MIDDFABIJRGSCHE COURANT. P 29. Dinsdag 1874. 3 Februari. Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2" Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen, 33e prijs per 3/m.} franco is f 3.550- Middelburg 2 Februari. Ben buitengewoon bijvoegsel tot de Staat a-courant v^n Zondag 1 en Maandag 2 Februari bevat het vol gende hetwelk wij reeds aan, onze geabonneerden in Middelburg en Vliasingen per bulletin hebben mede gedeeld: „Blgkena een zoo even bij het departement van kolo niën ontvangen telegram van den luitenant-generaal van Swieten, gedagteekend 28 Januari en te Penang in den morgen van heden aangeboden, hebben sedert den;24e* dezer (geene vijandelijkheden meer plaats gehad. Alles deed gelooveD, dat na de volkomen overwin ning die behaald is, de strijd geëindigd en de onder werping der XXV en XXVI Moekim nabij kan geacht worden. Panglima Polim (hoofd der XXII Moekim, die volgens vroegere berichten den oorlog leidde) en de snltan (zoo laatstgenoemde althans niet, gelijk ge zegd werd, aan de cholera was overleden) schenen den strijd te willen voortzetten, maar zullen dat niet kun nen omdat zij van alle bondgenooten der noordelijke en westelijke str ten verlaten zijn. „De cholera eischte opnieuw groote offers, vooral onder de laatstaangekomen troepen van Padang. In drie dagen tijds 88. „Zoo even (telegrapheert de opper bevelhebber ten slotte) wordt bericht dat Panglima Polim ook door de cholera is aangetast" Volgens een bij de regeering ontvangen telegram is -de eerste luitenant bij het korps mariniers J. P. Smith aan de gevolgen zijner te Atsji bekomen wonden over leden. Het bestuur der Christelijke burgerschool alhier beeft in zake het op 12 Mei aan Z. M. den koning aan te bieden kindergeschenk besloten, zich aan het centraal comité van onderwijzers te Amsterdam aan te olniteD. Het doet dit op grond van zijn wenschdat hierin allen te zamen mogen gaan, en in de overtuiging dat het eentraal comité geenszins wenseht van deze zaak eene partijzaak te maken. Hiervan meent het een dui- delgk sprekend bewijs te mogen zien in den grooten drang van dat comité uitgegaan, om den heer Oost- meijerhoofdonderwijzer aan eene Christelijke school, te bewegenzijne opengevallen plaats als vice-president in dat bestuur weder iu te nemen. Bij beschikking van den minister van justitie is tot rijksveldwachter 3° klasse te Brouwershaven aangesteld C. Verpoorte, gepasporteerd maréehausseé alhier. Maar aanleiding van de in ons vorig nommer uit Vlissingen geuite klacht over het slecht schoon houden van het droogdok aldaar, is ons opgemerkt dat de zorg voor het bruikbaar houden van dat dok niet rust op het domein, maar op den waterstaat. Maar wij vernemen zal morgen een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden ter bedijking van de Schenge. Bij ministerieele beschikking van 30 Januari jl.is aan de naamlooze vennootschap De Zierikzeesche stoom bootmaatschappij, gevestigd te Zierikzee, tot wederop zegging vergunning verleend voor een stoombootdienst tot vervoer van reizigers en goederen tusschen Zierik zee en Botterdam. 'Door den gemeenteraad van Haarlemmermeer is aan eene commissie uit zijn midden opgedragen, om aan den raad een plan voor te leggen betreffende de oprichting van een landbouwschool in Haarlemmermeer. De ondervinding had in Groningen geleerd, dat de vonken, die nit de schoorsteenen der stoombooten ont- snqppén, welke daar de vele kanalen bevaren, tot gevaar voor de naastliggeudè woningen en hooibergen aanlei ding geven, en ook het passeeren van de wegen langs de kanalen niet zelden onveilig maken. Vooral nu lichte turf in plaats van steenkolen gebruikt wordt, is bet ge vaar der vonken-verspreiding zeer toegenomen. Het aan brengen van een vlechtwerk in de rookkast, vroeger voorgeschreven, is gebleken tot afsluiting niet voldoende te zijn. Daarom hebben gedeputeerde staten der provin cie, den ingenieur voor het stoomwezen gehoord, nu be paald, dat op straffe van intrekking der concessiën vóór 15 Februari a. op de schoorsteenen der stoomboo ten moet worden aangebracht een kap van fijn ijzeren vlechtwerk of ijzergaas, waarvan