Uuitcidanö. het woord van den heer Mijer van toc^saing ;s, die voor zijn plaats Demeu aan de groene tafel al» reden opgaf, dat de stoelen ledig waien. Hij verlangde dus politieke programma's opdat het politiek leven in een fiisseher phase kome en de strijd van personali teiten opbonde. De heer Gratama, hoewel indertijd sterk tegen het Kusttractaat, erkende thans al het'voordeelige der ge volgen van het Sumatra-tractaat, hetwelk 't best bewe zen werd door de oppositie, die bet in Engeland bij de natie had gevonden. Hij wees op de scboone toe komst die Atchin onder ons beheer voor onzen handel en onze betrekkingen wacht. Hij roemde zeer de énergie en do krachtsinspanning van den minister van koloniën, die daden heeft verricht, welke aan de beste tijden onzer voorvaderen herinneren. Dat er leilen waren begaan, was mogelijk, maar men moet op het voortreffelijke van het geheele beleid letten en de ver schillende moeilijke omstandigheden niet voorbijzien. Het schitterend succes vergoedt al de fouten. Deindruk daaivan in Indië en iu liet buitenland is reeds al de gebrachte offers waard. Keurde men desniettemin het beleid af, dan behoorde een votum te worden voorge steld. Ook hij beriep zich op de exeepticneele verplich tingen van eene koloniale mogendheid, die haar het recht tot annexatie kunuen geven. Eerst wanneer de toestand daar zal zijn, waaronder de volken naar Euro- pcesche instellingen kunnen worden geregeerdzal onze heerschappij kunnen eindigen. De heer Insinger herinnerde, naar aanleiding der provocatie van een votum vau wantrouwen, dat de interpellation niet altiid gekomen zgo van den kant der oppositie. Beweerde men dat zij van de zaak een wapen tegen de regeering beeft gemaakt, dan moest men haar dat wapen uit de handen 3laan en voldoen aan de herhaaldelijk door de regeering tot verschillende liberale leden gerichte uitnoodiging oiu een votum uit te lokkeo. Tot dusver was men zorgvuldig in gebreke gebleven. Der oppositie moest mea overlaten harerzijds den tijd en de gelegenheid voor een votum te kiezen. Stelde de mini8terieele partij geene motie voor, dan reser veerde hij zich dat iDtusschen nu of later te doen. De heer Fabius trachtte de gevaren, de treurige en ellendige gevolgen eener annexatie van Atchin te schet sen, vooreer9t wegens de positie van het land, die een guerilla oorlog zou noodig maken, en verder met een beroep op de historic van de aDnexatie-zucht van den eersten Napoleon in Spanje en Rusland en van Napoleon III in Mexico. De minister van buitenlandsche zaken lichtte nader de redenen toe, welke uit ee.n internationaal oogpnnt geheimhouding vorderden, zeer tegen het eigen belang der regeering, war.t hij bield zich overtuigd, dat de schitterende rede van den minister van koloniën, Zater dag gehouden een zeer heilzamen indruk zou hebben teweeg gebracht. De minister van koloniën verdedigde zich tegen het verwijt dat hij niet altijd oprecht zou zijn geweest jegens de vertegenwoordiging. Hij heeft altijd mede gedeeld wat hij wist, maar men meest op de omstan digheden letten. De minister deelde den heer Nierstrasz mededat het advies van 1870 van den raad van Indië vobtrekt niet in strijd was met de destijds door de regeering gevolgde politiek. Wat de kritiek over het beleid van van Swieten betrefttegenover het buiten land en het binnenland was zij een wanklank bij al wat men van die grootsche figuur heeft gezien. Diens politieke eiscben waren in den aanvang zeer gematigd, maar de minister trachtte aan xo tooDen, dat hettrac- taat met Boni nagenoeg gelijke strekking had als het Siak-tractaat. Wat de opmerking van den heer Stieltjes betreft, de miniBter .aarzelde niet te verklaren, dat hij Zaterdag dien spreker alleen had verzocht niet iu 't publiek land- en zeemacht te denigreeren. De minister beantwoordde ten slotte breedvoerig de eerste vraag van den heer Heydenrijck en las vooreen brief van den heer van Swieten aan den gouverneur- generaal waaruit bleek dat men in Indië 's ministers bedoeling jnist had opgevat in dien zin, dat voor shands nog eene afwachtende