ders van groote fabriek', n en de zoodanige hier niet bestaan, terwijl overigens niet vernomen is dat het overleg tnsschen aibeidgevers en arbeidnemers hier te wenschen zou overlaten, beeft de commissie eenparig als conclusie voorgesteld, aan het hoofdbestuur te antwoorden dat hier geen groote fabrieken of trafieken als in de vraag bedoeld zijn worden aangetroffen en het dus niet mogelijk ia de gestelde vragen, met het oog op de praktijk, te beantwoorden. Dienovereen komstig is besloten. De door bet hoofdbestuur toegezonden voordracht tot wijziging der wet van de Maatschappij is voor de leden in het lokaal der bibliotheek iu het concert gebouw ter inzage gelegd. Eergisteren is te Goes eene bijeenkomst gehouden van aldaar bestaande vereenigingen, ter bespreking van den op 12 Mei a. te houden optocht. De vereeniging Nut en genoegen, de Vereeniging vcor volksvermaken en de vereeniging Leve de vrijheid hebben geldelijke bijdragen toegezegd, en zestien corporatiën bebben het verlangen te kennen gegeven om aan den optocht deel te nemen. Volgens eene mededeeliög aan de Arnhemsche courant zijn de loopende onrustbarende geruchten om trent den gezondheidetoestand van Z. M. den koning onwaar. De koning is volmaakt wel, houdt zich thans veel bezig met bosschen aaD te leggen en rijdt dagelijks te paard of gaat een goede wandeling doeu. In de Staats-courant van heden is opgenomen een koninklijk besluit van 8 dezer, waarbij wordt bepaald dat daar het wenschelijk is voorgekomendat de regeering zich voortdurend het advies verzekere van bevoegd erkende b.oefenaren der vaderlandsche oud- neidkuude, zoowel ten aanzien van den toeeland der gedeckteekens van onze vadtrlandeche geschiedenis en kunstals omtrent de instandhouding der bestaande monumenten, en betreffende andere gebouwen van rijks wege op te richten of te herstellen a aan door den koning te benoemen adviseurs wordt opgedragen, ge vraagd ot ongevraagd, aan de regeering advies uit te brengen omtrent de maatregelen, vereiecht tot het be houd van gebouwen of voorwerpen, welke voor de vaderlandsche geschiedenis of kunst belangrijk zijn, zoo danige voorwerpen op fe sporen, en daarvan, voor zoover zij aan openbare instellingen toebehooren, een inventaris op te n aken en bij te houden desgeiaden omtrent de historische en kunstverzamelingen van het rijk aan de regeering .ie noodige voorstellen te doen, en aan haar advies ait te breDgen over de plannen en hunne uitvoe- riug betreffende oprichting of herstelling van gebouwen, geheel ot gedeeltelijk teu koste van het rijk onder nomen b bet aantal dezer adviseurs wordt bepaald op hoogteus vijftien, daarin begrepen éen hunner, door den koning aan te wijzen als secretaris, tegen genot eener jaarwedde van hoogstens 1800; c voor reizen, in het belang der sub a bedoelde werkzaamheden oiidei nomen, aau de adviseurs vergoeding - oor reis-en verblijfkosten wordt toegelegd; d de minister van binnenlandsche zaken gemachtigd wordt ter beschikking der bedoelde adviseurs te stellen een of meer door hem te benoemen opzichter-teekenaar3, op eene door hem te bepalen bezol diging, 6n wijders de adviseurs uit te uoodigeu zoo biDnen als buiten 's lands correspondenten te benoemen, met mededeeÜDg dier benoeming aau voornoemden mi nister; e deze adviseurs uit te noodlgeo jaarlijks vóór 1 Juni een verslag van hunne verrichtingen aau den minister in te zenden ea onder zijne goedkeuring hunne werkzaamheden te regelen bjj een huishoudelijk reglement. Het Handelsblad bespreekt de vraag, wat de regee ring nu, na de intrekking van het wetsontwerp tot wijziging van het muntstelsel, moet doen: voorstellen het verbod tot aanmunting van zilver, dat met 1° Mei vervalt, te verlengen, of na dien tijd de aanmunting vrij laten. In bet laatste geval bestaat de vrees, dat er een stoimloop zal ontstaan om zilver te iafen aanmun- ten, daar voor ieder gelegenheid zal bestaan, om met een aardigo winst uit het goedkoops zilver geld te doen slaan. Er zal meer zilvergeld komen dan de behoefte van Nederland en Indië vereischt; hiervan