W^m
1° 80.
MI D DELBURGSCHE
Woensdag
1874.
COURANT.
15 April.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2" Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco ie f 3.5Ö.
Middelburg 14 ApriL
Blijkens een bij de regeering ontvangen telegram van
generaal van Swieten, hebben alle staten op de west
kust van Sumatra van Troemon tot en met Waijlah
de Nederlandscbe souvereiniteit erkend, tengevolge
waarvan de blokkade aldaar is opgeheven.
Door eeDe commissie van twee leden uit den ge
meenteraad van Zaandam, gepresideerd door den bur
gemeester dier gemeente, is een rapport uitgebracht
omtrent bet al of niet raadzame van de opheffing der
bank var. leening daar ter plaatse.
Wij achten, met bet oog vooral op de spoedig te
verwachten beraadslagingen in den Middelburgscbeu
gemeenteraad over dezelfde quaestie, bet niet onbe
langrijk den zakelijken inhoud van dit verslag onder
de oogen onzer lezers te brengen.
Als uitgangspunten voor haar onderzoek heeft de
Zaandamsehe commissie de twee volgende vragen ge
steld
Is de bank van leening voor- of Dadeslig voor de
gemeente?
Kan eene opheffing van de bank zonder krenkiDg
der belangen van bet algemeen plaats hebben?
De eerste vraag wfts gemakkelijk en categorisch te
beantwoorden.
Twintig jaren geleden wierp de Zaandamscbe bank,
na altrek der rente van het kapitaal, nog eenige winst
af. Dat voordeel is gaandeweg verminderd, in schade
overgegaan en in 1872 bedroeg het tekort, ongere
kend nog de kosten van huurwaarde en onderhoud
van bet gebouw, eene som van f 533.24.
Dat verlies, hetwelk inden het tekort met den loop
der jaren in gelijke mate blijft toenemensteeds grooter
zal wordeD, komt, daar de bank geen eigen kapitaal
bezit, geheel ten laste der reeds zwaar gedrukte be
lastingschuldigen.
Wat de tweede vraag betreft, begint de commissie
met op te merken dat in meer dan duizend gemeenten
van ons vaderland geen banken van leening gevonden
worden, dat in den laatsten tijd de neiging tot ophef
fing der reeds bestaande bier en daar, en die tot be
perking van haren werkkring zeer algemeen wordt
aangetroffen.
Het aantal beleend wordende panden werd sedert
het jaar 1867 gaandeweg kleiner. In dat jaar bedroeg
het 31.276 stuks, waarop voorgeschoten werd eene som
van f 74,966.25 en in 1873 was het cijfer slechts 22,934,
voorstellende eene beleeningsom van 64,784.90.
Van belang is de opmerking dat gedurende de laatste
twee jaren meer dan de helft der beleeude pan
den tene waarde bezaten van minder dan twee gul
den en dat in 1872 11,862, in 1873 11,213 panden
(dat is in beide jaren weder bijna de helft) binnen
de week na de inbrenging werden teruggehaald.
Bij deze cijfers voegt de commissie de categorische
verzekering van den boekhouder der bankdie sedert
meer dan eece halve eeuw aan de inrichting werkzaam
is geweest, en welke door haar eigen onderzoek van
de boeken bevestigd wordt, dat het aantal personen,
die van de bank gebruik makeu, niet hooger gesteld
kan worden dan ongeveer 450. Van dezen wonen
ongeveer boDderd buiten de gemeente en het is juist aan
datzelfde honderdtal dut de meeste panden toebehooren,
welke eene waarde van f 10 of daarboven bezitten.
De commissie trekt hieruit het besluit dat de ingeze
tenen der gemeente, die geregeld panden beleeneu, van
de back een zeer verkeerd gebruik maken.
Het zijn dan ook niet, zegt de commissie, de kleine
koopliedendie van de bank gebruik maken. Zoo deze
hulp behoeven, zullen zij ook eiatandiger handelen
door die te vragen bij de hulpbank, waar tegen ge
ringer rente geld geleend wordt en waar de wijze van
afloBsiDg veel meer in hun belang geregeld is dan bij
de bank van leening, by welke het geheele voorge
schoten bedrag in eens uioet worden afbetaald. Die
tot deze zijn toevlucht neemt is de artce of de kleine
werkman. Het moge waar zijn dat tijdelijk gebrek
aaD de eerste levensbehoeften gedurende de ziekte
van het hoofd des gezir.s of gedureude eenigen tijd
wegens gebrek aan werk wel eens hulp duet vinden
bij deze inrichting het moge waar zijn dat de om
standigheid dat sommige werklieden slechts tweemaal
in de maand hun loort ontvangen, hen wel eens in de
noodzakelijkheid brengt om geld op pand te leenco,
maar het aantal vau de hier bedoelden is te klein dan
dat gezegd zou kunnen worden dat om hen de bank
zou moeten blijven bestaan.
