6uitfislcmï>. Woensdag avond was bet feest in bet Palais de l'Elysée te Parijs, werwaarts de maarschalk Mac Mahcn zijn verblijf heeft overgebracht. Des avonds waren de sierlijke vertrekken, de trappen, de corridors schitte rend verlicht. Een dichte menigtewedijverend in uit gezochte toiletten, verdrong zich iu de halzaal en da overige receptiezalen; in éen woord, naar 'tgetuigenis van hen, die weleer trouw de Tnilerieën bezochten, was er nooit een hofbal geweest, zoo luisterrijk als dit eerste feest door den tegenwoordigen president in l'Elysée gegeven. In the Times komt een brief voor uit Bangkok van 23 November jl., waarin verslag wordt gegeven van de tweede kroning dos koLinga vau Siam. Vóór zes jaar w:?s de koning gekroondbij den dood zijns vadersmaar daar hij eerst 13 jaren teldewerd een regent benoemd, die gelukkig een eerlijk bestuurder is geweest. Vóór de plechtigheid der eiudkroning moett de vorst zich a's priester doen ordenen. Dit geschiedde 16 November. Daarop begaf de koning zich naar de troonzaal, waar een schitterend gezelschap hem verbeidde. Zoodra hij ten troon gestegen was, verklaarde hij alle terar.rdebuigiogenknielingen enz., die van ouds ge bruikelijk waren, voor afgeschaft. Dit teeken der dienst baarheid streed met den vooruitgang, en hij verlangde gelijkheid en rechtvaardigheid voor armen en lijken. Toen de lezing van 't edict was afgeloopen, stonden de tot nutoe neergebogen Siameezen op en groetten op Europeescbe wijze. De regent las daarop een adres voor, waarin den koniBg lof werd toegezwaaid, maar zonder overdreven vleierij. Hij dankte voor de reeds ingevoerde verbeteringen, in 't bijzonder voor den aanleg van een kanaalgeheel uit 's konicgs particu liere fondsen bekostigd. De feestelijkheid was daar mede afgeloopen. Men verneemt dat de koningdie reeds Java bezocht heelt, ook Europa een bezoek zal brengen. Hst Nieuws van den dag deelt uit een particulieren brief uit Chicago mede, dat aldaar duizenden in de straten roiidloopen zonder eenige verdiensten. In Chicago zelf zijn den 22cn December 20,000 werklieden, die thans buiten middel van bestaan zijn en geen brood hebben, naar het stadhuis getrokken om te klagen. Alles is nog rustig afgeloopen; men is echter bevreesd voor opstand. Omtrent het proces der hier te lande gevestigde familie Bourbon tegen den graaf van Chambord deelt het Haarlemsch Nieuwsblad mededat het ia de tweede helft dezer maand te Parijs zal worden gevoerd. Nog in den loop dezer week wacht meu de bepaling van dag en uur waarop de plechtige zitting zal worden geopend, waaromtrent zal worden overeengekomen tus- sciien den president van het hof en den advocaat der apellanlen, den heer Jules Favre. lieeds zijn twintig raadsheeren der Parijsclie hoven aangewezen, die in deze zaak zullen moeten rechtspreken. De Noorweegsche dichter Björnstjerne Björnson heeft het plan opgevat om met 700 jonge landgenooten naar Amerika te trekken. Hij heeft tot dat einde groote landerijen aangekocht in New-Jersey. De jongelieden zijn voor het grootste gedeelte landbouwers, maar onder hen bevindt zich ook een arts en een journalist. Voor 's menschen eerste behoeften is dus gezorgd. Björnson zal daarenboven zelf de fuuctiën van predikant vervul len. Ook zal hij een grondwet opstellen. Wanneer de Noordsche romanticus zijn avontuurlijken Vikingstocbt zal aanvaardenwordt nog niet gemeld. Thermometerstiuid. 16 Jan.'sav. llu. 45 gr. 17 'sii>org.7n.39gi'.'smidd.lo.39gr. 