MIDDELBURGSCHE
COURANT.
F 67.
Donderdag
1874
19 Maart.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/ra., franco i.6 f ^-50.
Middelburg 18 Maart.
De verkiezing van leden voor de provinciale staten,
ter vervulling der door periodieke aftreding te ontstane
vacatures, is thans bepaald op Donderdag 7 Mei a.
In deze provincie zijn aan de beurt van aftreding:
in het kiesdistrict Middelburg de heeren: jonk
heer P. D. van Citters, G. J. Sprenger, mr. A. M. Be-
cins, dr. J. W. Callenfels en mr. T. A. Lambrechtsen;
in het kiesdistrict Zierikzee de heeren: mr.J. Moo-
lenburgh, C. van der Vliet Dz. en B. G. van der Have
in het kiesdistrict Tholen de heeren: jonkheer
F. C. de Casembroot en J. Sipkes;
in het kiesdistrict Goes de heeren: mr. M. P. Blaau-
been, J. A. A. Fransen van de Putte, J. M. Kakebeeke
en J. P. Kakebeeke;
in bet kiesdistrict Sluis de heeren: J. M. Henne-
quin, J. 0. Risseeuw en W. C. de Smidt;
in het kiesdistrict Hulst de heeren: dr. H. J. van
Ecb, mr. J. P. Dronkers, E. H. F. W. Mathon eu
mr. J. G. van Deinse.
Als leden van gedeputeerde staten moeten dit jaar
aftreden de heereH jonkheer P. D. van Cilters, mr. N. J. C.
Snouck Hnrgronje en mr. T. A. Lambrechtsen.
In de gisteren avond gehouden vergadering der kies-
vereeniging Burgerplicht te Rotterdam werd, op twee
na, met algemeene stemmen besloten om een adres van
adhaesie te richten aan professor Vissering, naar aan
leiding van zijn brief aan mr. L. Oldenbuis Gratama.
Een gereed gemaakt ontwerp-adres werd met acclamatie
aangenomen.
De Amsterdamsche kiesvereeniging Burgerplicht be
handelde evene.ms gisteren avond hetzelfde onderwerp
en besloot op voorstel van mr. J. A. Levy, na eene
langdurige discussie over het beginsel, met 40 tegen
21 stemmen, de adhaesie der vereeniging te betuigen
aan het oordeel, door professor Vissering aan het slot
van zijn brief aan den heer Olienhuis Gratama over de
houding der tweede kamer uitgesproken.
In tegenwoordigheid van Z. K. H. prins Hendrik der
Nederlanden werd gisteren te Tilburg het monument
onthuld, opgericht ter eere van Z. M. koning Willem II,
op de plaats waar het huis heeft gestaan in hetwelk
die vorst den 17™ Maart 1849 is overleden.
Uit de openbare gebouwen en eenige particuliere
woningen wapperde de Nederlandsche vlag, maar overi
gens waren noch door de gemeente noch door de bur
gerij eenige toebereidselen gemaakt om de plechtigheid
eenigen luister bij te zetten.
Op het feestterrein trokken vooral de aandacht de
heeren Hamers, Simmers, Franken en de Rooij, die in
den slag van Waterloo getuigen waren geweest van de
ridderlijke daden van den prins van Oranje.
Te twaalf uren verscheen prins Hendrik op het feest
terrein en, na eene toespraak van graaf van Bylandt
als voorzitter der commissie van beheer der nalaten
schap van wijlen Z. M. koning Willem II, waarop door
den prins werd geantwoord, werd het monument ont
huld. Dit bestaat uit een fraaie slanke gedenkzuil in
drie afdeelingen, geplaatst op een sierlijk vierkanten
voetstuk. Rondom de eerste afdeeling zijn geplaatst
vóór en ter zijde deze opschriften:
„Ter herinnering aan de plek waar zijne majesteit
koning Willem II in het hier gestaan hebbend gebouw
overleden is."
„Geboren te 's Gravcnhage den 6en December 1792,
overleden den 17c* Maart 1849."
„Opgericht door Willem III, koning der Nederlanden,
Hendrik, prins der Nederlanden, en Sophia, groother
togin van Saksen-Weimar, geboren prinses der Neder
landen."
Vooraan op de tweede afdeeling der zuil is een wit
marmeren gehouwen beeltenis als medaillon van Z. M.
koning Willem II aangebracht, cat een zeer schoon
effect op den grijzen stoen der naald maakt.
