F 38.
MIDDELBURGSCHE
Vrijdag
1874.
COURANT.
13 Februari.
Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
3De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
Middelburg 12 Februari.
Het gisteren door ons medegedeelde bij de regeering
ontvangen telegram van den luitenant-generaal van
Swieten, gedagteekend 7 Februari en eergisteren uit
Penang verzonden, luidt in de Staats courant van heden
als volgt:
„De hoofden in Atsji blijven zich verwijderd houden
en hebben Tcewankoe Daoed, een negenjarigen achter
neef van den voorlaatsten sultan Ibrahim Mantsoer
Sbah, tot sultan verkozen met vier voogden voor regent
schap; zij pogen dus nog den ouden toestand te besten
digen en het verzet voort te zetten. Onzerzijds is men
bezig het noodige te doen voor eene blijvende vestiging.
In den kraton wordt een fort voor 500 man en een
kamp vcor 1500 man opgericht, waardoor de rivier en
de af- en aanvoer worden beheerscht. Ter wille van
die werkzramheden worden van onzen kant 'geene
vijandelijkheden gepleegd; een gevoel van machteloos
heid schijnt ook den vijand daarvan terug te houden.
Het volk is vredesgezind. De cholera is zeer verminderd."
Heden morgen is van Rotterdam naar hier vertrokken
het schip Oeeanns, gezagvoerder Nicaise, groot p. m. 700
gemeten lasten, om na verdere inneming van JadiDg
van hier de reis naar Indië vooit le zetten. Vermoe
delijk zal dit schip Zaterdag alhier aankomen.
In de gisteren avond gehouden vergadering van de
leden met dames, van het Middelburgsch departement
der Maatschappij tot nut van 't algemeen, leverde de
heer Cremer andermaal eene proeve van het meester
schap dat docr hem zoowel over den vorm als over
de voordracht zijner Over-Betuwsche novellen bereikt
i?. De hoofdfiguren van zijn verhaal, de dikke boe
rendochter Nolleke Jansen, de egoïstische, altijd kla
gende boer Wouter Arens, zijne zwakke, doch door
hare moederlijke smart tot hardheid vervoerde vrouw,
de blinde tolgaarder Tijs Witte, zij leefden, gedurende
de voordracht van den heer Cremer, met verrassende
duidelijkheid voor onze verbeelding. Zijne voorstel
lingen bezitten somtijds een realisme, dat, indien het
onderwerpen van minder onschuldigen aard, of een
letterkundig product van langer adem betrof, tot meer
dan éene bedenking aanleiding zou kunnen geven. Als
de welgedane Nolleke haar „dikke, warme" hand op
het klamme voorhoofd van den doodzieken Bram legt,
bekruipt ons allen hetzelfde gevoel van afkeer, dat den
kranke met een smartkreet het hoofd doet afwenden.
Als dezelfde dame zich op een stoel nederlaat, hoor en
wij het „krak" der mattenzitting. Het benauwend menu
van het bruiloftsmaal werkt op ons als een nachtmerrie.
Op de nachtelijke wandeling van den blinden Tije, metzijn
stokje links en rechts op de takken slaande en naar den
weg tastende, is het alsof de hagel- en windvlagen ons
laDgs het aangezicht gierenen het bleeke schijnsel der
maan, dat het gewei van het vluchtende hert, voor ds
beangstigde verbeelding van TeuDis, tot de horens des
boschduivels vervormt, schemert ons op onze beurt in
de oogen. Voeg daarbij den eigenaardigen voor vreemde
oeren niet altijd even verstaanbaren Over-Betuwschen
tongval, en de ingespannen aandacht, welke de hoor
ders aan de woorden des heeren Cremer kluistert, zal
ons geen raadsel meer zijn.
Voor eigenlijke critiek is dan ook in znlke oogen-
blikken geen plaatst. Anders zouden wij misschien vragen
of bijvourbeeld het tooned, waarin Druuskehet signa
lement van Bram, in diens tegenwoordigheid, aan den
blinden oom opgeelt, wel van de natuur afgezien is.
Gedurende de voordracht hebben wij echter geluisterd
en genoten. Bepalen wij ons dan tot de betuiging dat
de avond ons een waar intellectueel genoegen heeft
opgeleverd en deze kennismaking met Het hart op de
Veluwe aangename herinneringen bij ons heeft nagelaten.
vereenigingen aan Z. M. den koning bestaan in een
pracht exemplaar met platen der Geschiedenis van
Neêrlands weerbaarheid, van hare wording. De kosten
worden op f 3000
In het Rotterdamech leeskabinet heeft de heer T. J.