het model aan het bu reau van den provincialen ingenieur van den waterstaat te bezichtigen is. benoemingen en besluiten. EEBETEEKENEN. Vergunning verleend aan W. D. Ulrichscheepsbeschuitfabrikanten C. Ulrichfabri kant van biscuits en confiturier, beiden te Botterdam, en aan A. Th. Verhaar, prosector in de anatomie en custos der kabinetten aan 's rijks veeartsenijschool te Utrecht, tot het aannemen en dragen van het gouden verdienstkruis met de kroon, hun door Z. M. den kei zer van Oostenrijk geschonken. LEGEB. Benoemd bij het korps ingenieurs, mineurs en sappeurs tot kapitein 2* klasse (naar ouderdom van rang), de 1' luitenant B. J. van Mook, van het korps; tot len luitenant (naar ouderdom van rang), de 2® luitenant O. E. J. Lille Hogerwaard, mede van het korps. Kerknieuws. Aangenomen het beroep tov predikant bij de Neder- duitsche hervormde gemeente te Axel door den heer J. Enderle Tz., te Fijnaart en Heiningen. De heer H. A. Gillot, predikant bij de hervormde gemeente te St. Petersburg en vroeger te Zierikzee, heeft namens den kerkeraad zijner gemeente aan dia kenen der Nederduitsehe hervormde gemeente te Zie rikzee een wissel toegezonden van 200 roebels of/320, als gift voor het nieuw te bouwen armengesticht. Koloniën. By beschikking van den minister van koloniën, van den 30cn Jannari jl., is de heer A. Pijl, scheepsbouw kundige, gesteld ter beschikking van den gouverneur- generaal van Nederlandsch-Indiëom te worden be noemd tot ingenieur tweede klasse by het vak van scheepsbouw daar te lande. Rechtzaken. Wij geven thans nog een overzicht van de uitvoerige pleitrede eergisteren in de zitting van het provinciaal gerechtshof in zeeland door den heer mr. E. Fokker als verdediger van W. Verhulst uitgesproken. „En het geschiedde aldus ving hij aan dat de goede stad van Middelburg in den jare 1873 een belang rijk tekort leed op haar bank van leening, toen men eindelijk tot de ontdekking was gekomen dat er sedert tijden bij die instelling geknoeid werd." Dit zal een later geschiedschrijver van de Middelburgsche bank van leening, als deze ongelukkige instelling nog een ge schiedschrijver van noode zal hebben, kunnen gewagen; en zonder op zijn oordeel daarover vooruit te loopen, is het zeker dat hij er aan zal kunnen toevoegen„Toen de justitie er zich mede bemoeid had en men bezig was de zaak van den aanvankelijk alleen verdachte te onder zoeken rezen er vermoedens op dat ook een ander zich op eene geheel andere wijze eveneens aan de bank ver grepen zou hebben. De eerst aangeklaagde, die eene waarde van meer dan 15,000 verduisterd had, werd veroordeeld, de tweede stond een halfjaar later terecht." Van 'shofs beslissing hangt af of daarbij nog zal moeten gevoegd worden„en werd eveneens veroordeeld". Aan de beoordeeling van het hof toch is thans de vraag on derworpen: heeft deze beschuldigde de bank tekort ge daan door moedwillig de boeken te vervalschen De beschuldigde ontkent ten stelligste alle schuld en schrijft alles toe aan een noodlottige vergissing. Trachtende zijn ambt van toegevoegd verdediger naar behooren te vervullen en waarschijnlijk en aannemelijk te,maken wat door het openbaar ministerie onmogelijk wordt genpecnd, ^egón Bpreker allereerst te constateeren wat buiten geschil iehet matViieelè feit dat de cgf ers der geïncrimineerde posten die van valschheid worden ver dacht bijna alle afkomstig zijn van de hand van Ver hulst. Slechts ten opzichte van een, zgnde,n*,6QG84, zal de beschuldiging moeten afgewezen worden, op grond dat reeds het materieele feit der vervalsching door dezen beschuldigde niet bewezen is. Evenzeer houdt de verdediger voor geconstateerd en bewezen dat de 19 posten zooals ze in het beleeningre- gister afgeboekt staan bij vergelijking met dezelfde nommers in het lossingregister niet overeenkomen, daar deze laatsten geheel andere cijfers en voorwerpen aan wijzen dan in het beleeningregister zonden moeten voor komen als correspondeerende cijfers. Ook wil hg als bewezen aannemen dat de briefjes van deze 19 posten in de bank niet aanwezig zgn bevonden. Maar is dit alles nu reeds genoeg om te kunnen zeggenhet is niet