MIDDELBÜRGSCHE COURANT. F 68. Vrijdag 1874. 20 laart. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2«» Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is 3.50. Middelburg 19 Maart. DE BETEEKENIS ONZER OVERWINNING. Zonder vrees voor achteraan te komen kan men thans, nu de eerste meer uitvoerige berichten omtrent de in neming van den kraton tot ons gekomen zijn, met eenigen grond over de beteekenis van bet wapenfeit op den 24en Januari oordeelen. Alle vroegere redenee ringen waren weinig meer dan schermen in de lucht en gaven gemakkelijk tot onjuiste oordeelvellingen, uit verkeerde voorstellingen der plaatselijke omstandighe den geboren, aanleiding. Gewoon Indische toestanden met Europeesche te ver gelijken, heeft men zich den kraton veeltijds voorge steld als eene duidelijk voor het oog waarneembare, goed afgeteekende sterkte, door eenige vóórwerken, als de mi8sigit, Kotta Petjoet enz. verdedigd, doch na de verovering dezer laataten, voor insluiting en voor een geregeld beleg vatbaar. Deze voorstelling was ten deele juistmaar ook slechts ten deele. Het blijkt dat de kraton eene vesting was van aanzienlijken omvang, door eene gedeeltelijk met water gevulde gracht en door aarden wallen omgeven, en door een ondoordringbaar net van hooge heggen en het dichtste kreupelhout (bamboe doerie) bij ia geheel aan het gezicht onttrok- ken. Het bij de troepen bestaande vermoedéfc omtrent de groote verdedigbaarheid des kratons werd^joor die onzichtbaarheid nog versterkt. Werkelijk ware de sterkte dan ook voor geen vermeestering door bestor ming vatbaar geweest. De lange weg der omsingeling en uithongering scheen alleen in staat om de vestiüg tot de overgave te dwingen en de opperbevelhebber, door de reeds geleden zware verliezen nog in zijne ge wone voorzichtigheid versterkt, beraamde in dien zin zijne maatregélen. Die volkomen insluiting was echter voor onze betrekkelijk geringe legermacht geen gemakkelijke taak. Uitgebreide troepenbewegingen, door het van rivieren en struikgewas doorsneden terrein en de vijan dige houding der bevolking bemoeilijkt, waren daartoe noodig en, was de omsingeling eenmaal voltooid, dan moest het geschut in batterij worden gebracht en scheen het twijfelachtig, of geweld en dapperheid ten Blotte wel iets zouden beteekenen in vergelijking met de langzame, maar zekere uitwerking van den honger. Terwijl du onze troepen nog bezig waren met het innemeu der hun aangewezen stellingen, heeft de vijand, misschien onder begunstiging van den nacht, maar zeker onder die van het ondoordringbaar gordijn van den tropischen plantengroei, de sterkte verlaten, waar schijnlijk in oostelijke richting, waar de Atsji-rivier, vlak achter den kraton, eene doorwaadbare plaals bezit, in welker nabijheid onder anderen de weg naar Kampong Brawie gelegen is. De vesting, welker nade ring zoovele bloedige offers gekost had, lag alzoo voor onze troepen open en kon door hen, zonder een man te verliezen, zonder zelfs een schot te doen, ia bezit genomen worden. Het gewicht der inneming wordt daardoor echter niet verminderd, al bestaat er reden om tevreden te zijn dat wij met de betuigingen onzer vreugde niet al te uitbundig zijn geweest. De kraton was de hoofd sterkte des vijands, de zetel van den Atsjineeschen vorst, eene door de bevolking als heilig beschouwde plaats, en indien tot de verovering geen nieuwe stroo men bloeds zijn noodig geweest, heeft de vermeestering der voorwerken offers en blijken van zelfopofferendeu moed genoeg van onze soldaten gevergd om ook in dit opzicht met tevredenheid en trots op de verkregen uit komst te kunnen nederzien. Eene andere vraag is het, welke de beteekenis onzer overwinning voor het vervolg zal zijn, en hier worden wij weder eenigszins van den stelligen grondslag der schriftelijke mededeeiingen tot het