U tbans in tweede lezing een wetsontwerp aanhangig i dat voor dien staat een einde moet maken aan zoodanige bezwaren. De hoofdbeginselen van dat wetsontwerp komen hierop neder. Als een bisschopszetel vakant komt, en de plaatsvervanger b.v. de vicaris-generaal een onbevoegd persoonis en als binnen 10 dagen aan den gouverneur der provincie geen plaatsvervanger is aangewezen of door dezen niet binnej 14 dagen den eed van trouw aan den koning is afgelegd dan benoemt de minister een commissaris, die het gezamenlijke vermogen van bet bisdom beheert en in alle daartoe betrekking heb bende aangelegenheden den bisschop volkomen vervangt. Hij moet rekeniDg en verantwoording van zijn beheer afleggen, die door de opperste rekenkamer moet wor den goedgekeurd. Dsze commissaris fungeert zoolang tot de nieuwe bisschop benoemd isen de tijd waarop zijn beheer eindigt wordt opeulijk aangekondigd. Zijn betrekking beeft dus eenige overeenkomst inet die van een curator. De beraadslagingen over 1 van dit wetsontwerp werden geopend door den clericalen leider von Reichensperger die het heftig bestreed, doch beant woord werd met een rede van den rapporteurs Gneist, welke luide werd toegejuicht, waarna paragraaf 1 werd aangenomen en ook paragraaf 2die vervolgens in be- bandeling kwam. Gisteren werden de beraadslagingen met de behande ling der volgende paragrafen voortgezet. Daarbij ver klaarde de minister van eeredienst, dat tusschen hem en het hoofd van het kabinet geen verschil van ge voelen heersebt ten opzichte van den gedragslijn die in de kerkelijke politiek moet worden gevolgd. Hij verklaarde voorts, grond te hebben om te onderstellen, dat de Roomscbe curie bereid zou zijn geweest om concessiën aan Zwitserland të doen indien Pruisen in den strijd tegen de kerk alleen ware gebleven. Ver der deelde hij mede, dat behalve den brief van den paus aan keizer Wilhelm, de curie ook nogaanaudere vorsten brieven had gezonden. Deze laatste mededeeling veroorzaakte een levendige sensatie en schijnt den ultramontaanschen afgevaar digde Mallinckrodt aanleiding te hebben gegeven, om te vragen of den minister iets bekend was van een tweeden brief door den paus aan den keizer geschre ven, waarop de minister verklaarde, dat hij daarvan niets wist. Aan de verdere aanneming behoeft men, hoewel daaromtrent geen nadere berichten zijnwel niet meer te twijfelen. De rechtskundige commissie nit den bondsraad heeit dezen voorgesteld, om het wetsontwerp betieffende het burgerlijk huwelijk, zooals dat door den rijksdag is aaDgenoraen, te verwerpenomdat het in verscheidene bondsstaten Diet kon worden toegepast. Overeenkom stig eene door den Wnrtemburgsche vertegenwoordiger voorgestelde motie adviseert de commissie om den rijks kanselier uit te noodigen een wetsontwerp op het burgerlijk huwelijk te willen ontwerpen, dat ia het geheele het rijk kan worden toegepast en beantwoordt aan de bijzondere behoeften van alle staten. Pruisen zal, naar men onderstelt, dit voorstel steunenen deze onderstelling is niet gewaagd, want, terwijl het wel uiterst moeilijk zal zijn om door éen parlementen door éene regeering een wet te doen samenstellendie aan de behoeften van verschillende staten voldoet, zal Pruisen wel zorgen voor het leeuwendeel en althans wel weten te bewerken, dat de wet voor dat land geschikt wordt. Eene beslissing echter in den zin der motie zal waarschijnlijk ook wel