mogelijk dat de beschuldigde zich vergist heeft, hij moet met opzet verkeerde cijfers hebben ingevuld? Achtereenvolgens brengt pleiter beknopt de middelen bijeen waardoor het openbaar ministerie den dolus, het opzet, bewezen acht, en onderzoekt in hoever die ver schillende aanwijzigingen waarde hebben en juist zijn. 1* „De nommers waaronder is afgeboekt komen in het lossingregister volstrekt niet overeen, ja zelfs Óen nom mer, 50810, komt daaronder in 't geheel niet voor, want het is een verkocht pand; ze zijn dus ten onrechte als gelost afgeboekt." Volmondig erkent de verdediger dat het onderzoek volledig is geweest en daardoor is ge constateerd dat de geïncrimineerde cijfers zooals ze daar staan niet juist zgn; maar andere gevolgtrekkingen kan men uit het feit op zich zelve nog niet maken dan deze éene: de cijfers zijn niet juist; de quaestie of dit nu aan opzet of aan vergissing moet worden toegeschreven moet van buiten af worden uitgemaakt. 2° „De briefjes der verkeerd afgeboekte nommers zijn niet te vinden." Dit geeft hij toe, maar dat zijn niet de eeuige briefjeB die vermist worden want er zijn bui tendien nog 17 andere brieijes niet gevonden. En die vermissing is gemakkelijk te verklaren. De getuige Middelburg heeft verklaard dat bij het balen der briefjes uit de bergplaatsen twee liassen gebroken zijn, zoodat de briefjes nit elkaar over den grond en in een kas vie len. Dit gevoegd bij de omstandigheid dat de rechter commissaris zelf het mogelijk acht dat ontbrekende briefjes in het ongereede zijn geraakt, levert het niet vinden voor den beschuldigde dua geen bezwaar op. 3» „De panden zijn niet te vinden." Dit is door geen enkel middel in rechten bewezen, en al was de ver missing geconstateerd, dan volgt daaruit nog niet dat zij aan Verhulst moet toegeschreven worden. Het is zeer goed mogelijk dat Gesquièrre de briefjes verloren of ver nietigd heeft, en een ander dan Verhulst die panden heeft weggemaakt. 4° en 5° „Die panden zijn nog niet gelost en er heb ben zich nog geen eigenaars daarvan opgedaan." Hieruit volgt nog niet, volgens pleiter, dat Verhulst de pandbriefjes heeft bezeteneven goed kan Gesquièrre de houder er van geweest'zijn. Dat die panden nooit zgn opgevraagd baart geen verwondering als men de mogelijkheid aanneemt dat ze door of namens Gesquièrre beleend en dan verduisterd werden. Gesquièrre was dan de houder van het pandbriefje, van dp schuldbeken tenis der bank, en hy kon dit vernietigen zoodra het in het beleeningregister was afgeboekt. Daardoor laat zich zeer goed verklaren dat de eigenaars dier panden niet zijn opgekomen om te lossen. Wanneer dus in de akte van beschuldiging gezegd wordt dat „onder derge lijke omstandigheden de onderstelling niet gewaagd is als men beweert dat al die panden fictief zijn," dan wordt een vermoeden, een gissiug geuit om de vergissing tot vervalsching te maken, dan gaat men met veronderstel lingen werken, in plaats van bewgs te leveren. Maar al waren al deze opmerkingen niet juist, moet inen dan, vraagt spreker, toch toegeven de redeneering van het openbaar ministerie: er blijkt nu dat er is ver duisterd, er is gebleken dat verkeerd is afgeboekt, ergo de verduisteraar en de vervalscher zgn een en dezelfde persoon? Dan moet eerst bewezen zgn, dat verduisterd zijn de geïncrimineerde posten en dat die betrekkelijke panden zijn verduisterd door denzelfdeD man die de ver keerde af boekingen deed. i Dat deze beschuldigde verduisterd heqft blijkt ook, zegt^ het openbaar ministerie, nit de getuigenis van van Poeljen, die meermalen voorwerpen voor Verhuist heeft beleend, waarvan althans gelijksoortige voorkomen onder de 20 panden. In de eerste plaats merkt de ver dediger hieromtrent op, dat men door een inbreng gedu rende het jaar 1.87 2 wil aannemelijk maken dat de be schuldigde gelijksoortige v.oorwerppn heeft verduisterd, die blgkens de registers.reeds in 1870 zijn.beleend, want over .1.870 loopt hie* het onderzoek. Het getuige nis van van Poeljen zon alleen.iets kunnen.afdoen al» hg die gelgksoortige voorwerpen reeds in 1870 voor

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1