MDDELBURGSCHE
COURANT.
1° 82.
1874.
6 April.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2" Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
Middelburg 4 April.
Uit 'sGravenhage wordt ons, per telegraaf, gemeld,
dat de regeering het voornemen heeft te kennen gege
ven, om zoo mogelijk de exploitatie van de havens
te Vlissingen aan de particuliere industrie toe te ver-
trouwen, en voorts aan haar op te dragen het ma
ken van gebouwen en verdere inrichtingen, alsmede
de bezorging van gereedschappen voor bet gebiuik
der havens en wat verder voor de geheele voltooiing
der werken mocht blijken uoodig te wezen.
HedeD voormiddag heeft de burgemeester dezer ge
meente, jonkheer mr. J. W. M. Schorer, in tegenwoor
digheid van de beide wethouders en andere genoodig-
deü, op verzoek den eersten steen gelegd voor een bij
de loskade aan deze zijde der kanaalbrug alhier te
bouwen victaliewinkel. Alvorens daartoe over te gaan
hield de burgemeester een korte toespraik, waaria bij
de verzekering gaf van de ingenomenheid, waarmede
hij zelf en het gemeentebestuur deze gebeurtenis be
groetten, in de hoop dat niet alleen het belang der on
dernemers, maar ook de welvaart dezer gemeente
bevorderd zullen worden door de oprichting van "ge
bouwen daar ter plaatse, waarnaar reeds sinds geruimen
tijd verlangend is uitgezien. Hij eindigde zijne toe
spraak met een„Leve Middelburgwaarmede de
aanwezigen instemden en dat door een: „Leve de bur
gemeester!" gevolgd werd.
Na do steenlegging bedankte de heer I. de Broekert,
een der ondernemers, den burgemeester en ook de
wethouders voor de eer hunner tegenwoordigheid. Ook
bij sprak de beste wenschen uit voor den bloei van
Middelburg.
Het terrein was, evenals dat van het in aanbouw
zijnde kcffiehuis aldaar, met vlaggen getooid.
In verband met de jongste benoemingen in het korps
van den waterstaat zal worden aangesteld als hoofd
ingenieur in de provincie Overijsel, de heer J. v. d Toorn,
te Gorinchem. Verplaatst wordenvan Zierikzee naar
Gorincbem de heer W. J. S. J. Blomvan 's Gravenbage
naar Zierikzee de heer P. G. Kemper.
Te Utrecht is in eene bijeenkomst van ingezetenen,
alle onder dan 18 jaren, besloten tot het richten van
een adres aan de tweede kamer, waarin zij verzoeken
dat de volksvertegenwoordiging bij de regeling der
lovende strijdkrachten eo met name bij de aangekon
digde herziening der railitiewct, het stelsel van dienst-
vervanging in eiken vorm doe vervallen en dat van
den verplichten persoonlijken krijgsdienst invoere.
Be Arnhemsche courant geeft den raad van op den
aanstaanden 12" Mei toch vooral niet te kwistig te
zijn met particuliere telegrammen aan den koniDg.
Zulk een groot aantal menschen heeft dien dsg het een of
ander te herdenken, de een zijn geboorte-, de ander
zijn trouw-, een derde zijn promotie-, een vierde zijn
benoemingsdag en zoo vervolgens, dat het kennisnemen
van al die berichten den koning wel zeer weinig be
langrijk en feestelijk zou voorkomen.
In den boek-, papier- en kunsthandel van J. H. van
Peursum te Utrecht is een portret in o'eographie van
Z. M. den koning verschenendat naar ons oordeel in
keurigheid van uitvoering zoowel als in getrouwheid
van gelijkenis de meeste der in den laatsten tijd ver
schenen afbeeldingen overtreft. Het is gedrukt bij de
heeren Tresling en O, litographen des koniDgs te Am
sterdam, en kost op carton of op mahoniehouten paneel
gezet /2.50.
Door den uitgever wordt medegedeeld dat het portret
op 's koniDgs last bij Z'. M". photograaf te Yevey in
Zwitserland bestelddoor den koning zeiven
keurd en aan de critiek van bevoegde beoordeelaars
onderworpen is. Eenige kleine veranderingen, op aan
wijzing dier heeren aangebracht, zijn oorzaak geweest
dat het portret niet vroeger het licht heeft kunnen zien.