naar genoegen van Beieren wezenalwaar men op bet punt van de bur gerlijke wetgeving nog al gevoelig is. In de Oostenryksche kamer van afgevaardigden is door den beer Heilsberg een voorstel gedaan, dat zeker wel heftige bestrijding van de zijde der Hon- gaarsche leden zal ondervinden en, althans oogenachijn- lijk, geen andere bedoeling kan hebben dan om de suprematie vao bet Daitsche element in de monarchie te bevorderen. Hij wil namelijk dat de verkiezing der leden van de delegation in plaats van in verhouding tot de vertegenwoordiging der enkele landen zal plaats hebben uit de geheele kamer. Zooals men weet ia de oeconomiscbe toestand in Oostenrijk geruimen tijd reeds zorgwekkend, zoodat indertijd de keizer, vóór zijn vertrek naar St. Peters burg daarop de aandacht van zijn ministerie vestigde. Gisteren werd de minister van financiën over dit punt geïaterpelleerd, die in antwoord daarop verklaarde, dat de regeering het ernstige van dien toestand volko men inziet, maar zich niet kan begrijpen hoe de vroegere overschatting der krachten van bet kapitaal nu eens klaps bad plaats gemaakt voor een niet gerechtvaar digd wantrouwen in en cene miskenning der oeconoinische krachtendie men veel te laag schat. De regeering zal alles wat haar mogelijk is aanwenden tot verbe tering in den toestand. Daar de kamer dit antwoord van den minister voldoende achtte werd het voorstel om een debat te openen naar aanleiding der interpel latie met 126 tegen 70 steromen verworpen. Mac-Mahon is te Tours geweest en werd aldaar met groote feestelijkheid ontvangen. Hij heeft den eersten steen gelegd voor de nieuwgebouwde kazerne maar de luchtkasteelen der politieke tinnegieters geheel doen in duigen vallen, daar hij zelfs niet de kleinste toe spraak heeft gehouden, die eenig licht zou kunnen verschaffen ten aanzien van do politieke denkbeelden der regeering-, hij heeft zich bepaald tot korte dank betuigingen voor de wijze waarop bij is ontvangen, heeft een gift ten behoeve van de armen geschonken, maar beeft niets gezegd wat de gespannen politieke nieuwsgierigheid kon bevredigen. In de geruchten om trent de voornemens der regeering en de plannen der partijen blijft dan ook niet alleen de grootste verwar ring heerschen, maar deze neemt met iederen dag zelfs toe, zoodat zij een doolhof wordt, waarin men zelfs niet met een Ariadne-draad den weg kan vindeade bladen van dezelfde richting verkondigen zelfs de meest uiteenloopende denkbeelden. Maarschalk Serrano en admiraal Topete zijn giste ren te Santander aangekomenen zouden zich van daar naar de hoofdstad begeven. Generaal Concha is benoemd tot opperbevelhebber vati het leger van bet noorden. Te Bilbao zijn reeds belangrijke transporten van levensmid delen aangevoerd. Volgens berichten van den gouverneur van Lerida warende Carlistentengevolge van de bij Bilbao gele den nederlaag zeer ontmoedigd en vertoonde zich in de provincie geen enkele bende meer. In Andalusie, Valencia en Nieuw Castilië hebben nog ontmoetingen tusscben de regeeringstroepen en Carlis- tische benden plaats gehad doch zijn allen ten nadeele van deze laatsten uitgevallen. Diplomatieke verwikkelingen. De Duitsche bladen, vooral de regeeringsgezinde, zijn zeer verstoord op den heer von Arnim, omdat hij kritiek heeft durven uitoefenen op de politiek van von Bismarckin zijn laatston brief aan den heer von Döllinger. Zooals bekend is werden voor