordt gemaakt; een misbruik dat niet gelocaliseerd en van velerlei aard is. Daaraan kon niet door enkelej wijziging van art. 484 B. W. een einde worden gemaakt. Daardoor zou niet hel kwaad in zijn oorsprong, maar slechts in een der vormen, waarin het zich openbaart, worden getroffen. Bijv. al belet men do vervreemding van inschrijvingen op het grootboek, het leeuen van geld op onderpand van bezittingen en het misbruik, dat daarbij verkeerde praktijken worden ge bezigd, zal men fuiet kunnen voorkomen. De minister wil dus het kwaad in 't hart aantastenmaar steeds was hetzelfde beginsel zijn richtsnoer. De minister was vau den aanvang overtuigd dat de handlichting in den regel niet moest worden verleend tegen den wil des vaders. Hij meende dit echter niet in de wet te moeten schrij ven omdat ook voor tenia aelatis&e ouderlijke toestem ming niot wordt vereischt. Nu het echter bleekdat zelfs de kamer de bedoeling van den minister verkeerd heeft begrepen meende bij zelfs deze twijfel niet te mogen laten voortduren alsof de wetgevende macht het ouderlijk gezag gering zon tellen. Yan daar de wijziging in het oorspronkelijk ontwerp. De minister verdedigde verder nog het stelsel van partieele herziening die de minister principieel beter acht dan ingrijpende herziening van liet geheel, omdat deze zich te lang laat wachten en inmiddels uit de voortgaande ontwikkeling der maatschappij voortko mende behoeften onbevredigd blijven. Men wilde, bij partieele herziening, dat althans de geheele materie ge regeld werd; maar ieder deel van een onderwerp kan op zich zelf een geheel vormeu. De minister herinnerde hierbij hoe men na lang zoeken en tasten en aarzelen, eindelijk in November 1871 door den heer Heemskerk Az. op het denkbeeld is gebracht van den éenig rationeelen weg, waarlangs men in het misbruikdat van de hand lichting gemaakt wordt, kon voorzien. Die scherpzin nige rechtsgeleerde heeft toen geadviseerd, dat de remedie voor het kwaad niet enkel te vinden was in de wijziging van art. 480 burgerlijk wetboek. Hij zeide, dat als de kantonrechter niet meer verplicht was de handlichting te verleenenzonder eerst de familie ge raadpleegd te hebben, het kwaad zou ophouden. De minister verdedigde verder de noodzakelijkheid der handlichting in 't algemeen, als een middel om de hardheid te temperen van den algemeenen regel voor de meerderjarigheid gesteld. Vrees voor te groote uitbrei ding der rechten van de minderjarigen behoefde niet te bestaan, want de handlichting zelve kan aan beperkin gen ziju gebonden, die een geleidelijken overgang vor men van de beperkte tot de volle handlichting en die ook weder kan worden ingetrokken. Ook bestaat er geen aanleiding strijd te duchten tusschen de rechts beginselen ten opzichte der beperkte handlichting eu die, welke voor de oenia aetatis gelden. Do heeren Bergmannvan Eek, van Lijaden en Gode- froi kwamen daarop nog kortelijk op hunne Donderdag ontwikkeldo meeningen terug, terwijl de heer C. van Nispen in 't algemeen het wetsontwerp verdedigde. De heer Bergmann had Donderdag over het „Christe lijk beginsel" van den eerbied voor vader en moeder ge sproken. De heer Godefroi had hem daarop herinnerd aan de tien geboden. De heer Bergmann antwoordde tbans, dat de tien geboden door het christendom waren bekrachtigd; ware dit niet zoo, hij zou aan die moraal niet gelooven, evenmin als hij de moraal geloofde van het bedrog tusschea Jacob eu Ezau. la dat incident vond de heer van Eek aanleiding tot de opmerking, dat de voorzitter wel wat strenger op zulke beschouwingen mocht letten. Wij begeven ons toch op een zeer verkeerd pad, wanneer hier voor de discussie eene kerkelijke leer tot grondslag wordt genomen. Dit is in strijd met het grondwettelijk beginsel, dat alle kerkgenootschappen gelijke rechten hebben. Nadat de algemeene beraadslagingen gesloten waren had er bij de artikelen nog eene breede gedachtenwis- seling plaats, voornamelijk naar aanleiding vau een voor stel van den heer van Lijnden om de geheele her ziening te beperken tot de artt. 481 en 484 B. W., in den door de commissie van rapporteurs aangt- duiden zin, zoodat enkel op het bestaande misbruik zou worden gelet en het onderwerp zelf, de hand lichting verder onaangeroerd zou worden gelaten. Nadat de minister van justitie evenwel dat voorstel had bestreden, principieel omdat het een geïmpro viseerde en dus onvoorzichtige wijziging zou brengen in het burgerlijk wetboek, en verden ook om zijn inhoud, trok de heer van Lijnden het voorstel in. De verschillende ter herziening voorgedragen artike len werden daarop, met eenige kleine wijzigingen, daarin door den minister gebracht naar aanleiding van opmerkingen van den heeren Wintgens, van Loon en van Baergoedgekeurd, en het wetsontwerp aangenomen met 45 tegen 10 stemmen. Op voorstel van de commissie voor de verzoekschrif ten, werd daaropin strijd met het verlangen van den heer van Eek, omtrent het adres van mr. Winckel wegens zijne uitzetting uit ïudië eu de daarmede in verband staande feiten besloten het neder te leggen ter

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 5