MIDDELBIJRGSCHE F 43. Donderdag 1874. COURANT. 19 Februari. Rit blad verscliijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2» Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. 33© prijs per 3/m., franco ie f 3.50. Middelburg 18 Februari. DE MUST WET EN DE KAMEB. De hoofdzaak, waarmede zich de tweede kamer weldra in de openbare zittingen zal hebben bezig te houden is het wetsontwerp tot regeling van het muntwezen, waar over een uitgebreid verslag is uitgebracht. Het wetsont werp op het booger onderwijs moet nog in deafdeelingen voor het vuur komen, en behalve eenige ontwerpen van minder belang verkeert alleen het eerstgenoemde in staat van wijzen. Verder zal de kamer zich hebben bezig te houden met de herziening van haar reglement van orde, en wanneer wij ons berinneren tot hoe langdurige be raadslagingen de vaststelling van het vigeerende regle ment heeft geleid, dan gelooven wij niet beticht te zul len worden van pessimisme, wanneer wij de meening uitspreken datonderwerpen van ondergeschikt belang en de definitieve begrooting van marine uitgezonderd, in het nog overschietende gedeelte der zitting van 1873- 74 de muntwet de eenige regeeringsmaatregel zal wezen die den weg naar het Staatsblad vindt, tenzij de meer derheid der kamer ook aan dezen maatregel den pas naar het Staatsblad afsnijdt. Wij wenschon daarom een enkel woord over het wetsontwerp en het kamerverslag te Men wachte niet dat wij ons verdiepen zullen in de eindelooze en speciale quaestiënwelker aggregaat de muntquaestie vormt. Noch over grammen fijn, noch over gewicht, noch over muntloon zullen wij uitweiden; in de betrekkelijke voortreffelijkheid van kartelrand of randschrift ons niet verdiepen; negotiepenningen tee- benmunt en rekeningseenheden laten wij buiten bespre king. En wel vooreerst omdat de daarmede in verband staande vragen van een te specialen aard zijn om in een dagblad te worden behandeld; daarenboven omdat wij, zoowel uit beleefdheid voor onze lezers als ter bewaring onzer eigene eer, willen aannemen dat zoowel onze lezers als wij volkomen van al die quaestiën op de hoogte zijn. De bourgeois gentilhomme wist aan lastige citaten in het Latijn te ontkomen door te zeggenFaites comme si je re le savais pas! stellen wij dan al die détail- quaestiën ter zijde met aan te nemen dat wijzooals men het in de volkstaal uitdrukt, „er alles van weten." De aanneemlijkheid van het door den heer van Delden ingediende wetsontwerp, waarvan de eer aan de be kende staatscommissie toekomt, hangt eenvoudig af van de vraag of er eene zoodanige depreciatie van bet zil ver te verwachten is, dat onze belangen zouden verkort worden. De zilverprijzen toonden in den laatsten tijd eene bedenkelijke neiging tot daling slechts in de allerlaatste weken is er daarentegen weder eene kleine reactie merkbaar; ging die daling door en werd ze nader in de hand gewerkt door de gevol gen der ontmunting van het Duitsche zilver, dan zou de Nederlandsche munt eene evenredige en blijvende waardevermindering ondergaan, welke op alle interna tionale en binnenlandsche betrekkingen zeer ongunstig en schadelijk werken zou. Daar, natuurlijkerwijze, de beide edele metalen elkanders waarde controleeren en de verlaging van de zilverprijzen dus den goudprijs met hetzelfde bedrag stijgen doet, worden deze verlie zen voor den staat en voor de particulieren uit den aard der zaak verdubbeld. Alleen eene verandering van Standaard want de dubbele standaard is door de wetenschap en de ondervinding geheel veroordeeld, wat men er ook spitsvondig of scherpzinnig in 't voordeel van moge aanvoeren; alleen eene verandering van standaard, het aannemen van den gonden in plaats van den zilveren, kan de dreigende gevaren keeren; maar hoe langer men daarmede, bij doorgaande depreciatie, wacht hoe meer nadeel men zich aan twee kanten doet. Het gebezigde metaal, het zilver, toch wordt dan met eiken dag minder waard; het