zal stijging der prijzen het gevolg wezen, en een groote toevloed van geld voor de krediet aar ktwat tot boven matige speculatie, vaak een voorbode van crisis, aanzet. De minister van financiën heeft zelf op deze gevolgen van een eventneele veiwerping van het wetsontwerp gewezen. De aanmunting verder te schorsen of de regeling en beperking daarvan aan de regeering op te dragen is voor deze uiterst moeilijk, omdat zij daardoor in een lastige verhouding komt tegenover de Nederlaudsche bank. Deze is steeds verpacht hare biljetten tegen zilver in te wisselen, en een ongestoorde loop barer circulatiemid- delen is van bet uiterste gewicht voor cmzeu geheelen handel. De regeering behoort haar dus in staat testel len haren muntvoorraad op voldoende hoogte te houden; feiteiijk zou dus de zorg der regeering voor de aau- mnntmg nederkomen tp een soort van opperdirecteur schap des ministers over de Nederlaudsche bank, maar tevens met de ontzaglijke verantwoordelijkheid, welke aan zulk ei-n gedwoDgen toestand verbonden is, De regeering moet echter eene keuze deen. Wat is meer te duchten, eene specie-overstrooming, die ons bij de openstelling der munt bedjeigt, of een onwenschetijke inmenging der regeeriDg in den loop der kredietmarkt, bij eeue voortzetting der schorsing? Het Handelsblad meent het iaatsie te moeten aanraden, eu gelooft, dat de regeering wèl zal doen, den toestand van het oogen- blik te bestendigen en den loop der zilverprijzeu af te zien, hoe onaangenaam en onnatuurlijk de last ook zij, die zij daaidoor nog langer op hare schouders neemt. In de Maandag te Amsterdam gehouden vergadering der Koninklijke academie van wetenschappen werd 0. a., bij monde van den heer Borret, verslag uitgebracht nopeus prijsverzen, ingezonden ter mededinging naar den gouden eerepenuing, uitgeloofd door du wijlen den heer Hoeufft. De onderscheiding werd met algemeene steramen toegekend aan de elegie, getiteld Musa, waar van, bij opening van een begeleidenden brief, dichter bleek te zijn Petras Eseeiva, uit Freiburg, dezelfde, die ook de drie voorgaande jaren als overwinnaar nit den vre- deÜevenden strijd te voorschijn trad. Onlangs heeft professor Opzoomer bij vernieuwing een scherp en met voorbeelden gestaafd oordeel uitgespro ken over onze „achterlijkheid op hel gebied der wet geving." Dit is hem door velen euvel geduid, maar vraagt Het Vaderland is de beschuldiging gegrond? Is het wenschelijk haar steeds te herhalen? Op beide vragen schijnt een ontkennend antwoord onmogelijk. Wij zijn cp staatkundig gebied schootkinderen der fortuin. Wij bezitten een staatsregeling die wel hare gebreken hoeft, maar waarvan wij toch met moer recht dan de Franschcn zouden kunnen zeggen que VEurope nous envie. De machine tot voortdurend geleidelijke hervormingis aanwezig, maar wat te zeggen van de machinisten? Onze geschiedenis is eedert tientallen van jaren éen periode van ongestoorde welvaart en zoo éen volk met tevredenheid op zijn wetgevendeu arbeid van de laatste 25 jaren moest kunnen terugzien dan zijn wij het. En wat is het geval? Er is wel iets totstandgekomen, maar de schaduwplekken in het tafereel zijn overwe genei, en dat is, helaas voor een groot deel, de schuld van de liberale partij, die gedurende het grootste ge deelte van het verloopen tijdvak regeeringspartij is geweest, en zelfs wanneer zij in de oppositie was, werd min of meer in baar geest geregeerd. Waarom is daa toch niet meer tot stand gebracht? Kleingeestige persoonlijke overwegingen, een overdreven vasthouden aan eigen inzichten omtient ondergeschikte put ten bovenal t.et ontbreken van een weldadigen druk van den kant der kiezers dat zullen wel de hoofdoorzaken zijn. Geen treuriger voorbeeld tot sta ing va; -dit alles dan de geschiedenis onzer wetgeving (of beter gezegd, der niet-wetgeviDg op bet hooger onderwijs). Heeds het feit, dat eene materie ven zoo'n ingrijpend belang nog steeds beheerscht wordt dooreen koninklijk besluit, schijnt welsprekend genoeg. Dat besluitvan 2 Au gustus 1815, was wel een groote vooruitgang, maar