onzeker terrein der telegrafische berichten teruggevoerd. Wachten wij ons Ook hier, de toestanden ginds te verwarren met die, welke ons uit eigen aanschouwing bekend zijn. Een eigenlijke zetel van het bestuur wordt in een feodalen staat als Atsji, waar bovendien het centraal gezag in handen is van een minderjarigen sultan en zijne voog den, niet gevonden. Na do hoofdsterkte genomen is kan, in de ontoegankelijke berg- en boschstreken van het binnenland, de oorlog door de vazallen van den sultan nog langen tijd voortgezet worden. Evenmin kan men uit den loop vaa onze vroegere expeditiën tot den waarschijnlijken afloop der tegenwoordige besluiten. Wie het karakter der bevolking van het noordelijk deel van Sumatra, vooral dat der bergbewoners keDt, weet dat wij hier niet te doen hebben met zwakke, gedweeë volksstammen, door dweepzucht een oogenblik tot doods verachting aangevnnrd, doch bij tegenspoed weldra ontmoedigd en na het verlies banner hoofden verstrooid rakende als kat voor deu wind. Men behoeft slechts het volk der Padangsche bovenlanden te kennen om te weten welk een krachtig, werkzaam en fier menschen- ras, geheel verschillend van de trage eu kruipende Javanen en Soendanezen, te midden der trotsche natuur van Sumatra's bergstreken gevonden wordt. Kunnen wij er in slagen dit volk vertrouwen in te boezemen, hen overhalen zich vrijwillig aan ons te onderwerpen, misschien zullen wij er eenmaal onze getrouwste en krachtigste onderdanen in vinden. Hen echter in hnn uitgestrekt land met onze kleine troepenmacht, in hunne ontoegankelijke bergpassen te vervolgen, ware een hopeloos werk en zon op den langen duur den krijg hetzelfde karakter van hatelijkheid en volksver- bittering geven, dat aan den oorlog der Franschen in Tirol, aan dien der Spanjaarden ia ons eigen land en dien der Duitschers in Frankrijk op het laatst eigen is geweest. Wat wij dus door onze vermeestering van den kraton verkregen hebben is voornamelijk het bezit van een vas ten voet op het vijandelijk grondgebied; de gelegenheid om op een, naar wij hopeD, droog en dus betrekkelijk gezond terrein onze troepen te legeren en, van de reeds bestaande sterke positie des kratons en zijner voorwerken gebruik makende, hen tegen een mogelijken aanval des vijands te beveiligen. Dat die aanval wellicht plaats zal hebben, gelijk in het laatste Reater-bericht reeds gemeld doch tot heden niet bevestigd werd, is niet geheel onwaarschijnlijk, doch de kans op eene nederlaag van onze goed gewapende en gedisciplineerde troepen, in eene sterke stelling verschanst, tegenover de ongere gelde benden des vijands is bij alle overmacht des laatsten in getalsterkte al zeer onwaarschijnlijk. Wij kunnen dus met gerustheid de toekomst afwachten. Van groot belang voor den loop der zaken is h. t, dat wij in den generaal van Swieten niet alleen een bekwaam veldheer, maar ook een e.varen staatsman, door langdurige ondervinding in de onderhandelingen met de Suinatrasche volken geoefend, bezitten. Eet werk der diplomatie zal tbans voor een groot deel moeten voltooien wat door de wapenen is aangevangen. Wat de bedoelingen der regeering ten opzichte onzer voorloopig overwonnen vijanden zijn, is nog niet be kend. In Indië gaan stemmen op voor de dadelijke inlijving van Atsji; men spreekt van eene toekomstige residentie der noorder-distrietea van Sumatra, ja noemt reeds den heer Bosscher als den aangewezen persoon voor die betrekking. Moest het daartoe komen, dan zou zeker de bekwame gewezen resident vaa Banka en Madurawien laatstelijk nog de residentie Kedirie toevertrouwd werdmet het bepaalde doel om dat gewest tot hoogeren bloei en tot een toestand van orde ie brengen geen ongelukkige keuze zijo. Voor het oogenblik zijn wij echter, naar wij hopen, zoo ver nog niet. Uitbreiding onzer koloniale macht, zelfs