MIDDELBIJRGSCHE
i m
COURANT.
F 41
Dinsdag
17 Februari.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2«» Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
13© prijs per 3/m..franco is f 3.GO.
Middelburg 16 Februari.
beleedising vah vreemde souvebeihee.
Wij Nederlanders ondervinden de, in sommige opzich
ten'gelukkige, doch in eenige opzichten lastige omstan
digheid van uit een goed gedeelte onzer vaderlandscbe
wetgeving uitgegroeid te zijn. Een gelukkig verschijn-
el, in zoover het bewijst dat onze natie niet halsstarrig
blijft stilstaan, maar vooruitgaat met den tijd en oude
vormen ontgroeit; een verschijnsel dat echter ook lastig
kan w»rden wanneer men, om de eene of andere redeD,
of wel zonder eenige merkbare redén, verzuimt de wet
geving te houden in verband met den stand van ont
wikkeling der natie. Laat ons, om ons zelveu niet klein
te maken in eigen oogen, een goed, een groot motief
aannemen; stellen wij dat de staten-generaal, gedre
ven door den wensch om alles op eens goed te regelen,
warsch zijn van partieele herzieningen der wetgeving,
dat zij de eer van een nieuw gebouw op breede grond
slagen te vestigen verre verkiezen boven den twijfelach-
tigen roem van oude, met instorting dreigende bouw
vallen omver te halenmaar constateeren wijna deze
eerbewijzing aan het parlement, dat men dan toch in
middels de oude bouwvallen laat staan, hoewel ze van
tijd tot tijd gevaarlijk worden voor den rustigen voorbij
ganger.
Zulke bouwvallen hebben wij in onze wetgeving nog
maar al te zeerover, in restant jes uit de dagen der lands
vaderlijkheid. Bladert men bet Staatsblad van de eerste
jaren van het koninkrijk der Nederlanden, van 1813 tot
1830 bijvoorbeeld door, dan zal men zich verbazen
over den aard der wetten en besluiten, die gedurende
dat tijdperk werden afgekondigd; maar die verbazing
zal ontaarden in schrik, wanneer men zich bedenkt dat
eene geheele reeks van die wetten en besluiten nog vol
komen rechtsgeldig zijn in ons vaderland, dat zij althans
niet zijn afgeschaft en dat het, al zijn die bepalingen,
als ten eenemale strijdig met den geest des tijds, geheel
in onbruik geraakt, het maar van de luim of willekeur
van een minister afhangt ons met al den overlaat en
hatelijkheid dier verouderde wetgevingen te plagen. Ja,
niet alleen een minister, de eerste de beste burgemees
ter of veldwachter is daartoe somwijlen instaat; men
gelieve zich maar te herinneren welke gelegenheden
om zich onaangenaam te maken de verouderde Zondags
wet aan eene kwelzieke of hyper-orthodoxe plaatselijke
politie geeft.
Nu geven wij toe dat de gevaren van wetten zooals
de Zondagswet zoo groot niet zijn. Aan eene zoo uitge
breide en diep doordringende reactie, die ons geheele
volk tot het peil van ontwikkeling waarop die wet wijst,
terugvoert is wel niet te dcDken; eveneens wordt het
getal van degenendie de natie naar dat peil terug wil
len dringen kleiner, en al werd er hier of daar al eene
een magistraatspersoon gevonden die vau de door die
oude wetten aangeboden gelegenheden misbruik zou
wenschen te maken om in de richting van zijne lieve
linge denkbeelden te reageeren, de publieke opinie en
de hoogere overheid zouden zich waarschijnlijk spoedig
en luid genoeg uiten om aan die pogingen weldra een
einde te maken. Onder onze oude wetten is er echter
eene die een ander karakter heeft, waarvan de uitvoe
ring en toepassing niet uitsluitend van onze eigene amb
tenaren afhangt, en die wanneer men de teekeneu
des tijds om ons henen raadpleegt, zal men het toestem
men als een zeer gevaarlijke bouwval aangemerkt
dient te worden. Wij bedoelen de wet van 28 Septem
ber J816, tot vaststelling van straffen voor hen, die
vreemde mogendheden beleedigen. Bij die wet wordt
om ons tot de hoofdzaken te bepalen een boete be
dreigd tegen „degenen, die in hunne geschriften vreemde
souvereinen of vorsten in huo persoonlijk karakter ho
nen of beleedigen, de wettigheid van hun geslacht en
regeering tegenspreken of in twijfel trekken, of hunne
daden met honende of beleedigende woorden berispen";
verder wordt er in gezegd dat „alle officieele klachten
en reclamatiën van vreemde gouvernementen, uithoofde
van geschriften gelijk boven vermeld, door onzen minis
ter van buitenlandsche zaken directelijk zullen gebracht
worden ter kennisse van onzen minister van justitie
„teneinde de bij dezelve betrokkene schrijver enz., zoo
daartoe termen zijn door den procureur-generaal of den
officier van het publiek ministerie in rechten vervolgd
worden."