In de Staats courant van heden doet de minister
van financiën mededeeling van de samenstelling der
commissiën voor de herziening van de belastbare op
brengst der gebouwde eigendommen, overeenkomstig
art. 5 der wet van 22 Juli 1873, Staatsblad n° 116.
Uit Sneek en andere in den omtrek gelegen gemeen
ten zijn aan de tweede kamer der staten-generaal adres
sen door ongeveer 1000 notabele ingezetenen onder
teekend, waarin wordt aangedrongen: a op de aansluiting
van den Noorder-spoorweg bij Ibrhoveb op den aan
leg van een spoorweg GrauwSneek—BolswardWor-
kumHindeloopen; c op bet tot stand komen van eene
lijn Zwolle of MeppelAlmelo; en tfop 't leggen van
zoodanige lijnen in Noord-Holland, als wenschelijk zal
worden bevonden. Meerdere adressen in dien geest
circuleeren nog en zullen weldra worden opgezonden.
In het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage
wordt een brief medegedeeld van den gepensioneerden
generaal majoor P. G. Booms, oud chef van den gene-
ralen staf, aan den tegenwoordigen minister van oorlog,
generaal-majoor Weitzel. De heer Booms bespreekt
daarin eenige punten uit de discussie over de vestingwet;
hij wijst op de vragen door deu heer de Ruo van
Alderwerelt gedaan omtrent het legeren van de troepen,
die met de verdediging vaa de Noord-Hollandsche wa
terlinie, van de Grebbe-linie enz. zullen worden belast,
en op het gezegde door den heer Storm van 'sGrave-
sande, dat in een plan van verdediging voor de Grebbe-
linie, van den generaal Nepveu afkomstig, zelfs al de
punten voor de opstelling der troepen zijn aangewezen,
waarop hij liet volgen „dit mag nog wei eens nauwkeurig
worden onderzocht."
Op het laatste nu heeft de minister niet geantwoord,
zoodat men zou mogen aannemen, dat zoodanig nauw
keurig nader onderzoek nog niet heeft plaatB gehad,
en op de vragen en beweringen vau den heer ae Roo is
eenig antwoord gegeveD, waaruit echter geenszins is
op te maken, dat de quaestie van de huisvesting der
troepen voor de Noord-Hollandsche linie is geregeld.
De heer Booms deelt echter mede, dat voor de
Grebbe-linie alles nader is onderzocht in 1871zooals
kan blijken uit de kennisgeving indertijd door hem
gedaan en uit het zeer uitvoerig verslag betrekkelijk
de inrichting en verdediging eener Grebbe-linie, ook wat
opstellinghuisvesting enz. aangaat, te vinden in het
archief van den generalen staf, onderdeel: Verkennings
rapporten. In hetzelfde jaar is die aangelegenheid
nagegaan en geregeld voor zooveel de Noord-Holland
sche waterlinie betreft en in 1872 voor het zuidelijk
frontier, waaromtreut de bgzoaderhedea te vinden zijn
in het pakket 3 van de bescheiden uitmakende de
„organisatie eener geconcentreerde verdediging." De
heer Booms neemt aan, dat de minister nog niet in de
gelegenheid is geweest om alles te lezen, anders zou
zijn geblekendat de generale staf meer diligent is
geweest dan de onbeantwoorde vragen en aanbevelin
gen te onderstellen geven.
Ten slotte bespreekt de heer Booms de stelling aan
den Beneden IJsel en verklaart vroeger nooit te heb
ben kunnen gelooven, dat die stelling, na de uitmun
tende verdediging van de heeren Stieltjes en de Roo,
en nadat zelfs de heer Storm, de eenige deskundige
in de kamer die er steeds een tegenstander van was,
er zich nu voor verklaarde, zou worden geweigerd door
een minister van oorlog, die erkent dat haar nut uit
een krijgskundig standpunt niet te betwijfelen valt.
iienoemiiigeii en besluiten.
MINISTERIEELE DEPARTEMENTEN. Benoemd tot COm-
mies bij bet departement van koloniën jonkheer J. D.
Six, lc luitenant bij het korps ingenieurs, mineurs en
sappeurs.
waterstaat. Pensioen verleend, ten bedrage van
/2000 'sjaars, aan N. J. vau der Lee, eervol ontslagen
hoofdingenieur vau den waterstaat le klasse.
belastingen. Eervol ontslag verleend, op verzoek,
aan A. G. Reighard uit zijne betrekking van ontvan
ger der directe belastingen en accijnsen te Gemert a. a.,
behoudens aanspraak op pensioen; en aan A. J. M. Dibbits
uit zijne betrekking van ontvanger der directe belas
tingen en accijnsen te Gieten c. a.
marine. Toegekendop verzoek, de titulaire rang
van luitenant ter zee le klasse, met vergunning tot het
dragen van de aan dien rang verbonden uniform, aan
M. Rochussen, secretaris van legatie bij Zr. M". ge
zantschap te Berlijn.