De bank van leening behoort dan ook niet te ont
aarden in eene instelling van liefdadigheid. Die naam
wordt er wel aan gegeven in het koninklijk besluit
van 31 October 1826doch hij strookt noch met baren
werkkring, noch met de omschrijving der instellingen
van weldadigheid in artikel 1 der gemeentewet.
Niet met den werkkriog der banken vaD leening, want
zij leenen hare diensten aan allen die tot haar kooien
en onderzoeken niet of de door haar geleende gelden
op de schandelijkste wijze verkwist dan of zij nuttig
besteed worden-, zij onderzoeken evenmin of de perso
nen die zich tot haar wendenrijk of arm zijnhulp
behoevend of niet. Indien de banken van leening in
stellingen van liefdadigheid meeaten wezen of inrich
tingen tot voorkoming vau armoede, men zou niet
moeten leenen tegen ontzettend liooge rente en niet
moeten vergen dat de verschuldigde som in eens met
bijbetaling van rente werd afgelost. Die zich op deze
wijze helpt,, verliest uit het oog dat op de tijdelijke
verlichtingdaaruit geborenmeer bestendige druk
volgen moet. En indien hij nu ook al voorkomt ver
vreemding van een soms onontbeerlijk voorwerp, hij
doe zich wèl de vraag of het voorwerp zelf wel zooveel
geldelijke opoffering waard is, en of hij om zeker
voorwerp te behouden de aanschaffing van evenmin
onontbeerlijke zaken niet tegenhoudt of althaus niet
een andere zaak er voor moet opoffereD.
Banken van leening voorkomen geen armoede, evenmin
als zij in dea regel ved bedeeling terughouden. De
ondervinding bevestigt dit. Van bet gebruik maken
van do bank tot het inroepen van hulp bij kerkelijke
diaconiën of burgerlijke armbesturen, is slechts éeue
schrede, of misschien nog beter gezegd, deze beide
gaan band aan band.
Om te bewijzen dat niet alt tijdelijk gebrek hulp
gezocht wordt bij de bank, maar dat het veeleer ge
woonte is om geld te leenen op pand, legt de commis
sie tabellen over, waaruit blijkt dat iu den zomer, zoo
niet meer, althaus in geen geval minder panden wor
den ingebracht, en in de tweede plaats dat altijd des
Maandags eu Dinsdags de bank twee a driemaal druk
ker bezocht wordt dan dc overige dagen der week.
En indien armoede de toevlucht deed nemen tot de
bank, men zou de zoogenaamde stille inbrengers niet
in dea arm nemen om de panden te beleenen eu te
lossen. Indien bet inderdaad de nooddruitigen waren,
zij zouden de 5 cents die zij voor deze werkzaam
heden aan de hierbedoelde tuaschenpersouen moeten
betalen, wel uitwinnen.
Men beweert echter dat de bank in wezen behoort
te blijven om te voorkomen dat stille pandjeshuizen
worden opgericht of dat de behceftigen in nog erger
handen vallen. Moet de bank echter, vraagt de com
missie, verdedigd worden met bewijzen uit het onge
rijmde? Ligt het op den weg der gemeente om toe
te zien, zoo iemand zijn roerend goed wil verpanden,
dat hij bet doe op de minst nadeelige wijze? Wat de
stille pandjes- of woekerhnizen betreftdaartegen kan
men tóch niet veel doen. Het is zelfs gebleken dat zij
nog zeer welig kunnen tieren naasc openbare banken
van leening. Daarentegen zijn uit verschillende gemeen
ten, waar vroeger banken bestonden, na de opheffing
daarvan, geen klachten over het ontstaan van woeker-
of pandjeshuizen gerezen.
Bovendien is men in verreweg de meeste gemeenten
waar tot' do opheffing is overgegaanvan oordeel dat de
belangen der ingezetenen door de opheffing bevoordeeld,
althans niet geschaad waren geworden terwijl men Der-
gens de behoefte tot weder-opvichting had ondervonden.
Op grond van deze beschouwingen meent de com
missie tot het besluit te kunnen komen, dat do bank uit
het oogpunt der gemeente zeer oavoordeelig is en dat de
ingezetenen haar zeer goed kunnen missen.
Voor de verkiezing van een lid der tweede kamer
in het hoofd-kiesdistrict Appingedam is door de anti
revolutionaire kiesyereeniging Waarheid en recht can-
didaat gestold de heer A. J. Thomassen Thueasink
van der Hoop van Slochteren.
De rijksmiddelen (hoofdsom eu opcenten) hebben
over de maand Maart jl. opgebracht 8,090,883.17j
tegen f 7,785,268.35 in Maart 1873 en tegen eon raming
van f 6,611,350.92. Over het eerste kwartaal van dit jaar
was de opbrengst f 19,992,663.009J tegen f 19,630,217.84
en tegen een raming van f 19,834,052.76.
