beschuldigde, te goeder trouw die verkeerde opgaven
heeft genoteerd, niettegenstaande hg overigens wan
trouwen tegen Geequièrre koesterde.
Ook verdient het, volgens dea voorzitter, de aan
dacht, dat al die twintig panden op eene enkele uit
zondering na voorwerpen van goud of zilver zijD, ter
wijl toch de vierduizend pandbriefjes die Gesquièrre
onder zich hid allerlei voorwerpen betroffen. Ook dit
maakt onaannemelijk dat Geequièrre verkeerde nommers
zou hebben opgegeven.
Dat door de handelingen van den beschuldigde
schade aan de bank is toegebracht werd door dezen
erkend, maar hij hield vol, dat hij onwetend en onwil
lens daarvan oorzaak is geweest. Hij bleef bij zijne
opgaven volhardenook na verschillende opmerkingen
door andere raadsheeren gemaakt.
Vervolgens werd bet woord verleend aan het open
baar ministeriebij monde van den advocaat generaal
m\ N. H. van Nes van Meerkerk.
Ia het kort herinnerde de spreker den loop dezer
zaak die alleen betrekking heelt op het geheel afge
sloten jaar 1870, waarbij hij deed uitkomen dat de pan
den van de twintig ontbrekende pandbriefjes die op de
beleeningregisters als gelost waren afgeschreven niet
meer in de bank aanwezig zijn, dat zich nooit iemand
ter lossing daarvan heeft voorgedaan en zij ook niet :n
de lossingregisters voorkomen. Er heeft een onware
afboeking in de beleeningregisters plaats gehad, en
die onware afboeking levert op het feit van alteration
de la verité el la possibility et Vintention de nuire.
De beschuldigde bekeDt dat hij die onware aflossing-
cijfers in de beleeningregisters heeft geplaatst, terwijl
hij als klerk in de bank van leeniüg werkzaam was;
doch beweert dit bij vergissing en te goeder tronw ge
daan te hebben.
Bestaat hier nu, vraagt spreker, boos opzet, dolus
malusof slechts vergissing. De beschuldigde zegt dat
hij was bona fidedat hij zich werkelijk vergist of wel
Gesquièrre hem verkeerde nocamers opgegeven heeft.
Maar geen van beide beweringen zijn aannemelijk.
Had hg zich vergistdan had hij zich telkens driemaal
moeten vergissen, eerst in de beleeningslettervervolgens
in bet beleeningscgfer en eindelijk in den beleenings-
datum. Dit moge nu een enkele maal denkbaar zijn,
toch niet twintig malen. Evenmin is het aannemelijk
dat Gesquièrre verkeerde opgaven zou hebben gedaan.
Na elke verkooping maakte de beschuldigde eeo lijstje
op van de niet verkochte en onafgelotse panden; met
dat lijstje in de hand deed Gesquièrre een onderzoek
in de aflosaingregistersen dit onderzoek had steeds
plaats in tegenwoordigheid van de ambtenaren en den
boekbouder-kassier. Dat nu Gesquièrre zonder ontdekt
te worden twintig malen gefingeerde nommers zou
hebben opgegeven, is ondenkbaar evenzeer als de be
wering van den beschuldigde dat Gesquièrre juist die
panden zou weggenomen hebben welker nommers hij
wist dat door den beschuldigde verkeerd geboekt
waren.
De advocaat-generaal achtte het wettig en overtui
gend bewezen dat de verkeerde afboeking door den
beschuldigdei6 geschied met boos opzet, met demoge-
Igkheid en de bedoeling om te benadeeien, In die
overtuiging wordt hij versterkt door de volgeade om
standigheden. Vooreerst hebben al de fictieve aflos-
Bingletters en nommers betrekking op fictieve panden;
ten anderen komen al die onware letters en nommers
tweemaal in de registers voor, en zulks terwijl de
beschuldigde zelf met de afboeking belast was; ein
delijk is de beschuldigde zelf in bet bezit geweest
van gelijksoortige voorwerpen als de bewuste pan
den, terwijl hij korten tijd vóór zijn vertrek aan
den getuige Melse briefjes verkocht heeft, die deze
later aan een derden heeft overgedaanen bij opvraag
aan de bank bleek het pand van een dier briefjes,een
zilveren horloge, niet aanwezig te zijn.