Bevorderd tot officier van gezondheid 2e klasse bij
de zeemacht de officier van gezondheid 3C klasse dr.
F. M. Cowan, met bepaling dat hij zal rang Demen
tusschen de officieren van gezondheid 2e klasse W. Schutte
en W. T. Clous.
leger. Op nonaciiviteit gesteld de 2e luitenant
A. M. de Bruyn, van het 3e regiment vesting-artillerie,
en de kapitein J. Delfos den Doren, van het 3e regi
ment infanterie, eerstgenoemde op zijne aanvrage, en
zulks in afwachting dat omtrent hen nader zal worden
beschikt.
Kerknieuws.
Aan het einde der gewone avondgodsdienstoefening
in de Noorderkerk te Amsterdam, heeft dr. A. Kuyper
jl. Zondag de door hem aangenomen leerlingen als
leden der gemeente bevestigd en verklaard dat hij
vooreerst niet meer in de gewone dagorde van den dienst
der predikanten zou optreden. (Handelsblad.)
Door de algemeene synode der Nederlandsche her
vormde kerk is in baar laatste zitting eenparig beslo
ten een uitnoodiging te richten aan de kerkeraden, om
het aanstaande kroningsfeest van Z. M. den koniDg
godsdienstig te gedenken.
Ook werd aan de synodale commissie opgedragen
om ter gelegenheid van bedoeld feest, namens de synode*
aan Z. M. de verzekering te geven van hare belang
stelling in die heuglijke gebeurtenis.
Koloniën.
berichten van het oorlogstooneel.
De uit Nederlandsch-Iudië ontvangen berichten loo-
pen tot deu 5en Februari jl.
Wij ontleenen daaraan het volgende:
Blijkens een rapport van den luitenant-generaal J. van
Swieten is het aan drie der vier volgelingen, die Mas
Soemo Widikdjo vergezelden, bij zijne zending tot over
brenging van een brief aan den sultan van Atsji, gelukt
aan de handen der Atjineezen te ontkomen. Omtrent
hun wedervaren wordt het volgende medegedeeld.
Het gevolg van Mas Soemo Widikdjo bestond uit den
Maleier Ma-Asrah van Serdang, de Javanen Mas-Kerta
Soedira, Soero Melangi en den jeugdigen raden Tegoeh.
Zij vertrokken den 23cn December uit het bivouak;
nabij de missigit gekomen, werden zij aangehouden door
een troep volk, dat, toeD zij hun doel hadden bekend
gesteld, een der hoofdeD giDg roepen. Weldra versche
nen de panglima's der XXVI en der XXV Sagi's, be
nevens Toekoe Talang, die de brieven aannamen met
de bewering, dat zij de radja's waren. Onder het om
staande volk gingen stemmen op om de gezanten te
vermoorden, en dat advies werd sterk ondersteund door
een kettingganger, een Chinees en een Bataviasch. n
huisjongen, die van Poeloe-Nassi naar den vijand moet
zijn overgeloopen.
Aan Mas Soemo Widikdjo werd zijn zilveren sirihdoos
ontnomen. Gelukkig kwam er een hadji tusschenbeide
(waarschijnlijk Toekoe Radja Pakik), die zeide, dat ten
tijde van den vorigen sultan nooit leed mocht worden ge
daan aan een brenger van een brief. Zij werden hierop
teruggezonden, zelfs was er een jongmenach, dien be
richtgevers Toekoe Leinan noemen, die aan Mas Soemo
Widikdjo zijn gouden kalkdoosje gafals vergoeding
voor de hem afgenomen zilveren sirihdoos. Zij hadden
nog geen kwartier uurs den terugtocht aangenomen, toen
Mas Soemo Widikdjo en de zijnen werden teruggehaald,
van hunne wapens en kleinodiën beroofd en gevankelijk
opgebracht naar de kampong Batok (Langbattah), waar
zij twee dagen gevangen bleven in een soeran (langgar),
die Toekoe Talang tot zijn tijdelijk verblijf scheen te
hebben gekozen.