Stieltjes een uitvoerige lezing gehouden over de verde
digingsmiddelen van Nederland, waarin hij ten slotte
wees op de goede hoedanigheden onzer troepeD, „die
steeds, zoowel onder eigen vlag als in het Fransehe
leger, met onderscheiding hebben gestreden; op de cita
del van Antwerpen verdedigden 4300 man (grooten-
deels miliciens) eene slechte steikte 21 dagen tegen
een overmachtigen vijand, die 60,000 kogels en bommen
in de kleine vestiDg bracht. Bij Atsji is wederom de
volharding der troepen gebleken te midden van vele
moeilijkheden. Het leger bezit vele uitmuntende offi
cieren, de krijgskunde vindt meer en meer beoefening,
onze wapenen zijn goed, wij heb'oen een enorm artille
rie-materieel, vele goede vestingen, een van nature bijna
onneembaar land; dat heett in 1814 de Pruisische ge
neraal Valentini reeds opgemerkt. Wat ontbreekt ons
dan? Niets, dan meer gevoel van onze sterkte, meer
zelfvertrouwen dat niet moet beletten met ijver onze
weermiddelen te blijven verbeteren."
Naar de Provinciale Noord-Brabantscbe courant be
richt, zal het geschenk der verschillende Weerbaarheids-
jrtenoeniingen en besluiten-
hechteblijke MACHT. Benoemd tot rechter in de
arrondiasements-reehtbank te Soeek mr. C. W. A. van
Haersolte, thans substituut-griffier bij de arrondissements
rechtbank te Amsterdam.
biddeborden. Benoemd - tot belooniog dergenen
van de zee- en landmacht in Nederlandsch-Iadië die
zich hebben onderscheiden: a bij de krijgsverrichtingen
in de afdeeling Noorderdistricten (Celebes en onderhoo-
righeden) in November 1872, en b bij de expeditie naar
Balangnipa (Mander, Celebes en onderhoorigheden) in
October en November 1872 tot ridder 4° klasse van
de Militaire Willemsorde: a ter zake der voorschreven
expeditiën in de Noorderdistricten van Celebes en naar
Balangnipa: de majoor der infanterie H. F. Meijer,
thans met verlof bier te lande; b ter zake der voor
schreven krijgsverrichtingen in de noorderdistricten van
Celebes: de sedert tot kapitein bevorderde le luitenant
der infanterie J. Waagen en de inlandscbe sergeant
Sidin, en c ter zake der voormelde expeditie naar Ba
langnipa: do controlenr le klasse bij het binnenlandsch
bestuur op de bezittingen buiten Java en Madara
J. Bensbacb, en de fuselier C. R. Brouwer.
Bij afzonderlijke dagorders, zoo in Indië als in Neder
land, eervol vermeld: a ter zake der voormelde expe
ditiën in de Noorderdistricten van Celebes en naar
Balangnipa: de 2e luitenant der artillerie J. H. ter Spill;
b ter zake der meergemeelde krijgsverrichtingen in de
Noorderdistricten van Celebes; van de zeemacht: de
officier van gezondheid 3e (thans 2e) klas3e A. Pieters,
en de luitenant ter zee 2e klasse W. J. Derx; en van
do landmacht: de sergeaDt der infanterie J. H. Coronel,
de fuseliers V. Dupuis en J. Modderman, allen thans
gegageerd, de fuselier J. W. Bartelink en de zieken
oppasser W. M. Verzijlberglaatstgenoemde thans hier
te lande teruggekeerd, en c ter zake der meergemelde
expeditie naar Balangüipa: de kapitein der infanterie
A. J. H. Lubeck, de le luitenant van dat wapen J. P. J.
Schulmayer, en de fourrier J. A. Roosedal (of Roosedaal
Kerknieuws.
Gisteren heeft de kerkeraad der Nederduitsche her
vormde gemeente te Vlissingen het volgende twaalftal
opgemaakt ter beroeping van een predikant in plaats
van den heer H. W. Creutzbergde heeren P. K. Dom
misse, te Oostburg; E. W. H.jnekert, te Renswoude;
E. A. G. Hoogenhuizen, te Steenwijk; U. J. Immink,
te Kollum; H. J. James, te Hecrde; J. Kromsigt, te
Cortgene; H. G. Lindonk, te Oosterbeek; J. J. van der
Lip, te Wijk bij Duurstede; A. Meerdink, te Harder
wijk; B. Mossel, te llenkum en Heelsnm; G. J. Roskam
Abbiüg, te Ginneke en BavelF. L. Rutgers, te Brummen.