eeuigen tijd in de Wiener Presse eenige stukken openbaar gemaakt, die door den heer von Arnim tijdens het onfeilbaar heidsconcilie te Rome werdea geschreven en waarin hij zijne denkbeelden uiteenzette over de gevolgen der afkondiging van het dogma der onfeilbaarheid. Die denkbeelden zijn door de gebeurtenissen gebleken zeer juiste voorspellingen te zijn geweest, en hebben dus bijzonder de aandacht getrokken. Daarop volgde in een Duitscb blad de mededeeling der „instructies" aan graat Arnim als gezant te Rome gegeven, waarin ech ter niets bijzonders stond, doch door de Norddeutsche Allgemeine Zeitung werd vervolgens een door graaf Arnim den 14en Mei 1869 „geheel vertrouwelijk" be richt openbaar gemaakt, waarin by den strijd over de onfeilbaarheid een kleiugeestigen woordenstrijd noemde, die geen invloed op de houding der regeeringen moest uitoefenen. Hij zou het betreuren waaneer dezen zich mengen zouden in den strijd over leerstellingen. Tevens sprak hij daarin op mioder vleienden toon over Döl- liDger. Dit laatste stuk heeft den heer von Arnim aanleiding gegeven een brief aan Döllinger te schrijveD, om aan dezen opheldering te geven ten aanzien van den toon waarop in dat stuk over hem werd gesproken en van de openbaarmaking daarvan. Tevens gaf hij Döllinger vrijheid dien brief, indien hij dit mocht wenschen, publiek te makenwat deze deed. Von Arnim keurde daarin de politiek van von Bismarek min of meer af, en nu brak de storm in de dagbladen tegen hem los. Te Berlijn aangekomen schreef by een brief in de Spenersche Zeitung waarin hij verklaartdat de stukken in de Wiener Presse niet door hem en geheel buiten zijne voorkennis zijn openbaar gemaakt. Wie de hand daarin heeft gehad zegt hij behoeft hij niet te onderzoeken. De openbaarmaking der „instructies" Iaat hij ook buiten quaestie, maar die van het bericht van 14 Mei 1869 noemt hij geheel in strijd met de tradition niet slechts van de Pruisische, maar ook van elke diplomatie. Hij constateert slechts dit feit, zonder het te 1 willen kritiseeren. Hij was slechts eenige opheldering aan Döllinger verschuldigd en moest het aan dezen over laten daaraan openbaarheid ts geven nu de krenking ook openbaar was gemaakt. Hij dankt den heer Döl linger dat hij dat deed, omdat de brief niets behelst wat hij zou wenschen te herroepen of weg te rede- neeren. De „polemiek" met den verantwoordelijken leidsman der politiek zegt hij is bij het lezen van den brief er in geschovenniet er uit gebaald. Bij een andere gelegenheid zal hij daarop terugkomen. Voor ditmaal is het hem genoeg te constateerendat niet hij het is, die in het openbaar begonnen is over politiek te spreken. Hij was gedwongen tegenover een man dien hij hoog vereert zijn gedrag in het rechte licht te plaatsen. Als deze voorstelling juist is en er is nog geen reden om dit te betwijfelen dan moet men erken nen, dat niet graaf Arnim de schuld draagt van het tegenwoordige incident in de Pruisische diplomatieke wereld, maar alleen hij die bet „geheel vertrouwelijke" bericht van den Pruisischen gezant te Rome van 14 Mei 1869 heeft openbaar gemaakt of doen maken. Bij het bestaande verschil van opinie ten aanzien van de ker kelijke politiek tusschen den rijkskanselier en graaf Arnim is het best mogelijk, dat eerstgenoemde gretig een middel beeft aangegrepen om zijn tegenstander in een ongunstig daglicht te plaatsen en eene polemiek uitte