reeds in haar verslag over het jaar 1828 erkende de regeering dat ettelijke bepalingen wijziging behoefden. Vaadaar bij koninklijk besluit van 12 April 1828 de benoeming eener commissie tot beantwoording eener reeks hoogst gewichtige vragendoor de regeering gesteld, maar noch de arbeid dier commissie, noch de adviezen, door curatoren on senaten der verschillende hoogescholen uitgebracht, leidden tot eenig resultaat. De benoeming en het werk eener nieuwe commissie, ingesteld by be sluit van 15 Juni 1836hadden slechts ten gevolge, dat eenige bezuinigingen werden ingevoerd. In 1845 noemde Thorbecke verbetering niet enkel op sommige punten, maar ten aanzien der inrichting over het algemeen zoo noodzakelijk, dat dit een voldoende reden was om liever voorstellen tot verbetering in den aanvang der volgende zitting af te wachten dan ontijdig gelden aan te wijzen tot handhaving van gebrekkige instellingen. Dat hervorming van het hooger onderwijs, ook volgens het oordeel der grondwetgevers, dringend noodig was, blijkt daaruit, dat die hervorming behoort tot de onderwerpen in artikel 5 der additioneele bepa lingen opgenomen, waaromtrent zoo mogelijk in de eerste zittiDg der staten-generaalen in alle gevallen niet later dan in de daaropvolgende, voorstellen moesten worden gedaan. Bij besluit van 15 Januari 1849 werd eene commissie benoemdom verslag uit te brengeu over den toestand van het hooger onderwijs en voorsteilen tot verbete ring te doen. Van het koninklijk besluit van 2 Augus tus 1815 en zijn uitvoering verklaarde de commissie 0. a.: „wij brachten niet zelden onbekwame knapen op de Latijcsche scholenonbekwame jongelingen aan de hoogeschool, onbekwame mannen in de rij der leeraren over." En de vrucht van haar arbeid was een volledig wetsontwerp, met uitvoerige memorie van toelichting. Doch andermaal leidde het tot niets. Ne gentien jaar verliepen eer aan bet voorschrift der grond wet gevolg wGrd gegeven en een wetsontwerp bij de staten-generaal werd ingediend. Thorbecke, de aange wezen persoon, legde er zoo min de hand aan als andere ministers van binnenlandsche zaken. Aan den heer Heemskerk komt de eer toe, het eerst een poging te hebben gedaan om den plicht te vervullen, dien de grondwet ook zijn voorgangers had opgelegd. Op 25 Februari 1868 werd een wetsontwerp tot regeling van het hooger onderwijs aan de tweede kamer aange boden doch zonder in behandeling te zijn gekomen, werd het ingetrokken door het ministerie, dat weinige maanden later optrad. Door den minister Fock werd op 15 Maart 1S69 een nieuw ontwerp ingediend, dat het tot een voorloopig verslag gebracht heeft, maar door de spoedig daarop volgende aftreding van het bewind op zijn beart ten grave daalde. Zoo waren wij vóór weinige weken even ver als in 1848. Tnacs heeft de heer Geertsema het tweemalen ge geven voorbeeld gevolgd en het is te hopen, dat dit ontwerp de eer zal genieten om de verschillende phasen van voorbereidende gedachteDwisseling te doorloopen, van den kant der volksvertegenwoordiging eene be slissing uit te lokken, en dat zij die er een oordeel over gaan uitspreken, niet enkel zullen wijzen op de leemten die zij er in vinden, maar tevens zichzelven en anderen de vraag zullen voorleggen, of het voor verbetering vatbaar en met verbeteringen aannemelijk is. Het is noodzakelijk, dat ook op dit terrein eens iets worde tot stand gebracht. Bij koninklijk besluit van 9 dezer is tot het afnemen van een examen van hen, die voor de betrekking van commies van staat in aanmerking wenschen te komen, eene commissie benoemd, bestaande uitjonk heer mr. W. A. C. de Jonge, lid van den raad van state, voorzitter, izT. J. Heemskerk Bz., lid van den raad van state; mr. S. Vissering, hoogleeraar te Leiden; mr. H. P. G. Qnack, hoogleeraar te Utrecht; dr. P. J. Veth, hoogleeraar aan de rijksinstelling voor onderwijs in de Indische taalland en volkenkunde te Leiden. Maandag is te Amsterdam eene vergadering van imiustricelen gehouden, die aan eene uit haar midden benoemde commissie heeft opgedragen een adres aan de regeering te richten met verzoek om maatregelen te nemen, dat, bij dein 1876 te Philadelphia te houden internationale tentoonstelling, de Nederlandsche indus trie eu kunst waardig worden vertegenwoordigd. Dit adres is reeds door velen geteekend en zal door de commissie aan alle haudels- en industrieele corpora- t.