Marine en leger.
Bij gelegenheid van 'skonings verjaardag zullen in
alle garnizoenen militaire assauts plaats hebbenwaarbij
benoemingen zullen geschieden van meesters enprevots
op de verschillende wapens, en eene toekenning van
geldelijke belooningen aan de onderwijzers in de ver
schillende vakken van militair onderwijs.
Koloniën.
De uit Nederlandsch Indië ontvangen berichten loo-
pen tot 3 Januari jl. In de eerste plaats deelen wij
daaruit mede de volgende
BERICHTEN VAN HET OORLOGSTOONEEL.
De officieele Java-courant bevat een uitvoerig verhaal,
getrokken uit de journalen en rapporten van den opper
bevelhebber en loopende tot 13 December jl., waaraan
wij het volgende ontleenen:
In den morgen van 1 December hield de opperbevel
hebber eene conferentie met alle militaire en marine-
autoriteiten en besliste dat de landing zou geschieden
onder aanvoering van generaal-majoor Verspeyk, door
eene brigade bewesten de Tjankoel-rivier, terwijl de
andere brigade, die zich moest bedienen van de midde
len waarmede de eerste brigade geland is, naar omstan
digheden min of meer westelijk aan wal zou komen.
Het doel van deze operatiën was het vermeesteren van
den kampong Gighen.
Het tijdstip der landing kon, met het oog op de dage
lijks vallende regens, nog niet bepaald worden.
Den 21cq December vertrok generaal Verspeijk met de
chefs der artillerie, van den geneeskundigen dienst en
de militaire administratie 'a ochtends per Bronbeek naar
Poeloe Nassi, om den stand van zaken aldaar na te
gaan.
Eerst den volgenden dag konden die autoriteiten met
genoemd vaartuig ter reede van Atsji terugkeeren.
In den ochtend van den 3en December werd de krijgs
raad te velde geïnstalleerd en beëedigd.
Hoezeer het tijdstip reeds lang was aangebroken,
waarop de Noordoost moesson zou moeten heerschen,
liet het weder niet aanzien dat die moesson werkelijk
zich spoedig inzetten en de regen voor droogte wijken
zou. Nochtans werd in overweging genomen of het niet
aanbeveling verdiende in elk geval aan wal te gaan.
De ondervinding met het 3e bataljon op Poeloe-Nassie
opgedaan, de bij vroegere expeditiën bevonden uitkom
sten en de waarschuwende stemmen der wetenschap ver
boden evenwel nadrukkelijk de expeditionaire macht
aan zulke ongunstige invloeden bloot te stellen. Het
verdiende verre de voorkeur nog eenigen tijd het goede
weder af te wachten.
Door het lang verblijf der troepen aan boord en aan
gezien de voorraad water op de schepen tot en met 3
December berekead was, begon de behoefte aan drink
water zich te doen gevoelen. Op Poeloe-Nassie waren
daarom waterleidingen gemaakt, doch bij de sterk door
slaande westenwinden was er zooveel rolling en bran
ding in de baai, dat de sloepen niet zonder gevaar
konden landen. Strenge controle op het water werd
daarom aanbevolen.
Den 5en December had men prachtig droog weder.
Op verschillende schepen deden zich weder cholera
gevallen voor.
Volgens eene opgave der korpsen, kon men bij ont
scheping', Jwat de infanterie betreft, rekenen op onge
veer 3663 valide mannen (behalve de bezetting van
Poeloe-Nassi).
Alles werd voorbereid om op 9 December te kunnen
landen, debarkements-order opgemaakt, vastgesteld en
verzonden. Al de transportschepen van Poeloe-Nassi
waren in den avond ter reede terug. Den 7cn overleden
in het établissement op het eiland 22 lijders, het hoogste
cijfer dat nog bereikt was, terwijl juist in de laatste
dagen goede verwachtingen werden gekoesterd.
J Den 8CB December was het mooi weder; Te 8i uur
kwamen alle hoofdofficieren aan boord van het statschip.
Hun werd medegedeeld dat, boewei de gezoodheidstoe-
I stand en het weder nog niet gunstig warende landing
1 evenwel noodzakelijk werd geoordeeld. Het oogenblik