goud, dat men zal moeten gaan bezigen, wordt evenveel duurder. De vraag is thans dezezal de daling van den zilver- prijs voortduren en toenemen en dus de demonetisatie van het zilver voor ons wettigen, dan wel staan wij hier voor eene paniek, gelijk ons na de ontdekking der goud mijnen in Oalifornië voor groote daling van den goud prijs beving? Gelijk men weet kiest de uit uiterBt bevoegde personen samengestelde staatscommissie de eerste opvatting, en wel op grond van twee beweeg redenen, de sedert geruimen tijd waargenomen daling der zilverprijzen, een op zich zelf reeds bedenkelijk verschijnsel, en de aanstaande overstrooming der markt door het te demonetiseeren Duitsche zilver. Deze be weegredenen komen echter, blij keD s het verslag der tweede kamerniet aan iedereen even afdoende voor. „Alleen toch de overtuiging [zoo lezen wij in het stuk] dat men hier staat voor een dringenden, onvermij del ij ken maat regel kon de leden der Btaten-generaal bewegen alle denkbeeld van eene afwachtende houding te laten varen, en met vertrouwen aan de voorgedragene wet hunne stem te geven." De kamer verlangt dus meer licht, ze wenscht, niet dat men baar dreigende gevaren voor- spiegele, maar dat men haar werkelijke gevaren doe zien en tasten. Eene afwachtende houding komt haar de normale en meest gewenschte voor; alleen door drang en onvermijdelijkheid wil zij zich tot bandelen laten opwekken. Vreemd voorzeker; de tweede kamer, die den heer van Delden tot allerlei groote plannen op het gebied der belastingen zocht aan te dry ven, hier zelve aan den heer van Delden de deugdelijkheid voorhoudende eener afwachtende houding, die alleen door drang en onver mijdelijkheid mag worden afgebrokenMaar laten wij deze inconsequentie voor de rekening der kamer. Wij hebben hier te doen met do oude, en bij uitstek vader- landsche quaestie van het kalf en de put. Ons kalf graast rustig in de weide, waarin een gevaarlijke put ligt en nadert al meer en meer tot dien put. De minister van financiën, anders niet voorbarig, wil den put gedempt hebben om het kalf voor verdrinken te bewaren; maar de tweede kamer zegtKom, kom l er is zooveel gevaar niet; in allen geval is het kalf nog ver genoeg van den put, en misschien gaat het dier er later wel verder van af grazen. De kamer gaat dns ten aanzien der munt quaestie van het standpunt uit, dat men toch vooral geen put mag dempen voordat het kalf verdronken is, of althans op den rand waggelt. Heel voorzichtig is dit niet. En toch schijnt de kleine reactie in de zilverprijzen een ander getuigenis aangaan de deze zienswijze te geven. Maar wat is het geval? Deze stuiting der daling van de zilverprijzen iseea gevolg van kunstmatige handelingen van sommige gouvernementen, waardoor de vraag naar dat metaal als muntspecie beperkt is geworden. In Nederland is de aanmunting van zilver voor rekening van particulieren verboden; in Bel gië is hetzelfde geschied, en de vier staten van de La- tijnsche muntunie hebben zich bovendien door een trac- taat verbonden aan zeker maximum van aanmunting van zilver gedurende het jaar 1874. Daarenboven is de met eenigen ophef aangekondigde hervatting der betalingen in specie, door ruime uitgifte van zilvergeld in de Ver- eenigde staten, gebleken niets meer te zijn dan een baton fioltantDoch de maatregel der Uniestaten en van Ne derland hebben noodwendig een tijdelijk karakter. Men kan tijdelijk de circulatie beperken, maar bet niet bly- vend doen zonder schade voor de ingezetenen. Wil men niet vervallen tot het papiergeld, dan moet men spoedig die zelfbeperking verlaten en, hetzij in het eene, hetzij in het andere metaal de aanvulling der circulatie-midde len hervatten. Houdt men dit in het oog, dan zal men met ons van meening kunnen zijn dat juist de tijde lijke verbetering van den zilverprijs ons behoort aan te zetten tot doortasten in plaatsvan afwachten doen wij met de gevolgen dier kunstmatige middelen