Ziedaar eene zeer gevaarlijke wet, zoowel om het
wezen als om den vorm. Wij voor ons vclangen in het
geheel geen vrijbrief om vreemde mogendheden te honen,
te beleedigen of te berispende toonwaarin wij plegen
te schrijven houdt ons even ver verwijderd van de straf
bepalingen der wet van 181G als van do grenzen, waar
binnen ons gevoel van publieke moraliteit ons leert
dat wij ons moeten bewegen; van den anderen kant
geven wij toe dat het, om conflicten met vreemde regee
ringen te voorkomen, wenscheli]k kan zijn de verant
woordelijkheid der pers ten opzichte van vreemde vor
sten bij de wet te regelen. Maar wij vragen: waren do
bepalingen van den Code pénal niet volkomen vol
doende? en, al leverden de landsvaderlijkedenkbeel
den van 1816 daartoe al eenige aanleiding, kan er nu,
in het jaar 1874, nog behoefte bestaan aan zeker forum
privilegialum van vreemde souvereinen, hetwelk hen voor
den Nederlandschen rechter wol niet stelt op het hooge
standpunt van den Nederlandschen souverein, maar
hen dan toch eenige trappen hooger stelt dan de gewone
Nederlandsche staatsburgers. Kon het artikel 367 van
den Code pénal dan voor de vreemde souvereinen niet
voldoende worden geacht? Dar.rbij toch wordt scliuldig
aan laster verklaard hij die „aan iemand, wie het ook
zij, daden ten laste gelegd zyj hebben die, ingeval zij
plaats hadden, dengene, tegen wien zij geduid zijn,
aan lijf-of boetstraffelijke vervolging, of wel blootelijk
aau de verachting en den haat der burgeren, bloot
zouden stellen." Onder die wie het ook zij zalmen
dan toch ook vreemde vorsten wei kunnen tellenen in
dat geval kent artikel 367 hun even goed als aan ieder
ander persoon het recht toe hunne eer en goeden naam
door den rechter tegeo den lasteraar te doen handhaven,
als de daarmede verband houdende artikelen van den
Code pénal het honen en beleedigen van hunne per
sonen straft. Welke reden bestaat er dan om verder
te gaan en aan vreemde souvereinen eene andere actie
toe te kennen? Want dit gebeurt inderdaad. Niet
alleen laster en beleedigingen jegens een vreemden sou
verein worden bij de oude wet strafbaar gesteldmaar
ook „het tegenspreken of in twijfel trekken vau de wet
tigheid van bun geslacht eu regeering", en dat dit
geheel iets anders is dan de bij den Code pénal strafbaar
gestelde wanbedrijven van laster, hoon en beleediging
zal iedereen gevoelen. Voor wie het niet gevoelen
mocht, een paar voorbeelden: Een Nederlandsch dag
blad dat zich, tijdens het tweede Fransche keizerrijk,
beroepen had op de in ons archief berustende geheime
akte van onzen koning Lodewijk BoDaparte, waarin hij
de wettigheid van den op 20 April 1808 te Parijs gebo
ren zoon zijner gemalin, den lateren keizer der Fran-
schen ontkende, zou volgens do wet van 1816 in eene
geldboete van 500 franken kunnen vervallen omdat het
„de wettigheid van het geslacht" van eenen vreemden
souverein had tegengesproken of in twijfel getrokken.
Een Nederlandsch dagblad dat, tijdens het groote con-
stitutioneele conflict in Pruisen betoogd had dat de
regeering van dat land, zonder wettelijk vastgestelde
begrooting regeerde, onwettig regeerde, of tegenwoor
dig durfde beweren dat Pruisea's gezag over Hannover
en Frankfortalleen gegrond zijnde op geweld, op geen
wettigen grondslag steunde, zou in dezelfde boeto
kunnen vervallen als hebbende tegengesproken de „wet
tigheid der regeering" vau een vreemden souverein.