Onder de vele platen en andere uitgavenmet het
oog op de feesten in Mei ons toegezondenwelker
vermelding alleeD eene veel te groote ruimte in ons
blad zou vereischen, maken wij bij uitzondering melding
van de gedenkplaat, bij den uitgever H. Mijs te Tiel
verschenen, met het daarbij behoorend bijvoegsel van
de hand des heeren J. M. H. Bosman. Be plaat stelt
den koning voor, ep het oogenblik dat hij den eed
van trouw aan het Nederlandsche volk aflegt, met de
koniDklijko woorden„Het is een grootacbe roepiBg
koning van zulk een volk te zgntot onderschrift.
Deze afbeelding is omgeven door de portretten in me
daillons van de negen vorsten uit het huis van Oranje,
die als koningen of stadhouders sedert Willem den
Zwijger de hoogste waardigheid in den Nederlandschen
staat bekleed bebben.
Het bijvoegsel bevat een verhaal van de inhuldiging
te Amsterdam op den 12" Mei 1849, met de rede en
den eed des konings. Voorts eene opsomming der wetten,
welke sedert dien tijd onder verschillende ministeriën
zijn tot stand gekomen benevens eene populaire en be
vattelijke voorstelling van eenige der voornaamste ver
anderingen, welke als de gevolgen dezer wetten in onzen
maatschappelijken en staatkundigen toestand zijn teweeg
gebracht. Met eenige verwondering misten wij daarin
een enkel woord omtrent de groote omwenteling, welke
sedert de uitvaardiging der wet op het middelbaar
onderwijs in dien gewichtigen tak van ons maatschap
pelijk leven heeft plaats gehad.
Het boekje eindigt, na opnoeming van eenige be
roemde mannen nit het afgeloopen vijf en twintigjarig
tijdperk, met eene warme hnldo aan den koning, en
verdient als een doeltreffend en weinig kostbaar middel
om de beteekenis onzer aanstaande feesten aan de
schooljeugd en het volk duidelijk te maken, naar ons
oordeel aanbeveling.
Voor de op te richten Indische brigade, welke uit
43 officieren en 1600 onderofficieren en manschappen
zal bestaan, worden de noodige toebereidselen gemaakt.
De minister van oorlog beeft de medewerking van het
gemeentebestuur te Haarlem ingeroepen voor het ver
krijgen van benoodigde gebouwen of van gemeentegrond
tot oprichting van kazernen.
Z. M. de koning heeft machtiging verleend tot het
toekennen van een extra-subsidie groot f 15.200 aan
de koninklijke academie van wetenschappen, afdeeliug
natuurkunde, tot bestrijding der voor 1874 geraamde
uitgaven voor de waarneming vau den overgang der
planeet Venus voorbij de zon.
Door jonkheer mr. Elout van Soeterwoude, oud-lid
van den raad van state, is uit de nagelaten papieren
van wijlen den minister van staat Elout een belangrijk
werk getrokken dat, onder den titel „Bijdragen betrek
kelijk koloniale en andere aangelegenheden in den raad
van state behandeld", bij den boekhandelaar M. Nijhoff
verschenen is.
In zijne inleiding zegt de afgetreden staatsraad onder
anderen over den oorlog met Atchin„Voorzichtigheid
was hier plicht. Immers, zie ik wel, dan stonden we
voor twee gevaren. Het eene bedreigde Nederland's
onverdeeld gezag, macht en invloed; het andere de
veiligheid in de wateren des geheelen Archipels.
„Een tijdig verhoeden van „faitt accomplish was der
regeering opgelegd. Zij heeft zich daarvan, na ernstig
en gemoedelijk overleg, in het besef harer groote ver
antwoordelijkheid, met beleid en veerkracht gekweten."
Volgens de Kamper courant zouden de heeren Jonck-
bloet en de Roo, sedert de overlegging der Atchinee
sche stukken, drukke besprekingen houden met graaf
van Zuylen en baron van Lijnden. Ofschoon onze
Overijselsche confrater verzekert dat dit feit in de
Haagsche politieke kringen geen geheim is, en hij zelfs
een artikel aan het bedoelde gerucht wijdt, zouden wij
toch bijna geneigd zijn hier aan de van ouds bekende
vruchtbaarheid der stad Kampen in het voortbrengen
van zoogenaamde „Kamper uien" te denken.