Het Indisch genootschap te 's Gravenhage heeft, be
halve het telegram van gelukvvensching, aan luitenant-
generaal van Swieten nog een brief gericht ter aan-
vuliing van de korte bewoordingen waarin de eerste
1 gelukwenscb vervat was. „Uwe excellentie aldus
wordt in dien brief onder anderen geschreven gelieve
de verzekering aan te nemen dat het bericht van den
val vau den kratonevenals te voren alie tijdingen,
die ons nieuwe voordeeleudoor uwe wapenen behaald,
mededeelen, ons in buitengewone mate heeft verheugd.
Wel tracht de nooit slapende oppositie en partijgeest
het gewicht dier overwinningen te verkleinen, maar
uwe excellentie zij verzekerd, dat tegenover bet getal
der weinigen, die den onvermijdelijk geworden oorlog
tegen Atchin gebruiken als een middel om andere
doeleinden te bereikenstaat dat van vele andereu,
die uw bericht „dp kraton is ons" met vreugde ver
namen enmet instemming der slotwoorden van uwe
depêches, herhaalden: „Koning en vaderland zij geluk
gewenscut met deze overwinning." Zij toch beschou
wen den val van den kraton als het begin van het
einde van den krijg, die door 's vijands bardnekkigen
weêrstand welke ons bewondering afperst, groote offers
vordert en langer duurt dan velen in den aanvang
verw?cht bebben. Het behaalde wapenfeit heeft de hoop
op een gunstigen afloop van den oorlog versterkt, een
afloop, die, gelijk wij weuschen, spoedig nabij moge
zijn, opdat uwe excellentie dan, na volbrenging uwer
taak, moge kunnen terugkeeren in den kring van uwe
talrijke vrienden, bovenal in het midden van uw gezin,
dat gij zoozeer liefhobt en ncode hebt verlatenalleen
omdat het vaderland u riep, daar men begreep dat
uwe ondervinding en uw talent noodig zouden zija om
een gunstigen afloop te verzekeren."
Jl. Zaterdag hield het Aardrijkskundig genootschap te
Amsterdam, onder voorzitterschap van professor Veth,
zijn vierde algemeene vergadering. Ook Z. K. H. prins
Hendrik, beschermheer van het genootschapwas tegen
woordig en gaf bet photographisea portret van freule
Tinne, de Nederlandsche reizigster in Afrika, ten
geschenke, hetwelk dadelijk werd opgehangen.
Uit het verslag van den secretaris bleek, dat het
ledental van 297 tot 360 geklommen is eu bet getal
kaarten en atlassen van 70 tot 300.
De ontvangsten hebben f 1602.55, de uitgaven f 1000
bedragen, zoodat een saldo van /"6Ó0 in kas is. Deze
gunstige toestand is evenwel, volgens den voorzitter,
niet gunstig genoeg om het genootschap iets degelijks
tot stand te doen brengen.
De beer N. W. Posthumus hield eene voordracht over
freule Tiune en over het nut barer reizen voor de weten-
De voorzitter gaf een overzicht van het gebeurde op
aardrijkskundig gebied in 1873, waarna prins Hendrik
nog het woord voerde en uitweidde in lof over bovenge
noemde reizigster.
Bij ministerieele beschikking is, met ingang van 1
Mei a., lot tweeden klerk bij het departement van
koloniën (koloniaal etablissement te Amsterdam) be
noemd de heer W. Kuyper te Amsterdam.
Oewoeiuiugeu en besluiten.
RIDDERORDEN. Vergunning verleend aan J. Th. Witt-
kampf, te Schiedam, tot het aannemen en dragen der
versierselen van ridder der orde van Santa Rosa, hem door
den president der republiek van Honduras geschonken.
EERETEEKENEN. Vergunning verleend aan mejuffrouw
S. Hudig, te Rotterdam, tot bet aannemen en dragen
van het kruis van verdiensten voor vrouwen en jonk
vrouwen haar door Z. M. den Dnitschen keizerkoniug
van Pruisen, geschonken.
RECHTERLIJKE MACHT. Eervol ontslag verleend, op
verzoek, aan mr. W. van der Os als griffier bij bet
kantongerecht te Vlissingen.
8CHDTTERTJEN. Eervol ontslag verleend, op verzoek,
aan P. Hoogeboom J.Jz. als 2cn luitenant bij bet 2e ba
taljon rustende schutterij in de provinoie Zeelandonder
gehoudenheid tot bet volbrengen der schutterlijke ver
plichtingen, welke van hem, uit kracht der wet, nog
mochten kunnen gevorderd worden.
MARINE. Eervol onthevenonder dankbetuiging voor
de bewezen goede dienstende kapitein-luitenant ter
zee joDkbeer H. 0. Wichers van de waarneming der
betrekking van inspecteur over bet loodswezen, de
betonning, bebakening en verlichting iu het 3f district
te Willemssord ea hij op nonactiviteit gesteld; terwijl
genoemde betrekking met 1° Mei a. wordt opgedragen
aan den luitenant ter zee le klasse J. Spanjaard.
Onderwijs.
Van 811 April zijn voor bet lager onderwijs alhier
geëxamineerd
8 candidaten voor de akte van hoofdonderwijzer,
waarvan zijn toegelaten 6, t. w.: de heeren J.Bast-