MIDDELBIJRGSCHE 1° 15. Zaterdag 1874. COURANT. 17 Januari. Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2*»> Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/ra., franco is f 3.50. Middelburg 16 Januari. EEN NIEUWE STAP OP EEN GOEDEN WEG. 111. Afstand van het laatste éon vijfde gedeelte der per- soneele belasting aan de gemeenten komt ons dos raadzaam voor. Daar wij tot heden nog niet vernomen hebben dat de voorloopige maatregel van 1865 uit een financieel oogpunt verkeerd gewerkt heeft, doch, behalve in de gemeenten welke het onderwerp der bekende uitzonderingswetten zijn, integendeel eer gezegd kan worden de gemeenten te ruim dan te karig te hebben bedacht, zal, vertrouwen wij deze tweede slap op den goeden weg evenmin bezwaar ontmoeten. Wij bedoelen echter niet hetzij eene voortdurende uitkeering van het rijk van 100 percent, in plaats van de tegenwoordige 80 percent, van de opbrengst der personeele belasting, noch eene gave overgave van de grondslagenopdat de gemeenten, elke voor zich, voortaan als plaatselijke belasting het personeel innen, dat voorbeen door het rijk werd geheven. Wy zijn gestemd voorden afstand, mits onder twee voorwaardenVooreerst dat bij de wet bepalingen worden gesteld, waaraan de gemeente besturen zich b'rj het gebruik maken van die grond slagen voor de inrichting eener plaatselijke verterings belasting hebben te houden; in de tweede plaats dat het rijk uit de grondslagen van het personeel een aequivalent terughoudt voor het prijs te geven laatste étn vijtde. De door ons bedoelde bepalingen vloeien voort uit het uitsluitend karakter eener belasting op de verte ringen van weelde, hetwelk wij aan de plaatselijke verteringsbelasting toegekend wenscben te zien. Als zoodanig toch is het tegenwoordige personeel niet aan te merkenwaarbij integendeel de middelstand oneindig zwaarder dan de zeer vermogenden wordt belast. Wan neer de belasting van de huurwaarde geheven werd als eene soort van inkomstenbelasting, en daarnevens alleen de verteringen van weelde werden belast, dan zou er nog sprake kunnen zijn van eene gelijkmatige drukking, ook al erkende men het gemis van een vast verband tusschen huurwaarde en inkomen. Maar de wet op de personeele belasting heft eerst hare vijf percent van de huurwaarde, treft daarna de huurwaarde nog eens door de deuren en vensters te belasten, en komt in de derde plaats wederom van de huurwaarde heffen in den derden grondslag, de haardsteden. De allereerste levens behoefte, de woDing, wordt dus drievoudig, en in het geheel met 12 a 13 percent belast, en de woningen van la geren rang wordendaar de maatstaf voor alle dezelfde is (althans wat de twee eerste grondslagen betreft) natuurlijk zv/aarder gedrukt dan de andere. Om de herhaling dezer onbillijkheid in de plaatselijke verte ringsbelasting te voorkomen, zal de wet dienen te bepa len dat de gemeentebesturen de drie eerste grondslagen der personeele belasting niet gezamenlijk mogen ge- brui keumaar hetzij den eersten, hetzij den tweeden, hetzij den derden, naar gelang de plaatselijke omstan digheden medebrengen. Bovendien eene wet, om de tien jaren te herzien en dus voortdurend de plaatselijke gesteldheid in het oog houdende; voor elke gemeente hot minimum van belastiDgschuldigbeid naar de huur waarde vaststellen, of wel de categoriën regeleD van remissie van een gedeelte der belastingsom. Ook bij de andere grondslagen moet gezoigd worden dat het karak ter van weeldebelasting in de verteringsbelasting be waard blijve. Zoo behoort de ontheüing voor deeenige dienstbode, welke thans eerst intreedt wanneer een huisgezin vier kinderen telt, te worden uitgebreid tot alle gezinnen, waar twee of drie kinderen zijn; de tax voor de bedienden behoort sterker te progresseeren dan in het tarief der tegenwoordige personeele belasting, en voor deimannelijke bedienden, zoowel stal- en huisbe dienden als het bedienend personeel in sociëteiten, loge menten koffiehuizenherbergen enz. behoort veel hooger som dan voor de vrouwelijke bedienden te worden be taald. Verder zouden paarden en andere trekdieren, alleen uit weelde gebezigdin de plaatselijke verte ringsbelasting vallen. Bij den grondslag van het mobi lair zou de vrijstelling voor kunstvoorwerpen moeten vervallen, terwijl de gemeentsbesturen als afzonderlijke grondslagen ook zouden mogen aannemen de rijtuigen en andere weeldeartikelendie thans buiten het bereik van den fiscus liggen. Eene andere door de wet te geven bepaÜDg voor het gebruik maken der grondslagen van het perso neel door de gemeenten zou het te heffen bedrag moeten betreffen. Van die grondslagen zou door de gemeentebesturen alleen gebruik mogen worden ge maakt in geval door hou eene naar het zuivere in komen berekende plaatselijke directe belasting geheven werd; doch