MIDDELBURGSCHE F 35. Dinsdag 1874. COURANT. 10 Februari. Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2c» Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/rri.franco is f 3.50. Middelburg 9 Februari. De Staats-conrant van Zondag 8 en Maandag 9 Februari bevat het volgende berichtwaarvan wij den hoofdzakelijken inhoud gisteren bij bulletin aan onze geabonneerden hebben medegedeeld „Blijkens een telegram van den luitenant-generaal van Swieten, gedagteekend 4 dezer, en in den laten avond van dan 7e° bij het departement van koloniën ontvangenwas er sedert 29 Januari niets belangrijks voorgevallen, en ook de toetreding tot onderwerping niet vooruit gegaan. „In bet binnenland aangelegd wordende versterkingen getuigden van eene voortdurend vijandige houding van hoofdenmaar gaven geena bezorgdheiddaar bet slechts plaatselijke middelen van tegenstand zijn, die gemak kelijk onschadelijk kunnen gemaakt worden. „Door de verovering van den kraton is de kracht der verdediging gebroken, en wat verder geschiedt is slechts partieel. De kleine man scheen voor de voort zetting der vijandelijkheden minder gestemd. „Het kamp der expeditionaire troepen werd niet meer gealarmeerd. „In enkele in de nabijheid gelegen kampongs waren de vrouwen teruggekeerd; ook werden door enkelen boomvruchten en andere kleinigheden te koop gebracht, en het volk bewoog zichin tegenstelling met vroeger, op eigen terrein ongewapend. „Dit deed den opperbevelhebber raadzaam achten om eenigen tijd van bezinning te geven alvorens han delend cp te treden, en af to wachten wat de vredes- gezinden zullen doen. „De dood des sultans wordt bevestigd. „De cholera was door de gegunde rust belangrijk afgenomen." De conservatieve kiesvereeniging Koning en Vaderland te Gouda, heett tot candidaat voor de tweede kamer der staten-generaal gesteld jonkheer mr. H. J. van der Heim. Tengevolge eener uitnoodiging van de heeren van Zeylen Decker waren eenige ingezetenenvoorname lijk gewestelijke en gemeentelijke autoriteiten met hunne dames heden in de gelegenheid het hier aan de loskade liggend clipperfregatschip 's Graveahage (gezagvoerder W. Alberts) te bezichtigen. Uithoofde van het zeer ongunstig weder, was het aantal dames dat aan de uitnoodiging gevolg gaf, niet groot, maar vele heeren maakten er gebruik van, en algemeen was de indruk dat dit schip, zoo schoon van lijnen uitwendig, ook inwendig eene bezichti ging overwaardig is. Op het dek en in het tnsschen- dek, waar het gezicht bijna door niets belemmerd wordt, kan men zich oen juist denkbeeld vormen zoo wel van de kapitale afmetingen van dit vaartuig als van de constructie, die gemengd ijzer en hout is. De inrichting voor passagiers, de ruime kerk, kajuit en andere lokalen, met massief mahoniehou ten betimmering, de hutten en verdere benoodigd- heden, alles wijst op comfortzooals men die niet licht elders beter zal aantreffen. De Arnhemeche courant bespreekt in haar nommer van heden op geestige wijze de quaestie van het ko ningsgeschenk op 12 Mei a. en wijst er op, dat welke eigenschappen de Nederlandsche natie moge hebbeo, zij de eigenschap van nationale feesten te organiseeren en op een gracieuse wijze hulde te bewijzen aan hen die zij vereeren wil, niet bezit. Er is iets linksch, iets plomps, iets onkiesch in onze wijze van doen, dat aan de vereering die men bedoelt alle waarde ontneemt. Zulk eene vereering moet althans voor den persoon dien men vereeren wil een geheim en eene verrassing wezen, de uitiDg van een algemeen gevoel dat het plan met geestdrift begroet zoodra het geopperd is, ea er snel uitvoering aan geett. „Vergelijk nu hierirede hoe wij het vijf en twintig jarig koningschap van Willem III willen vieren. Wij zijn er sinds maanden over aan het tobben; wij sollen er medewij zouden de zaak niet onhandiger kunnen aanvatten dan