'sav.6u.39gr. Staten-generaal. EERSTE KAMER. Zitting van V rijdag 16 Januari. (Nader verslag In de eerste plaats werd behandeld hooldstuk VUB der staatsbegrooting voor 1874. De beer Siork wensebte eene herziening van het tarief, in den ziD van verlaging en meer bepaald met afschaffing van de rechten op graan en roeeJ, en dan verbetering en uitbreiding van de patentbelasting als aeqnivalent voor het daaruit te lijden verlies. Voorts drong hij bij den minister opnieuw aan op de inrichting van postspaarbanken, vooral ock in het moreel belang van de arbeidende klasse. De heer Fransen van de Putte verklaarde daarente gen niet te behooren tot de voorstanders der postspaar banken, omdat particuliere fondsen niet in de staatskas moeten vloeien, waartegen cie ondervinding zoo in 't bui tenland als in Nederland getuigt. Te minder kan san postspaarbanken hier ie laüde worden gedacht, zoolang het postwezen niet beter geregeld is. Omtrent dat postwezen vraagt hij ot bij verlies van een postwissel, eerst na verloop van 2 oi 3 maanden een duplicaat kan woroen gegeveD, ook al heelt de onachtzaamheid der postambtenaren den wissel deen verloren gaan? Ten twetde vraagt hij of ter voorkoming van ongelegenhe den uit zulke le.ten niet dadelijk duplicaat wissels kun nen werden afgegeven, die, bij verlies van den eersten wissel, dadelijk kunnen worden gebruikt. De heer Borsius toonde aan dat bij het kadaster nog wel voorbeelden bestaan van overboeking, ook in den jorgsten tijd, van perceelen van particulieren op het domein van den staat, zonder voldoenden titel. Hij verzoekt den minister om voor 't vervolg daartegen te waken. Ook vcor het domeinbestuur geldt: pas trop de zele. De minister van financiën merkt op, dat partieele verbeteringen in het belastingstelsel zóo nauw samen hangen met bet stelsel in zijn geheel, dat het eeneiret veel gemakkelijker is dan het andere. Hij erkent de gebreken der patentbelasting, hoewelzij dikwijls ovtr- dreven zijn voorgesteld. Maar bij de belastinghervor ming, die niet lang meer zal kunnen uitblijven, met 't. oog op óe uitgaven der toekomst, zal eene geheele herzieningen omwerking der patentbelasting, bare afschaf fing als patentbelasting, in de eerste plaats in aanmer king kom:n. Eene tariefsherziening acht de minister niet zoo urgent, maar de tijd tot herziening zal wel naderen en dan zullen de protectionistische bepalingen, die nog overgebleven zijn, wel vervallen. Opnieuw ontwikkelde hij uitvoerig zijne bezwaren tegen het denk beeld van postspaarbanken. Hij verklaarde zonder zeer buitengewone omstandigheden in dit jaar een voorstel te zullen doen tot afschaffing van den zeepaccijus en nadat de te wachten groote uitgaven zullen zijn vast gesteld, zal de minister nieuwe bronnen van inkomsten moeten openen. Wat de posterijen betreft, kon hij de speciale vragen van den heer van de Putte nic-t dadelijk voldoc-cde beantwoorden. De veitraging bij het verfo ren gaan van een postwissel zal een natuurlijk gevolg zijn van de moeite die men met het zoeken heeft. Het uitgeven van secun da -postwissels zou tot allerlei mis bruiken aanleiding kunnen geven. Aan den heer Borsius gaf 1 ij te kennen, dat hij, ja, zooveel mogelijk voor de belangen van het domein zal zergen, maar toch ook zorgvuldig zal waken tegeu do inbreuk op de rechten van belanghebbenden. Hoofdstuk VII B werd met algemeene stemmen aan genomen. Daarna vingen de beraadslagingen over de begroeting van koloniën aan. De beer ven Rhemen van Rhemensbuizen trachtte aan te toocen dat gaandeweg eene wending was geko men in de begrippen van veleB, die vroeger geavanceerde denkbeelden waren toegedaan en den Javaan Westersche beginselen hadden willen opdringen. Oolc in den minister erkende hij meer bezadigdheid er. spoorde hem aan op den weg van bedacluzamen vooruitgang voort te gaan. Den oorlog met Atsji waaromtrent vaderlandsliefde hem het zwijgen oplegde bracht hij in onmiddellijk verband met het tractaat van 1870 niet alleen, maar ook met bet tractaat van 1824 en met de geheele En- gelsche politiek, die hij reeds vroeger trouweloos beeft genoemd. De heer van Goltstein maakte op de liberale koloniale politiek toepasselijk wat op 24 Mei 1862 een welsprekend redenaar in de tweede kamer had gezegd van het con servatief ïegeeringsbeleid; op gezag van een ander staatsman brandmerkte deze 't als een politiek van beginselloosheid, eeu politiek van transactie, van loven en bieden. Het liberaal 1 