ën en aan alle iodust.ieelen en belangstellenden in kunst en industrie ter t8ekeuing worden aangebodea. ïSenoeniingen en besluite.]., RIDDERORDEN. Vergunning verleend aan den gepen sioneerden kapitein ter zee M. H. Jansen, lid van de raad van state, tot het aannemen en dragen van do versierselen der orde van Osmanié 3e klasse (komman- denr), hem geschonken door zijne keizerlijke majesteit sultan van Turkije. eereteekenen. Veigunuing veileendaau B.Faasen, kamerdienaar van Z. K. H. prins Hendrik der Neder landen tot het aaunemen en dragen der .ilverea me daille voor burgerlijke verdiensten, hem door Z. K. H. den groothertog van Saksen Weimar-Eisenach ge schonken. belastingen. Eervol ontslag verleendop verzoek aan H. T. Voet uit zijne betrokking van ontvanger der directe belastingen en acciinsen to Hees c. a.t be houdens aanspraak op pensioen" MILITIE COMMISSARISSEN. Benoemd tot militie-com missaris in het 2e militie-district dor provincie Fries land de luitenant-kolonel L. J. G. Gijsen, van het 8f regiment infanterie. Kerknieuws. Beroepen tot predikant bi) de Christelijk gerefor meerde gemeente te Uithoorn, provincie Noord Holland, de heer A. Brink, predikant bij die gemeente te Neuzen. Marine en Jeger. Sommige bladen hebben gömeld, dat de lotelingen der nationale militie van de lichting van 1874 dit jaar een maand vroeger dan gewoonlijk in dienst zouden worden gesteld. Dat bericht is ongegrond. Dergelijke vroegtijdige oproeping zou in strijd ziju met art 112 der wet op de nationale militie, dut aldus luidt,„Jaar lijks tnsschen een len en den 15en Mei geschiedt de aflevering van de in dat jaar door den militieraad voor den dienst aangewezen en in de lichting begrepen jongelingen, van hun plaatsvervangers of nummerver- wis8elaars en van de vrijwilligers voor de lichting van dat jaar." {Hel Vaderland.) Gemengde berichten. H. M. de koningin heeft den heer S. Vestdijk, te Haarlem, een schriftelijk bewijs van hare belangstelling koen toekomen in den door hem ontworpen medisch- orthopaedicchen hijschtoestel en de daaromtrent H. M. tegezooden me Ie deel in *en. Op verzoek der couranten om brengers, hebben de boekhandelaars enz. te Arnhem, die zich met het ter lezing geven van nieuwsbladen belasten, besloten om de dag-en weekbladen op den Zondag alleen geduren de den voormiddag tot éeu uur te laten bezorgen, en zulks met het oog op de bevordering van den li chaamlijken welstand, de godsdienstige vorming en het huiselijk leven der couranten-ombrengers. Deze maat regel zal in de volgende maand in werking treden. De meting van de duinen langs de Noordzee in Zuid-Holland in het afgeloopen jaar, vergeleken met die in 1872, toont aan, dat in 1873 de duinvoet is aange wonnen 1,79 meter, de hoog waterlijn 8 meter duiuwaarts en de laagwaterlijn 3 meter zeewaarts zijn verplaatst, terwijl de duinvoet 0.04 meter verlaagde. De meting in 1873, vergeleken met die in 1857, toont integendeel aan, dat de duinvoet 3,79 meter afnam, de hoog- en laagwateriijtien zich respectievelijk duinwaarts 5 en 17 meter verplaatsten, terwijl de duin voet 0.08 meter was verlaagd. Vergelijking van de strandmeting iu Noord- Holland in 1873 met die in 1843, toont aan, dat de duinvoet 7,49 meter afnam en ie hoog- en laagwater- lijcon zich respectievelijk 14.94 meter zee- en 7.22 meter landwaarts verplaatsten. Thermometers taud. 11 Mrt.'sav. 11 u. 32 gr. 12 'smorg. 7u.36gr.s' midd.lu.39gr.'sav.6a.35gr. Staten-generaal. tweede kamer. Sitting van Woensdag 11 Maart. {Nader verslag.) De beraadslagingen werden hervat over art 3 van bet wetsontwerp tot regeling en voltooiing van het ves tingstelsel. De regeeiing had voorgesteld jaarlijks bij de be.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 2