houding zal worden gevolgd en van den loop der omstandigheden afhan kelijk zal worden gesteld of alsnog een tractaat met groot-Atchin kan worden gesloten. Eene blijvende vestiging is in elk geval noodig. De minister oordeelde het derhalve niet noodzakelijk in de aanvankelijk ge geven instructie iets te wijzigeD. Over het beleid zelf van de regeering, zeide de minister teu slotte kan verschil bestaan, maar wan- netr men mee it dat de regeeriüg niet zou zijn serieus of dat zij niet weten zou wat zij wil, dan behoorde men daarvan te doen blijken door een votum. De heer Godefroi betoogde dat het op den weg der oppositie ligt om, zoo zij de regeeringshandelingen afkeurt, een votum uit te lokken. Zij toch had het debat geprovoceerd en moest er eene practische beslis sing volgendan behoorde zij haar uit te lokken. Doet zij dut nietdan bevestigt zij het oordeel van de heeren Heydemijck en van Houten, die niet gewoon zijn het minis', er ie te vleiendat het kabinet versterkt en de oppositie verzwakt uit het debat is getreden. De heer van Zuylen betwistte die stelling en deed uitkomen dat de omstandigheden op dit oogenblik niet wettigen een blaam op de regeering tegenover het bni- tetlaud te leggen, nu de aard der geheele interpellatie door de overlegging van stukken en nieuwe verkla ringen was gewijzigd. Nadat taascben den heer Stieltjes en den minister nog kort van gedachten was gewisseld, werden de beraadslagingen en de interpellatie hiermede geslote.j. De kamer heeft den heer Messchert van Volionhoven, op diens verzoek om redenen van gezondheidontheven van het lidmaatschap der commissie van eiiqnête naar den toestand der handelsvloot. Zitting- van 'Woensdag 22 April. [Per telegraaf.) De kamer heeft zich met 45 tegen 16 stemmen veveenigd met de conclusie van het rapport der com missie, benoemd om verslag uit te brengen over de uitzetting van tm. Winckel uit Indië. Een amendement van de heeren Mirandolle en van Houten strekkende om het besluit van den gouverneur-generaal onwettig te verklaren, kwam hierdoor te vervallen. De kamer keurde vervolgeus de voorgestelde con- clusiën betreffende de Curagaosche aangelegenheden goed. Hierna is de beraadslaging over den spoorweg naai den hoek van Holland aangevangen. Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van Dinsdag 21 April. Voorzitter de heer Winkelman. Afwezig de heeren Laernoes en Scbraverbeiden met kennisgeving, de laatste wegens ongesteldheid. De notulen van het verhandelde in de zitting van 11 en 25 Maart worden na voorlezing goedgekeurd. Voor kennisgeving worden aangenomen: a eene missive van gedeputeerde staten van Zeeland, houdende bericht van goedkeuring van het besluit aan gaande de weezen verpleging*, b een brief van den heer van Reijnhoudende kennisgeving dat hij zijne benoeming als lid der com missie van de leenbank aanneemt; c eene missive van gedeputeerde statenmet bericht van goedkeuring van het raadsbesluit tot uitgifte van grond in erfpacht aan Monjé; d idem betreffende de geldleecing van f 200,000; e het verslag der kamer van koophandel en fabrieken; eene dankbetuiging van den heer van Sprang voor zgne benoeming tot opwinder der klokken; g eene missive van gedeputeerde staten, houdende bericht van goedkeuring der gemeentebegrooting voor 1874. De zitting gaat over in eene met gesloten deuren. Na de hervatting der openbare werkzaamheden is aan de orde de behandeling der bezwaarschriften tegen het kohier van den boofdelijken omslag, waaromtrent de volgende besluiten worden genomen: het verzoek van den zeeloods J. A. van Hoeke is aangehoudendat van de wede. Roelofs, om van de 2e naar de 1<= klasse te worden overgebrachtis afgewezenA. Brielsman is van de 3e naar de 2e klasse overgebracht; het verzoek van W. Brielsman om van de 4" naar eene lagere klasse overgebracht te wordenis afgewezeudat van A. Schra- ver, om van de O naar de 5e overgebracht te worden, is toegestaan; dat van J. Willemse, om van het kohier geschrapt te worden, is afgewezen; G. van Boven is van de 4C naar de 3e klasse overgebrachtde verzoeken van