Op grond van een en ander achtte de advocaat generaal
de schnld van den beschuldigde wettig en overtuigend
bewezen. Hij requireerde mitsdien zijne schuldigver
klaring aan het hem ten laste gelegde feit en veroor-
deeiingop grond van art. 2 der wet van 29 Juni 1854,
(Staatsblad n° 102), en de art1.145, 146 en 164 van het
wetboek van strafrecht, tot eene tuchthuisstraf voor
een door het hof te bepalen tijd, doch van niet minder
dan vijf achtereenvolgende jaren en in de kosten der
procedure, zoo nooöig te verhalen bij lijfsdwang, met
bevel tot teruggave der overtuigingstukken aan de eige
naars of rechthebbendenen aanplakking van een extract
uit 's liofs uit te spreken veroordeelend arrest to Middel
burg, tc-r plaatse waar dit gebruikelijk is.
De verdediger van den beschuldigde mr, E. Fokker
hield eene uitvoerige pleitrede waarvan wij in een
volgend nommer een overzicht zullen geven en con
cludeerde tot vrij»praak van zijn cliënt, en. subsidiair
tot ontslag van rechtsvervolging, of, voor het geval van
mogelijke veroordeeling, tot toepassing eener genadige
straf,
De uitspraak is bepaald op a. Vrijdag, dea voormid
dags te 10 uren.
Koloniën.
Bfj beschikking van deo minister van koloniënis de
heer F. Fokken» jr. gesteld ter beschikking van den
gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indiëom te
worden benoemd tot ambtenaar bij den burgerlijken
dienst daar te landé.
Door den minister van koloniën wordt, met ver
melding der voorwaar dingin de Staats-courant vao
heden ter kennis van belanghebbenden gebracht, dat
het voornemen bestaat aan twee of meer jongelieden,
in bet bezit van bet getuigschrift van voldoend afgelegd
examen Bbedoeld bg art. 65 der wet van 2 Mei 1863
(Staatsblad n° 50), houdende regeling van het raiddel-
baar onderwijshet uitzicht te openen vanna de noodige
verdere opleidinggedeeltelijk aan de Polytechnische
school, gedeeltelijd in d;n vreemde, te hebban geno
ten, na het afleggen van het by de wet ter bekoming
van het diploma van mijnen-ingenieur voorgeschreven
examen, en na volbrachte wetenschappelgke reis, als
adspirantingeniour te worden gesteld ter beschikking
van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië,
om te worden benoemd tot ingenieur derde klasse bQ
het mijnwezen daar te lande.
Gemengde berichten.
In alle stations te Brussel, Antwerpen, Gent en
Luik zijn mecbanieche draagstoelen bij wijze van proef
neming in gebruik gesteld, voor het overbrengen van
ziekelijke of gebrekkige personen, van de waggons naar
de huurrijtuigen en omgekeerd. Die stoelen zijn steeds
ter beschikking der reizigers, die ze mochten behoeven,
terwijl voor bet gebruik daarvan geen betaÜDg mag
worden gevorderd.
In Engeland had dezer dagen een werkman, die
's avonds met een lantaarn in de hand alleen in een
looierij werkzaam was, het ongeluk in een der looi-
pntten te vallen. Zijn licht ging uit, er was Diemand
die hem kon helpen en het duurde verscheidene uren
eer hij er in slaagde in de duisternis weder op vasten
grond te komen, wel gezond en ongedeerd, maar van
top tot teen met de scherpe looistof overdekt. De wer
king van die stof heeft den looier geheel van uiterlijk
doen veranderen: zgn huid is donkergroen geworden
en heeft volkomen het aanzien van Maroceo-leder ge
kregen. Zelfs zijne eigene vrouw herkende hem op het
eerste gezicht volstrekt niet. Men zegt dat er geen
middel bekend is om den man te ontgroenen, zoodat
hij waarschijnlijk zijn leven lang die onnatuurlijke
kleur zal behouden.