ïSenoemingen en besluiten.
leger. Overgeplaatst in rang en ancienneteit bij het
wapen der artillerie van het leger hier te lande de
le luitenants W. C. Willemsen en F. N. Knoch, alsmede
de 2e luitenants J. Bueno de Mesquita, J. R. de Wolff
en J. R. G. de Veer, allen van het wapen der artil
lerie in West-Indië.
Bepaald dat de 2e luitenants de Wolff en de Veer
voornoemd, na hunne overplaatsing, nog gedurende
den tijd van drie jaren iu West-Indië zullen blijven,
als gedetacheerd van het leger hier te lande.
Gedetacheerd bij de landmacht in West-Indië, voor
den tijd van vijf jareD, de 2C luitenant-kwartiermeester
K. F. C. van Vliet Harsveldt van het 7e regiment
infanterie.
Onderwijs.
Uit officieele opgaven is gebleken, dat bet getal
leerlingen op de openbare scholen in de gemeente Fer-
werderadeel (provincie Friesland) sedert de invoering
van kosteloos onderwijs met 521/t pet. is vermeerderd,
terwijl de bevolkiDg slechts een aanwinst van 5\ pet.
aanwijst. Toch heeft de gemeenteraad besloten, om
opnieuw schoolgeldheffing in te voeren.
Voor de betrekking van leer aar in de Fransche
taal en geschiedenis aan de hoogere burgerschool te
Maastricht, opengevallen door het overlijden van den
heer J. P. Dumoulio, is door burgemeester en wethou
ders aldaar voorgedragen de heer F. J. Goemans, hoofd
onderwijzer te Wervershoef bij Medemblik.
Kerknieuws.
Naar wij vernemen zal eerlang alhier eene bijeenkomst
worden gehouden van Zeeuwsche predikanten, keike-
raadsleden en belangstellende gemeenteleden, ter be
spreking der synodale voorstellen.
Op bet drietal ter beroeping van een predikant bij
de Nederduitscbe hervormde gemeente te Nieuw- en
Sint Joosland zijn geplaatst de heeren: P. DeetmaD,to
Nijkerk op de Veluwe, G. W. Locher, te Garderen, en
Kiiosli, hulpprediker te Elberfeld. Daaruit is onmid
dellijk beroepen de heer Deetman.
Marine en leger.
Den 7" dezer zullen van het instructie-bataljon te
Kampen naar de onderscheidene regimenten infanterie
vertrekken 30 korporaals, terwijl tegen den 9" dezer
27 jongelingen zijn aangeschreven, om zich tot plaatsing
aan te melden.
In de Staatscourant van Woensdag is opgenomen
het door den minister van binnenlandsche zaken aan
Z. M. den koning uitgebracht rapport en daarbij be-
hoorende staat betreffende den afloop der lichtiDgvoor
de nationale militie van 1873.
Daaruit blijkt onder anderen het volgende:
Het bedrag dier lichting werd bij koninklijk besluit
van 21 Februari 1873 (Staatsblad n° 33) op 11,000 man
vastgesteldwaarvan 600 voor den dienst ter zee te
bestemmen. Het getal ingeschrevenen, waarnaar bij dat
besluit, volgens art. 2 der wet, het aandeel van iedere
provincie in de lichting is bepaald, bedroeg 31,190 tegen
32,407 in 1872. Het cijfer der lichting stond derhalve
tot dat der ingeschrevenen als 12 B*/100.
Zoo bij de militie te land als bij de zeemilitie zijn
10,875 man ingelijfd, zoodat het getal ontbreken den 125
bedraagt, tengevolge van gebrek aan beschikbare lote-
lingen in vier en tachtig meestal kleine gemeenten. Het
tekort op de lichting bedroeg in 1869 57 op 32,620,
in 1870 70 op 32,805, in 1871 93 op 32,240 en in 1872
91 op 32,407 ingeschrevenen. De vermeerdering van
het tekort op de lichting van 1873 is toe te schrijven