B. Stofkoper en M- Hendrikse, om vermindering van aanslag, zijn afgewezen. Het kohier wordt daarna vastgesteld, met inachtneming der noodige wijzigingen. De heer J. I. P. Hector verlaat de vergadering. Vervolgens komt in behandeling het reglement van orde voor het gasthuis. Iu een der artikelen van dit reglementdoor regen ten voorgedragenwordt bepaald dat de vergaderingen van het college van regenten zullen geopend en geslo ten worden met gebed en dankzegging. De heer de Kruijff kon zich hiermede niet vereenigen. Dit is zijns inziens nog iets uit het jaar 1500. Dat voorlezen van een formuliergebed, van een plankje, beteekent niet veel. Bovendien zijn in het college verschillende gods diensten vertegenwoordigd. -- De heer Ockers merkte op dat het een formuliergebed is, hetwelk door de leden van elke gezindte gerust kan aangehoord worden. Re genten hebben de opneming in het reglement verlangd. In het reglement voor het weeshuis is het voorschrift daarentegen niet opgenomen. De heer Pot is het volstrekt niet eens met den heer de Kruijff, dat het ge bed zou thuis hooren io de 16e eeuw. Het openen der vergadering met gebed en het sluiten met dankzegging is bij dergelijke gestichten juist iets eigenaardigs. Naar zijne meening zou het een gevaarlijk antecedent zijn als men het gevoelen van den heer de Kruijff aannam. De God van het jaar 1500 is ook de God van heden. Hij is dus voor het behoud der bepalingen. In het tegen overgestelde geval zou bij tegen het geheele reglement stemmen. Ook de heer van Uije Pieterse kan het gevoe len van den heer de Kruijff niet deelen, te minder nu de wensch naar gebed en dankzegging van het college van regenten zelf is uitgegaan. De heer J. G. Hector was het met den vorigen spreker volkomen eens. Bovendien merkt hij op dat in het Fransch gezegd wordt Fhopital de Dieu; dat ook de koning zijne staatslieden beveelt „in Godes heilige bescherming," dat in het Fransch ook gesproken wordt van l'an de gracehet jaar der genade, enz. De heer Kleijnhens, hoezeer evenveel waarde aan gebed en dankzegging toekennende als de heer Pot, is het met den heer de Kruijff eens dat soortgelijke verga deringen in onzen tijd niet meer met gebed geopend en met dankzegging gesloten bebooren te worden. Daar het evenwel een onschuldige gewoonte is en het college zelf het behoud daarvan verlangt, is hij er voor het artikel onveranderd te laten, waartoe wordt besloten. Art. 14 bepaalt dat een voorstel bij staking der stem men beschouwd wordt als vervallen te zijn. De heer J. G. Hector zou in dergelijk geval liever den voorzitter een beslissende stem toekennen, doch maakt daarvan geen voorstel Het geheele reglement van orde wordt ten slotte goedgekeurd met al?emeene stemmen op éen na, die van den beer de Kruijff. Vervolgens is aau de orde het reglement van orde voor het weeshuis. Bij de algemeene beraadslagingen daarover zegt de heer Pot, dat hij met leedwezen in dit reglement heeft gemist wat in dat voor het gasthuis staat, namelijk dat de vergaderingen van het college van regenten met gebed en dankzegging geopend en gesloten zullen worden. Dit maakt zijns inziens een mal figuur en staat gelijk met twee schepen die van dezelfde reederij zijn, maar onder twee verschillende vlaggen varen. Hij zou dan ook gaarne dezelfde bepa ling in dit reglement opgenomen zien, daar hij gebed en dankzegging voor beide colleges even gewichtig acht. Naar zijne meening zijn regenten niet bevoegd, om zoodanige bepaling uit het reglement te doen vervallen. De voorzitter achtte het wenschelijk regenten in dit opzicht geheel vrij te laten, doch de heer Pot kon zich hiermede volstrekt niet vereenigen, want zoodanige vrijheid beschouwde hij als het openzetten van een ge vaarlijke deur; de opvoeding der weezen zou onder zoodanige vrijheid kunnen lijden. De heer van Uije Pieterse is het thans niet eens met den heer Pot, daar regenten het voorschrift van gebed en dank zegging niet verlangen; Men moet behoefte gevoelen om te bidden, maar men moet daartoe niet gedwon gen worden. Dit was ook het gevoelen van den heer