Te Wilkesbarre in Fensylvamë is de schouwburg
in brand geraakt door het ontploffen eener petroleum
lamp in de kelders van bet gebouw, die voor restau
rant dienden. Het geheele gebouw is afgebrand; de
schade wordt begroot op 88,000 dollars.
De voorstellen om scheepvaartkanalen des winters
van ijs bevrijd te houden, hebben in Amerika de aan
dacht getrokken. Door den heer Mullaly is thans voor
gesteld een stoomboot te bouwen, geschikt om overver
hitten stooru op en onder het water te brengen, of om
een schip aan beide zijden van verschillende verwar
mingsbuizen te voorzien, waardoor stoom wordt gevoerd,
of in de derde plaats een boot, geschikt om stoom in
!t water te brengen, zooals hij het eerst heeft voorgesteld
met oververhitten stoom.
David Livingstone is te Zanzibar overleden.
Reed3 verscheidene malen werd de tijding van het
overlijden van den beroemden reiziger vernomen, en
telkens bleek zij 7alsch te zijn zoodat ook nu
menigeen zich vleide met de hoopdat hij in leven
was. Maar zoowel een brief van een zijner landge-
nooien als een telegrafische depêche bevestigen het
gerucht, dat thans blijkt waarheid :e behelzen. Living
stone leed op zijn reis van de Bembazee naar Unyanyembe
veel aan dyssenterie een van de kwaadaardigste en
gevaarlijkste Afrikaansche ziekten, die den Europeaan
kunnen teisteren. Herhaaldelijk was bij dsardooraan-
getastmaar telkens behield zijn krachtig gestel de
overhand. De oorzaak van zijn laatste ziekte, die zijn
dood heeft veroorzaakt, is daarvan het gevolg, dal bg
vier dagen lang in het water geloopen heeft. Zgn lijk
is door zijn bedienden met zout gebalsemd en zal over
Zanzibar naar Engeland worden gevoerd. Zijn leven
was drieëndertig jaren lang een tijdperk van moeite en
zorgen. Hij heeft in alie opzichten zich zelf gevormd
toen hij nog arbeider was, zijn lichaam gehard, zich
door eigen energie weten te verheffen uit den lagen
kring, waarin hij geboren was en verkeerde, en zichzelf
do noodige kennis weteD eigen te makeD. Zijn voed
sel waa sober en bestond voornamelijk uit het
harde brood van den Afrikaanschen zendeling. In
het jaar 1817 te Blautyde aan de Clyde gebo
ren ging hij op drieëntwietfgjarigen leeftijd in 1840;
naar Port Natal, waar hij zich aansloot by Moffat, die
een geestverwant van den hoopvollen jóngen man was
en hem later zijn dochter tot vrouw gaf, die hem
op zijne reizen moedig vergezeldetotdat in het jaar
1862 de dood hem voor altijd van dien steun beroofde
Van 1840 tot bet einde van 1856, toen hij voor de
eerste maal naar Europa terugkeerdewas hij werkzaam
voor de Missionary Society te Knrnman, Mabodson en
andere plaatsen in Zoid-Afrika; hij werd toen geheel
vertrouwd met taalzeden en godsdienst der inboor
lingen, trok Afrika door van de Indische tot de Atlan
tische zee en werd daarvoor roet de Victor ie-medaille
bekroond door het Geographisch genootschap. In 1&55
ondernam hij een reis van af Lingante langs de Zam-
bese naar den Indischen oceaan. Van 1856—1858
vertoefde hy in Engeland en keerde toen naar Afrika
terug. Zijn tweede groote reis, de Zambesetocht, be
gon den 2en September 1861 bij de Nyassazee. In Juli
1864 was hy weder te Londen om nieuwe en nog stou
tere plannen op touw te zettenen bleef daar tot
April 1865. De tijding, dat bij bg de Nyassazee was
omgekomen verspreidde zich in Maart 1867 in Enge
land en gaf het sein tot de expeditie van Yoang in
hetzelfde jaar, die later door twee andere werd ge
volgd, om iets naders aangaande zyn lot te vernemen.