oloniaal beleid sedert 1862 was het evenbeeld van die schets. Hij behandelde verder de drukpers wetgeving in Indië, waaromtrent hij wette lijke voorziening onvermijdelijk achtte. Voorts drong hij aan op eene wettelijke regeling van de koffiecultuur. Verder besprak hi; het besluit van 3 December jl. waarbij de artt. 2 en 6 van het koninklijk besluit van 20 Juli 1870 tot uitvoering der agrarische wet worden ingetrokken en waardoor, naar hij trachtte aan te too- nen, de rechten van de Inlanders op hun grondbezit werden verzwakr. Ten slotje beklaagde bij zich over de onvolledigheid der inlichtingen betrekkelijk Atsji, waardoor de regeering hare constitutioneele plichten verzaakte. De beer Haitsen trad in een uitvoerig betoog om aan te toonen, dat de ontevredenheid ten opzichte van de suiker cultuur en ten aanzien der agrarische wet niet tot aanbeveling strekte van eene wettelijke regeling der koffiecultuur, waai van hij daarentegen het bestaan bedreigd achtte door de voornemens des ministers om trent den afstand van afgeschreven koffie culturen. De faeereu Duymaer van Twist en Rabusen bespraken in verschillenden zin het meermalen behandeld beginsel der afscheiding van de financiën van het moederland van die van Indië. De heer Cremers verklaarde zich ook tegen de wet telijke regeling der koffie-cultuur, welker handhaviDg hij verzekerd acht. Den oorlog met Atsji besprekende, verklaarde hij dien als een gevolg te beschouwen van het tractaat van 1870, en hij erkende wei eeuig be rouw te hebben over zijn goedkeurende stem, destijds daaraan gegeven, want zonder die tractaten zouden wij buiten den otrlog gebleven zijn. Omtrent de leiding van den oorlog zullen nadere ophelderingen noodig zijn. Generaal van Swieten heeft in de bekende brieven eene mannelijke, gezonde, kloeke taal gesproken. Maar zeer keurde hij als een onbeschaafde daad at het verbranden dei kan pongs van Pedir. De minister van koloniëu verdedigde zich tegen het verwijt van onbedachte hervormingen in Iodië. Wette lijke regeling wei'u niet alken vroeger verlangd, maar ook nu nog, als de behoefte bestaat. Nog altijd zou de minister de voork°ur geven aan de cultuurwet boven de agrarische wet. Maar hij kan niet dadelijk weder veranderen, wat pas tot stand is gebracht. Ten opzichte der drukpers verklaarde bij persoonlijk te zijn vcor geheele vrijheid; intus chen schijnt er wel behoefte te bestaan aan eene nieuwe wettelijke regeling. Deze was echter niet gemakkelijk en vorderde beraad. De minis ter trachtte den heer Hartsen gerust te stellen door do aanwijzing van de waarborgen, welke wel degelijk ten opzichte van ds afschrijving der koffietuinen bestaan. Wettelijke regeling van de koffiecultuur achtte hij ontij dig; inmiddels liep het behoud dier cultuur geen gevaar gedurende den tijd, dat men de werking van het Pre- angerstelsel zou afwachten. De artt. 2 eu 6 van het koninklijk beslffit betrekkelijk de agrarische wet werden op eenstemmig advies van de Indische autoriteiten inge trokken, om at zij in de praktijk faalden. Wat Atsji betreft, de minister betwistte dat de grondwet aan de regeeriüg do verplichting tplegde administratieve stuk ken over te leggen. Dit is aan bet beleid dor/egeering overgelaten. Hoe aangenaam het hem zou wezen het sprookje te weêrleggen, dat de regeering vrij wat achterwege houdt, zal dit hier toch niet leiden tot overlegging van stukken, welker overlegging hij in strijd acht met 's lauds belang. Volkomen ecus was hij het met den heer Cremers, dat de vruchten van den oorlog aan de Jasten, die wJj op ons nemen, nmt zuilen beantwoorden. Maar de minister heeft dit dan ook altijd zoo beantwoord. Het was niet om er iets van te trekken, dat. wij tot den oorlog overgingen. Betreurde de minister het ook dat ginds dorpen in brand zijn geschoten (hij hoopte niet: gestoken), de opperbe velhebber had vóór het vertrek der troepen ten streng ste verboden zonder noodzaak eenig buis iu brand te steken. Wat