Kleijnhens. Zou de heer Pot denkenvraagt hij, dat het een goeden indruk zou maken als men tegen regenten zeide: Gij zult bidden? De heer Pot moge beweren dat regenten niet bevoegd zijn om te bepalen of zij al dan niet bidden willen, maar hij moet die onbevoegdheid eerst bewijzen, en doet de heer Pot dat niet, dan heeft hij een woord gesproken dat hij niet verantwoorden kan. De heer J. G. Hector meent ook dat de gemeenteraad het recht niet heeft, aan regenten eene dergelijke verplichting op te leggen. De lieer Ockers hoopt dat het artikel onveranderd blijve, ten genoege van regenten. Aldus wordt be sloten. Bij het artikel van dit reglement waarin ook wordt bepaald dat bij staking van stemmen een voorstel ver valt, opperde de heer J. G. Hector dezelfde bedenking als bij het reglement van orde voor het gasthuis. Hij wees er opdat ook in de vergaderingen van burgemeester en wethouders bij bet staken der stemmen over zaken de stem van den voorzitter beslist, over eenkomstig de bepaling van art. 92 der gemeentewet. De heer van Uije Pieterse erkent thaDS de juist heid der opmerking van den heer Hectordie hij aanvankelijk bad betwist; doch zijns inziens had de heer Hector beter gedaan den gemeenteraad tot voor beeld te kiezen, waarin bij staking van stemmen op gelijke wijze gehandeld wordt als in deze reglementen van orde is voorgesteld. De heer Ockers wilde het artikel onveranderd latenaangezien het college thans uit een oneven getal leden bestaat, zoodat staking van stemmen wel Diet zeer dikwijls zal voorkomen. Het reglement werd ten slotte goedgekeurd met algemeene stemmen op éen na, die van den heer Pot. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt besloten aan den gemeente geneesheer ook op te dragen de behandeling der verpleegden door het algemeen armbestuur, en de traktementen dier beide betrek kingen, ad f 3C0 en f 250, te vereenigen, zoodat de jaarwedde van den gemeente-geneesheer thans 550 bedraagt. Een voorstel vau den heer Ockers om bet traktement op f600 te brengen, werd met 9 tegen 3 stemmen verworpen. Vóór stemden de heeren J. G. HectorOckers en de Kruijff. Het genomen besluit treedt met 1 Mei a. in werking. Het reglement van orde voor de regentessen van het weeshuis wordt onveranderd goedgekeurd. {Vervolg in een volgend nomier.) Algemeen ovorziclit. De quaestie over de militaire organisatie is thans in den Dnitschen rijksdag voor goed uitgemaakt. Het daartoe strekkende wetsontwerp werd eergisteren in derde lezing behandeld en, zonder dat belangrijkedis- cussiën werden gevoerd, aangenomen met 214 tegen 123 stemmeD. Bij de beraadslagingen over 1 werd het standpunt der Fortschitspartcidie zich ook nu grootendeels tegen het wetsontwerp verklaarde, met het centrum, de Poleo en de socialisten- door Schultze Delitsch verdedigd. Na gezorgd te hebben voor een machtig leger tegen over den buitenlandschen vijandwil de regeering zich nieuwe wapenen verschaffen tegen den binnenland- schen. Na het wetsontwerp op de legerorganisatie was dat houdende strafbepalingen tegen geestelijken, die na uit hun ambt ontzet te zijn dit toch nog blijven uitoefenen, aan de orde. De hoofdstrekking van dit wetsontwerp isom aan weerspannige geestelijken na hunne ontzetting uit bun ambt het verblijf in sommige plaatsen te kunnen ontzeggen en anderen als hun ver blijfplaats te kunnen aanwijzen. Ook kan de burgerlijke autoriteit zulk een geestelijke van zijn burgerschaps rechten vervallen verklaren zonder dat een nieuwe rechterlijke handeling noodig is. Gelijke machtiging is aan de regeering verleend voor het geval dat een geestelijke bij rechterlijke uitspraak veroordeeld is een ambt te bekleeden dat hij niet op wettige wijze heeft verkregen. Deze bepalingen geven echter aan de re- geeriog een zoo buitengewone macht, dat denationaal- liberalen en de leden van de Forlschitlspartei in den rijksdag zich daarmede niet konden vereenigen. Zij hebben een „vrije commissie" gevormd om over deze punten te beraadslagen en voorstellen te doen teneinde

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 2