ons voordeel, door ons zilver voor goud te verwisselen op een oogenblik waarop wy eene grootere hoeveelheid goud voor dezelfde hoeveelheid zilver kunnen verkrij gen dan ons dat eenige maanden of weken mogelijk zou zijn geweest. Wachten wij nu, en dit Echijnt ons toe in de bedoeling der kamer te liggen, totdat de daling van den zilverprijs opnieuw intreedt, dan zullen we ja, wel niemand vinden die den drang der omstan digheden en de volstrekte onvermijdelijkheid der demo netisatie van het zilver ontkent, maar dan zullen we ook veel duurder gedaan hebbenhetgeen wij nu betrekke lijk goedkoop kuntfen doen. Met andere woorden we zullen dan met het dempen van den put gewacht hebben tot het kalf verdronken is. En niet alleen de staat, als ondernemer der demonetisatie, zal in de uitoefening zijner muntindustrie dit materieele nadeel ondervonden hebben, maar intusschen zal onze nijverheid en zal ieder burger van den staat de nadeelen hebben geleden van een gedeprecieerd betaalmiddeldie zich in de eer ste plaats voordoen in de stijging der prijzen van de meeste behoeften. Een bij de regeering ontvangen telegram van gene raal van Swieten van den 14e* dezer meldt, dat eene versterking door Toekoenanta van de VI Moekim tegen Toekoenek van Marassa (onzen bondgenoot) aan gelegd, den 12en dezer is genomen met verlies van 3 dooden en 13 gewonden. De operatie had een staatkundig en krijgskundig doel om de toenadering van het volk der VI Moekim te vergemakkelijken. De versterking is aan Toekoenek overgegeven. Toe koenanta is gevlucht. De cholera is minder. Het hoofdbestuur der Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland heeft aan den minister van justitie een afdruk toegezonden van een door hem bij de tweede kamer der staten-generaal in gediend adres, naar aanleiding van het wetsontwerp der heeren mr. L. Oldenhuis Gratama, dT. W. H. Idzerda en J. J. van Kerkwijk, tot intrekking van de bijzon dere bescherming van de jacht en het jachtbedrijf. Het hoofdbestuur roept daarbij de medewerking van den minister in tot opheffing van den last dien de land bouw voortdurend van den wildstand ondervindt, trots de herhaalde pogingen daartoe door het hoofdbestuur zoowel als door anderen bij 's ministers voorgangers of bij den betrokken commissaris des konings aan- Het spreekt eindelijk den wensch uit, dat de bezwaren van verschillenden kant tegen bedoeld wetsontwerp aangevoerd, als daar zijn: de wenschelijkbeid van strenger strafbepalingen tegen het betreden, zonder verlof, van eens anders grondzoomede om den tijd te beperken waarop door eigenaars van jachtrecht op gronden van derden dat recht zal mogen worden uit geoefend, door gemeen overleg van regeering ea verte genwoordiging zullen mogen worden opgelost, opdat, met bevrediging van alle belanghebbenden, een toestand moge eindigen waarvan de opheffiög door duizenden in den lande met verlangen wordt tegemoet gezien. Het Engelsche driemastschip Quebec, groot 1624 ton, is heden te Vüssingen io het droogdok gezet. Vanwege de betrokken autoriteiten zijn maatregelen genomen om het droogdok schoon te makeD. Wat in andere couranten is vermeld aangaande gevaar dat het vorige schip geloopen heeft bij het in 't dok zetten door het kraken van schoven enz., is, volgens onzen correspondent, geheel verzonnen. Tot lid van den gemeenteraad van Domburg is gis teren, bij herstemming, met 21 van de 40 uitgebrachte stemmen, gekozen de heer Pieter Kesteloo. Bij ministerieele beschikking van 16 dezer is aan B. Jansen, te Gorincbem, vergunning verleend om zijn bestaanden stoomsleepdienst uit te breiden tot alle rivie ren en kanalen in de provinciën Noord-Brabant, Gel derland, Zuid-Holland, Noord-Holland, Zeeland, Utrecht, Overijset en Limburg, alwaar sleepbooten worden toe- De minister van binnenlandsche zaken heeft eergisteren het Noordzeekauaal bezocht en zich op de hoogte ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1