wij doen. In de eerste plaats reeds door het lang getalm en gezeurvervolgens door de groote ruchtbaarheid welke wij er aan geventen derde, door de eindelooze verdeeldheid der meeningen omtrent hetgeen wij doen zullen enten slottedoor de wijze waarop wij de middelen zoeken ie verkrijgen om aan het plan uitvoering te geven. Dag aan dag, week aan weekmaand aan maand zijn wij er nu aan bezig; de couranten zijn er vol van en er voor een groot gedeelte onleesbaar door gewordenwij willen wat doen, wij zullen wat doen om Willem Ill's vijf en twintig jarig koningschap te vierenen na al ons denken en overleggen zijn wij zoover gekomen dat wij weteD, wat wij niet doen zullen: geen gouden of zilveren voor werpen. Maar wat dan wel? Hier vangt het denken en overleggen opnieuw weder aan. En eerst moet nog eene andere hoofdvraag uitgemaakt wordenzal onze nationale hulde eene algemeene volkshulde zijn, zal zij de uitdrukking zijn van het gevoel van het „ge- heele Neder landsche volk" in zijne eenheid en ondeel baarheid, of van het Nederlandsche kinderen-volk en van het volwassene volk van fët Nederlandsche mi litaire volk en van het burgerlijke? met andere woorden, van de verschillende klassen, rangen, standen en cate- goriën van het Nederlandsche volk? Zullen wij de hulde en vereeering van het land in éene, voor gezamen lijke kosten aangeschafte gedachtenis vereenigen? of zullen onze elf provinciën elf provinciale gedachtenissen geven? of onze plus minus twaalf honderd gemeenten plus minus twaalf honderd gemeentelijke gedachteuisecn, Deventer b. v. peperkoekEdam kaasVlaardiDgen haring, Leiden wollen dekens, Delft boter, Arnhem de stad der villa's eene villaen zoo ieder naar hare specialiteit? Wij hebben Vembarras du choix. De een wil aan den koning eene nieuw te stichten gemeente op de heide bij het Loo ten geschenke geven; een tweede stelt voor eene spoor weg lijn; een derde wil van de Zuiderzee eene droge twaalfde provincie maken. Eene gomeenteis ons verhaalddenkt over een paard en ditwij moeten het erkennenis nog een der minst dwaze plannenvan een paard zon de koning nog dienst hebbendoch wat hij zou uitvoeren met een dorp, eene spoorweglijn, eeno provincie, gaat ons begrip te boven. De invallende gedachten over het „geschenk aan den koning" zijn somwijlen zóo dol, dat men ze voor ironie of persiflage zou aanzien, wanneer men niet wist, dat de Ne derlander nooit ironie jegens zijne koningen bezigt of hen persifleert." De Arnhemsche courant hoopt dat de koning thans de Nederlandsche couranteu niet leest, opdat hij niet zal vernemen wat men voor hem doen wil, en vooral wat men niet doen wil. On bescheidener en on kiese her werd nooit een verjaarfeest voorbereid; er ontbreekt slechts aan, dat men den koniag vraagt, met welke verrassing hij het liefst op 12 Mei a. zal willen verrast worden. Maar „het indelicaatste van al wat indelicaat is, is dat er voor den koning gecollecteerd wordt, en dat de opbrengst dezer collecten, nauwkeurig, met de centen en halve centen erbij, in onze couranten vermeld wordt. Laat ons het ronduit zeggendit ge bedel en aan de buizen aalmoezen ophalen voor Wil lem III is beneden de waardigheid van Nederland's koning, en moest ook beneden de waardigheid der Nederlandsche natie zijn. Wat de zaak niet beter maakt, is, dat er óok gecollecteerd wordt om gelden voor de feestviering te verzamelen. Slechts een deel dus van wat men voor den dag van 12 Mei afstaat is voor den koning; het andere deel is voor ons zei ven om pret te maken." In den regel heeft de Arnhemsche courant weinig op met die „zilveren verjaarfeesten", en koningen te ver eeren enkel en alleen omdat zij vijf en twintig jaren koning zijn, acht zij niet rationeeler dan elke vereering van iemand, enkel en alleen omdat hij vijf en twintig jaren lang geweest is wat bij is. Maar, als