Livingstone heeft in zijn brieven van den 8ïn Juli 1868
ea in verschillende mededeelingen aan Kirk en Stanley
de voorvallen van zijn laatsten tochtwaarop hy over
leden iste boek gesteld. Hij heeft twee groote wer
ken geschreven: „Reizen en onderzoekingen in Zuid-
Afrika" en „Expeditie naar de Zambese en zijn byri-
vieren." Hy dweepte met de verspreiding van Euro-
peesche zeden en beschaving bij de Afrikaansche stammen
on streed daarvoor met onbezweken moed.
Thermometerstand.
30 Jan. 'sav. 11 n. 40gr.
31 'smorg.7u.36gr.1Bmidd.la.47gr.'sav.6 u. 43 gr.
Huitcnlanïi.
Algemeen overzicht.
Bgna eenstemmig is de opgewondenheid der Pruisi
sche nationaal liberale bladen over de meetingi'te Londen
en „de gewichtige demonstratie van het vrije Engelsche
volk", zooals in een officieus telegram gezegd wordt. Aan
die opgewondenheid zal volgens [de National Zeitungte
Berlijn uitdrukking gegeven worden door het honden
eener manifestatie, waaraan door de eminentste leden
van den landdag zal worden deelgenomen. Het oordeel
dar the Times over de bewnste meetings uitspreekt is
overigens weinig geschikt om de Duitschers in hunne
meecing te bevestigen, dat de meeting van St. James
Hall de gevoelens uitsprak der Engelsche natie. Uit
het artikel, waarin dit greote blad deze zaak bespreekt,
zcu voor de blinde bewonderaars der Pruisische ker
kelijke poliliek veel leering te trekken wezen. Het
orgaan van the City laat zich onder anderen op de
volgende wijze nit:
„Protestantsche opgewondenheid cn dweeperij ontbra
ken in de bgeenkomst nietde heftigste uitvallen wer
den met daverend gejuich begroet en de anathemas,
die aldaar door ketters tegen den pauB geslingerd wer
den, hebben het bewijs geleverd dat onverdraagzaam
heid en heftigheid niet uitsluitend gevonden worden
aan de zijde der bewerkers van pauselijke ballen. De
uitgesproken redevoeringen waren ia éen woord niets
anders dan een woedende aanval op het ultramonta-
niame, zonder dat eenige 'oeoordeeliug der Duitsche po
litiek plaats bad. De eigenlgkoquaestie, de verhouding
tusschen staat eu kerk, werd met geen enkel woord
aangeroerd. Gedurende drie lange uren heeft men niets
anders gehoord dan eene serie van platheden, waardoor
zeker de zaak die door de meeting verdedigd moest wor-
don al zeer slecht gediend werd." Duitschlaad zou naar
bet oordeel van the Times zeer verkeerd bandelen, wan
neer bet zich door dergelyke manifestatiën liet aanmoe
digen om iu „zijne onverdraagzame politiek'' te volhar
den. Deze woorden van the Times zijn voor de Duitsche
liberalen meer behartigenswaardig dan de woeste uitin
gen van den godsdienstigen hartstocht.
Meer eu meer blgkt dat de officieuss verzekering in
de Norddeutsche Allgemeine Zeitung, dat de Duitsche
regeering geeu pressie uitoefende op de perspolitiek
barer naburen, niets anders was dan gdel woordenspel.
De Belgische minister d' Aspremont-Lynden kon over
eenkomstig de waarheid verzekeren dat geene Duitsche
nota hem overhandigd was, eene mondelinge waarschu
wing van den minister-resident von Bal an heeft hy niet
geloochend en is daa ook zonder twijfel gegeveD. De
Duitsche regeering verzekert dat zg zich niet in de
binnealandsche aangelegenheden van andere staten mengt,
maar hoe dan de pretensiën te verklaren welke zij ten
aanzien van de pers en de geestelijkheid van andere
landen doet geldon. Het blad van von Bismarck levert
ook nu weder een staaltje van die beweerde onthouding.
Tegenover de Belgische persvryheid is de Duitsche re
geering ottmachtig, schrijft de Norddeutsche, maar bet
is dë plicht vaa elke regeeriög om zijne onderdanen,,