lokken, die wellicht aanleiding zou kunnen geven tot de verwijdering van den heer von Arnim uit de diplomatie. De toon waarop de officieuse organen zich uitlaten getuigt maar al te zeer voor de ontevredenheid van von Bismarek, en de Kölnische Zeitung heeft zeer scherp het gebrek aan insubordinatie van den heer von Arnim gehekeld en verzekert, dat de openbare meening aan de zijde van den rijkskanselier staat. Dit is trou wens zeer Datuurlijk. In Pruisen beeft iedereen onge lijk die met Bismarek in conflict komt. Waarschijnlijk zullen de latere mededeelingen van von Arnim nog wel meer licht verspreiden. Hoewel in de politieke kringen te Berlijn nog steeds de overtuiging heerseht, dat graaf Arnim zijn gezant- schapspost zal verliezen schijnen toch de laatst open baar gemaa'te stukken het oordeel ten zijnen opzichte eenigszins te hebben gematigd. Zelfs de Kreutz-Zeitung, die den graaf nog al is bard gevallen, keurt een openlijke polemiek over diplomatieke dienstzaken zeer af, en erkent dat het voor graaf Arnim een verzach tende omstandigheid is, dat hij zich in een toestand van noodweer bevond, terwijl eene regeering verplicht isom hare ambtenaren in bescherming te nemen tegen aanvallen in de officieuse pers. Met deze meening stemt zelfs de zoo regeeringsgezinde Kölnische Zeitung in, terwijl zij tevens de hoop uitspreekdat een zóo talent vol staatsman als de heer von Arnim is, niet voor het openbare leven zal verloren gaanen ook niet in Corialaanschen toorn zijn wapenen tegen het vaderland zai keeren. Zaterdag had de diplomaat nog geene ontmoeting met von Bismarek of den keizer gehad, doch wachtte op eene audiëntie bij laatstgenoemden. Hij zelf moet volstrekt nog niet overtuigd zijndat hij zijn ontslag zal krijgen, daar hy aan verschillende personen zijn voornemen had te kennen gegeven om als hij te Konstan- tinopel was zijne familie uit Parijs te gaan afhalen. ik'rtïjömgm. Heden morgen is van Vüssingen vertrokken het Ne- derlandsch kofschip Maria Christina, gezagvoerder A. N. de Vroege, in ballast naar Engeland. ijtmïicisl>crici)tcn. Graanmarkten enz. Amsterdam, 6 Mei. Raapolie op zea weken f 35. Lijnolie op zes weken f 344. Prijzen van etfecten. Amsterdam 6 Mei. Nederland. Certific. Werkelijke schuld. 2j pet. 594- dito dito dito .3 70$ dito dito dito 4 934 Aand. Handelmaatschappij 44 1394 dito exploitatie Ned. Staatssp. België. Certificaten bij Rothschild *2$ Frankrijk. Inschrijvingen3 dito5 Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 100$ dito Hope C°. 1855 6e serie 5 87$ dito f 1000 18645 100$ dito f 1000 18665 100$ dito L. 100 18725 984 Loten 18665 266 Oblig.Hope&C°.Leenïng 1860 44 93$ Certific. dito4 Inscript.Stieglitz&C0.2ea4L. 4 76$ Obligatiën 1867—69 4 81$ Certificaten6 49$ Aand. Spoorw. Gr. Maatsch. 5 2434 Oblig. dito4 Aand. Baltische spoorweg 3 126 Obl. spoorweg Poti-Tiflis 5 98$ dito dito Jelez Orel 5 984 dito dito Cbarkow Azow. 5 96$ Polen. ScbatkiatobUgatiën 4 79$ Oostenrijk. Oblig.metall.inzilverJan./Juli. 5 64$ dito dito April/Oct. 5 65 dito in papier Mei/Nov. 5 60-flj dito dito Febr./Aug. 5 Aand. Nation, bank 3 1022 Hongarije. Schatkistbiljetten 6 Italië. Certific. Amsterdam 5 59$ Spanje. Obfigatiëu Buitenl 3 13 dito Binnenlandsche 3 14$}. Portugal. Obligatiën3 43$ Turkije. Inschrijving Alg. schuld 5 42$ Egypte. Obl. 1868 1 76$ dito 1873 7 67$

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 3