over do nog onafhankelijke gewesten van het rij se Sumatra, is in ons oog geenszins wenscbelijk. Zellbeperking is echter voor eene koloniale mogendheid eene deugd, welke dikwijls gemakkelijker aan te pry zen dan ts betrachten is. Na den slag dien het reeds zwakke gezag van den sultan van Atsji door onze wapenen bekomen heeft, zal het hem wellicht op den duur on mogelijk vallen, zich tegenover den wassenden overmoed zijner vazallen staande te houden. Dan zal een toestand van wanorde en regeeringloosheid intreden, die onze tUBSchenkomst misschien onvermijdelijk zalmaken. Moet het daartoe komen dan zal Nederland de nieuwe taak, die het opgelegd wordt, dienen te aanvaarden. Zoo lang echter de kans op eene andere regeling, waardoor aan onze dappere vijanden hunne onafhankelijkheid gelaten wordt, niet is afgesneden, zouden wij die niet gaarne onbeproefd zien. Wat misschien ook bij de eerste expeditie verzuimd of misdreven moge zijn, de leiding der tweede, de voorbereidende maatregelen hier te lande en de uit voering ginds, hebben ons alle reden van vertrouwen gegeven in hen die op het oogenblik aan het hoofd der zaken staan. Mogen zij die den oorlog wisten te brengen tot het gewichtig feit der bezetting van 's vij ands hoofdzetel, er ook in slagen den krijg te eindigen door een gewensebten vredediekan het zijnniet meer verbittering dan volstrekt onvermijdelijk is moge achterlaten in het gemoed der overwonnenen Een bij de regeering ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Iudië, gisteren uit Batavia gezonden, meldt, dat volgens een bericht uit Singkel bet stoomschip Metalen kruis, dat de havens aan de Westkust van Atsji had bezocht, om de Nederlandsche souvereiniteit te do.en erkennen, in zijne zending was geslaagd te Analaboe, Poeloekajoe, Soesoe, Laboeanhadji en Moeki. Het antwoord van Terbangcn werd nog verwacht. Met de overige staten was nog geene communicatie verkregen. De Metalen kruis was den 17en te SiDgkel aangeko men. De gezondheidstoestand aan boord liet te wen- schen over. De bargemeester van Vlissingen heeft eergisteren avond den volgenden brief van deu luitenant-generaal van Swieten ontvangen: Atsji, 2 Februari 1874. „Aan den heer Winkelman, burgemeester der stad Ylissingen. Weledelachtb. heer „De burgerij van VlissiDgen benevens de aldaar aan wezige zee- en landmacht verrasten ons door een tele gram van den 27ea der vorige maand, waarby aan vloot en leger te Atsji gelukwenschen werden gezonden, wegens de behaalde overwinningen in Atsji's wateren on op Atsji's bodem. „Bit bewijs van deelneming onzer medeburgers en wapenbroeders trof ons zeer aangenaam, en bet is uit naam van de bier aanwezige land- en zeemactit dat ik Uedelachibare verzoek daarvoor onzen dank aan de edele afzenders te willen doen toekomen. „Hoogachtend heb ik de eer te zijn „Uw dienstwillige dienaar J. VAN SWIETEN." Bij de opening der bij herstemming ingeleverde bil jetten voor de verkiezing van een lid van den gemeen teraad te Hoek is gisteren gebleken, dat 50 geldige stemmen waren uitgebracht, waarvan bekwamen de heeren M. de Regt SO, J. Riemens Mz. 13 en B. van Hoeve 7 stemmen. De laatste bad verzocht by de her stemming niet in aanmerking te komen. De heer M. de Regt is alzoo gekozen. Het Vaderland verneemt, dat eergisteren de laatste moeilijkheid, die het tot stand komen van de aaaslui- ting van den Noorderspoorweg nog in den weg stond, uit den weg is geruimd. Spoedig zegt het kan nu de bekendmaking van de voorwaarden der conces sie tegemoet gezien worden. Omtrent het vierde en laatste philharmonische con cert van de afdeeling Amsterdam der Maatschappij tot bevordering der too.kunst, wordt in bet Nieuws van den dag het volgende gemeld Grootsch was cle indruk van het spel van den solist,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1