het beroep op het gebeurde in 1841/42 in Engeland door den heer van Goltstein betreft, beter en vaderlandslievender achtte de minister het eene motie vau wantrouwen uit te brengen, dan telkens redevoe ringen te houden, zooals in de tweede karuer zijn ge voerd, en die in bet Arabisch vertaald bij duizenden exemplaren in den Indischen archipel te verspreiden. Kitting van Vrijdag avond 16 Januari. (Per telegraaf Nadat do heeren van Goltstein, Cremers, Hartsen ea Rahusen haüdea gerepliceerd en nader hadden aange drongen op inlichtingen omtrent den oorlog tegen Atsji, werd hoofdstuk VI (koloniën) der staatsbegrooting voor 1874 aangenomen. De kiediet-wet voor het departement van marine werd evoneens aaDgenomeD. De kamer is daarna op reces gescheiden. Algemeen overzicht. De schijnbaar onbeteekeuende appreciatie van den Gentschen Bien public, waarvan gisteren onder onze laatste berichten melding werd gemaakt, verkrijgt eenig gewicht wanneer men haar in verband beschouwt met de dreigende waarschuwing der Norddeutsche Allge- meine Zeitang aan het adres van Frankrijk. Tegen die appreciatie zelve valt weinig in te brengen. Het offi- cieuse Journal de Bruxelles ontkende het orgaan der regeering te zijn, wat zijue beoordeeling der kerkelijk- politieke gebeurtenissen in Duitschland, Zwitserlanden Italië betreft, eu, hoewel het zijn recht om vrij zijne raeenin- gen uit te drukken vindiceerde, liet het er toch op volgen dat niet vergeten mocht worden, dat België een onzij dig land was en dit aan zijne pers strengere plichten dan aan die van andere landen oplegde. Het blad wees verder op de gevaren en nadeelen, die uit bedreigingen en beleedigingen van vreemde regeeringen voor België zouden kunnen voortspruiten. Zooals uit het telegram van gisteren avond bleek, stoort le Bien public zich niet aan deze waarschuwing. Integendeel provoceert het blad de regeering, die in zijn oogen lang niet clericaal genoeg is, om, evenals in 1856 de minister Vilain XIV, te verklaren, of inderdaad eene vreemde regeering reclameerde. Ook l'Etoile beige twijfelt niet daaraan, en wanneer de regeering even tueel het feit erkent, dan is het verschijnsel bedenkelijk genoeg om het niet onopgemerkt te laten voorbijgaan. Zoolang de strijd tusschen Duitschland eu Rome een quaestie van zuiver bmnenlandsche politiek blijft, kan men de wapenen die Duitschland en vooral Pruisen bezigen uit een liberaal oogpunt afkeuren en betreuren, zonder er zich verder eenigazins warm over te maken, maar wanneer von Bismarck, verbitterd door het relatief geringe succes dat hij op zijne pogingen heeft, aan de andere natiën den buitensporigen eisch stelt om partij te kiezen in zijn strijd met Rome, dan wordt de Duit- scbe kerkelijke politiek een direct gevaar voor de vrij heid en zelfstandigheid van alle Europeesche staten, die in militaire krachten niet tegen Duitschland zijn opgewassen. Een telegram van Havas zwijgt wel is waar over de dreigende taal der Norddeutsche Allgemeiue Zeitung, maar geeft duidelijk te verstaan dat zij to Versailles niet onopgemerkt is gebleven. „Het resultaat der Duit- sche rijksraadsverkieziugen heeft diepen indruk op de diplomatieke wereld gemaakt", zegt het bewuste tele gram. „Men vreest dat de binnenlandsche moeilijkheden, welke dit resultaat aan den heer Bis-narek voorspelt, hem er nog meer toe zullen aanzetten om afleiding in buitenlandsche quaestiëu te zoeken." Het is niet te loochenen dat dit gevaar van de zijde van Duitschland sedert 1870 evenzeer bestaat als vóór 1836 van den kant van Napoleon III, en evenmin valt er aan te twijfelen dat het ultramontanisme de eerste aanleiding tot internationale verwikkelingen zou kunnen wezen. Maar wanneer buitenlandsche quaestiën door von Bismarck slechts als afleiding op het tapijt gebracht zullen wor den, dan schijnt naar onze meening, ondanks den ver meerderenden invloed 'en tegenstand der ultramontaaen,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 2