De gemeentoraad van Middelburg zal op Woensdag a.,
des namiddygs te li uur, eece openbaie zitting houden
ter behandeling der volgende zakenaangehouden en
ingekomen stukken adres Cummercie-compagnie atstand
vau een gedeelte der weif enz.; rekening der
bank en kamer van koophandel 1873; af-en over cbrij-
ving begrooting der schutterij 1873; concept-verorde
ning overzetveer kanaal door Walcheren; voordracht
vacature van hulpouderwijzeres op school B; onder-
bandsche verhuring woonhuis Cellebroersbofidem
verkoop gemeentegrond ia bet Slob in de Segeerstraat;
voordracht vacature bestuur der godshuizen.
Gisteren kwam uit zee en heden morgen hier aan
de loskaai het barkschip Regina MariB, gezagvoerder
D. Ouwehand Sz., groot 399 lasten, met lading voor
Middelburg en Holland.
De volgende schepen worden dezer dagen hier ge
wacht tot ontlossing hunner lading, bestemd raar
Holland.
Het fregatschip Susanna Johanna, gezagvoerder G. de
Vries, groot 660 lasten.
Het clipperfregatschip Minister Fransen van de Putte,
gezagvoerder A. Osterrath, groot 771 lasteD.
Het barkschip Huijdecoper, gezagvoerder A. E. Bonten,
groot 398 lasten.
Naar wij vernemen zal de gedachtenis van Middel-
burg's bevrijding ia 1574 a. Vrijdag alhier ook kerke
lijk worden gevierd door het houden eener avond-gods-
aienstoefening.
De heer mr. J. W. C. de Jonge van E'.Iemeet, van
Oostkapelle, is de vorige week beëedigd als advocaat
bij bet provinciaal gerechtshof in Zeeland.
Overeenkomstig de bepaling van artikel 5 der pro-
ciale wet zou de verkiezing vau leden voor de provin-
vinciale staten dit jaar moeten plaats hebben op den
12en Mei a. en dus op den dag waarop men algemeen
wenscht het feest der 25jarige regeeriug van Z. M. den
koning officieel te vieren.
Dit heelt den minister van binnenlandsche zaken
aanleiding gegeven tot indiening van een wetsontwerp,
om vcor 1874 die verkiezing te doen plaats hebben
op den 7cn Mei a.
De heeren Tak c. s., die bet voorstel aan de tweede
kamer hebben gedaan tot het houden van een onder
zoek uquêteomtrent de Nederlandsche koopvaardij
vloot, hebben van den tijd, die voorbijging sedert het
sectieverslag over bedoeld voorstel verscheen gebruik
gemaakt om de feiten en berekeningen, welke in dat
verslag worden besprokenter voorbereiding van de
opeebare beraadslaging, cog eens hartelijk in eene
schriftelijke nota toe te lichten.
Terwijl de meeste corporate en, die aanvankelijk had
den voorgenomen op den 12eu Mei a. een afzonderlijk
geschenk aan Z. M. den koning aan te biedeu, op dat
voornemen zijn teruggekomen en zich bij het nationaal
geschenk hebben aangesloten, heeft het bestuur: der
Veieeuiging van'officieren der schutterij ia Nederland
besloten het eenmaal aangenomen plan, om een zelfstan
dig huldeblijk te geven, te handhaven.
Te Groningen is, na een kortstondige ongesteldheid,
overleden dr. D. Chantepie de la Saussaye, sedert 10
September 1872 hoagleeraar in de godgeleerdheid aan
de hoogeschool aldaar. Van 1862 tot zijn vertrek naar
Groningen was hij predikaut bij de Nederduitsche her
vormde gemeente te Rotterdam, en vooral in die betrek
king heeit hij zijn naam als wetenschappelijk theoloog
gevestigd.
Daar in dit jaar de tabel, bedoeld in artikel 99 der
kieswet, weder moet worden hei zien, heeft do minister
van binnenlandsche zaken de commissarissen des ko-
nings in de onderscheidene provinciën verzocht hem ten
spoedigste opgave te doen vau het bevolkingscijfer in
iedere gemeente op 31 December 1873.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam hebben
aan de tweede kamer der staten generaal oen adre3 ge
zonden over het wetsontwerp tot wijziging der genees
kundige wetten. Zij herhalen daarin hun overtuiging,
dat, om die wijziging inderdaad doel te doen treffen,
het afnemen van de natuurkundige en theoretische ge
neeskundige examens behoort te worden opgedragen
aan de hoogleeraren van het athenaeum aldaar, omdat
aan die examens feitelijk alleen studenten aan dat athe
naeum deelnemen vooral militaire studenten die
iu dit opzicht niet behooren achter te staan bij de
studenten van de academie j wien het toegestaan is bij
hunne eigene hoogleeraren examen te kunnen afleggen.
Zij bestrijden den grond, waarop de minister van