men dat doen wil, dan behoort men althans te zorgen, dat het eene vereering is den koning waardig ea het volk dat hem vereert. Zulk eene manifestatie mag niet mis lukken en zelfs niet slechts ten halve gelukken, of zij ware beter niet gedaan, en als wij het zilveren kro ningsfeest niet zoo kunnen vieren, dat het eene herin nering voor de geslachten na ons zal laten, Iaat ons dan liever het geheele plan opgeven en erkennen, dat wij ons in do gezindheid, ten minste in de ge vensgezindheid, van het Nederlandsche volk vergist hebben. Anders loopen wij nog gevaar, dat de jubilaris, het eindelooze couranten- en ander gezeur over het koningegeschenk moede, de eer aan zich houdt en eenvoudig, voor de toegedachte hulde bedankende, zegt: «Mijne heeren, doe geene verdere moeite; ik dank u voor uwe vele pogingen en bemoeienissen en neem den wil voor de daad. Laat aan deze arme Nederlanders hunne pen ningen van welke zij blijken zoo noode te kunnen scheiden." Ook het Utrechtsck dagblad bespreekt, naar aanlei ding van den 43en gedenkdag van den heldendood van Jan Carel Josephus van Speijk, de zaak van het ko-iings- jubilaeum, voornamelijk om er op te wijzen, hoe zelfs deze gebeurtenis aanleiding geeft tot partijhaat en verdeeldheid. Al dadelijk heeft men getracht er de scboolquaestie in te mengen. Alleen de jeugd der bij zondere scholen moest het met den koning goed meenen. Daarop zijn de werklieden, de zoogenaamde vierde stand, afzonderlijk opgetreden. Toen heeft men gewes telijke, plaatsel.;ke, bijzondere commissiën zien verrijzen, elk met eigen plannen en denkbeelden. Eindelijk eene vereeniging van burgemeesters der hoofdsteden, die nauwelijks een denkbeeld aangaven of het vond ver bitterde tegenspraak. Ten slotte nog altijd plannen en denkbeelden, nog altijd polemiek en strijd, die onze openbare pers bijDa een half jaar meer dan genoegzame stof heeft gegeven. Waarin zal zich deze chaotische verwarring nog oplossen? „Wij hopen zegt het Utrechtsck dagblad steeds in iets goeds! Maar thans is het dan ook hoog tijd, dat alle plannen, wier ontwerpen ten minste getuigden dat er in éen opzicht algemeenen geest was, éen wensch om 't geliefde hoold van den staat blijken van waar deering en sympathie te gevenzich oplossen ia éen enkel, dat uitvoerbaar is, en daardoor aanneembaar." De vereenigde Noord-Brabantscbe handboog schutte rijen hebben in eene vergadering, in den Bosch gehou den besloten den koning op 12 Mei een zilveren beker aan te bieden. Vrijdag had in het hotel Holtgrefe te Waalwijk eene vergadering plaats van burgemeesters uit de Langstraat en de landeD van Heusden en Altena, ter bespreking vau de ont-vorpen spoorweghjoen Moerdijkden Bosch en VlijmenDordrecht. Er waren 2G gemeenten, bene vens de kamer van koophandel en fabrieken van 's Her togenbosch vertegenwoordigd. Door de vergadering werd een adres aan de regeering goedgekeurd en ge- teekeud ten betooge van het groot belang aan het tot stand komen van genoemde lijn. Voorts werd een co mité van acht ledea verkozen aan hetwelk de verdere leidiog en bevordering van deze zaak ia opgedragen. De Nederlandsche consul te Kopenhagen heeft den heer C. D. Hage aangesteld tot zijn vice consul te Stege, voor het Deensche ambt Praeslö. In de Nederlandsche Spectator vinden wg een artikel van de hand van dr. du Rieu, waarin hulde wordt gebracht aan de verdiensten van wijlen mr. E. J. Kiehl. Daar de overledene ook in deze gemeente is werkzaam geweest eu erop verschillend gebiedonvermoeid arbeidde aan hetgeen hem noodig of nutti'g toescheen, vinden wij alleszins aanleiding om dit beknopt levens bericht ook aan onze lezers niet te onthouden. ERNST JULIUS KIEHL. Door de redactie van dit weekblad uitgenoodigd om een woord te schrijven ter herinnering aan dr. Kiehl,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1