op de verteringsbelasting zon daarentegen een beroep moeten worden gedaan, zoodra die plaat selijke income-tax een zeker roiatief cijfer, hetzij afhan kelijk van de bevolking, hetzij afhankelijk van het eind cijfer der gemeentebegrootiug, zou hebben bereikt. Onze bedoeling i3 namelijk dat beide belastingen zoo veel mogelijk nevens elkander worden geheven, omdat zij elkander inderdaad aanvullen en wederkeerig elk anders onbillijkheden verminderen. De inkomstenbelas ting is als impot unique, wat de geleerden daar ook van zeggen mogen, onbillijk teozij uiet den af keurenswaar- digen progressieven tax de weeldebelasting (gewijzigde personeele belasting) zal men wel niet als impot unique in de gemeenten willen behouden omdat de in den regel nog al krachtige invloed der meervermogende ingezete nen zich daartegen bij den gemeenteraad wel zou laten gelden. Daarom behoort door wetgevende bepalingen gezorgd te worden dat de "bolde belastingen nevens elkander worden gehevenopdat het gemeentebel&s- tingsteisel althaus op vaste grondslagen kan gevestigd zijn. Dit resultaat kan door een nieuwen stap op den reeds ia 1865 ingeslagen weg verkregen worden; de door o .s aangeraden maatregel zal de financiën van geene enkele gemeente aanranden or bederveBmet dit posi tief en negatief resultaat op het oog, mogen wij deze partieele herziening dus noemen eene ingrijpende en heilzame herziening van het belastingwezen. Echter, zonder de dubbele tabel kunnen wij ook bier niet scheiden. Wanneer het rijk de geheele personeele belasting aan do gemeenten afstaatverliest het natuurlijk het sedert 1865 teruggehouden een vijtde, en dat verlies, op IJ millioen zuiver (ua aftrek van alle kosten van invor dering en kwade posten) te schatten, moet worden gedekt. Het komt ons voor dat de wetgever daartoe zeer goed in staat is, en tegelijk van de gelegenheid gebruik kan maken om eene andere, niet meer met den geest des lijds strookende heffing at te schaffen. Wanneer het rijk of de provinciën heden ten dage aan gemeenten of parti culieren subsidiën geven voor den aanleg van een nieu wen of verbetering van een bestaauden weg, dan ge schiedt zulks onder het uitdrukkelijk beding dat er geen tol op dien weg mag worden geheven. Eene voorwaarde die bij niemand afkeuring ontmoet, daar tolheffing niet meer valt in den geest van dezen tijd welke er op uit is alle belemmeringen van verkeer en vervoer weg te nemen. Maar met al die zorg voor de vrijheid van verkeer op particuliere- en gemeentewegen houdt het rijk zelf de tollen op de groote wegen in stand, hoewel de steeds verminderende opbrengst op verre na niet voldoende is om de onderhoudskosten der rijks wegen te bestrijden en een groot deel van de geheven gelden bij de inning verloren gaat. Eene vervanging dezer indirecte heffing door eene directe belasting is derhalve zeer gewenschtde door ons aanbevolen schik king geeft daartoe eene gelegenheid. Wij wenschen namelijk dat het rijk van de personeele belasting den zesden grondslag terughoudt; aan de gemeentebestu ren zou het voorzeker vrij staau de paarden van weelde te belasteD, zoo hoog als de belangen der ge meenten het eischten, doch het rijk zou blijven heffen eene a'gemeene en voor allen gelijke of naar een paar klassen geheveue belasting op alle paarden, muilezels en ezels, als trek- of lastdieren gebruikt. Wij zijn niet in het bezit van statistieke opgavenwaaruit blijkt hoe groot het getal der paarden is welke, in de laatste jaren, naar den zesden grondslag van het personeel aangeslagen zijn; alleen kennen wij uit de landbouw- statistiek het cijfer vau alle in 1872 aanwezige paar den. Het bedroeg in een rond cijfer 300,000. Trekt men een hoog bedrag at voor de niet als trek- of last dieren gebezigde paarden, alsmede voor de rijkspaar den voor de cavalerieartillerie en de dienstpaarden der officieren; berekent men daarbij alle als zoodanig gebruikte ezels en muilezels (waarvan ons mede geen stellig cijfer bekend is), dan zal men ons kunnen toe geven dat het met eene heffing van f 10 a f 15 per hoofd (desnoods als maximumwanneer men eene zekere classificatie wil aannemen) gemakkelijk zal vallen een aequivalent te vinden dat het rijk schadeloos zal stellen- voor de te verliezen 1£ millioen aan 7# van het per soneel en de 280,000 waarop de opbrengst der groote wegen voor 1874 wordt geraamd. Men houde er bij in het oog dat het rijk de andere inkomsten van de groote wegen, behalve de tolgeldenbehoudt ea daaren boven de bescbikking houdt over de tolhuizen, hetzij om ze te verkoopeü, hetzij om die als woningen voor kantonniers productief te maken. Een ander punt mogen wij niet met stilzwijgen voorbij gaan: den invloed dien de door ons voorgestelde schikking op de kiesbevoegdheid hebben zal. Wanneer het geheele personeel als rijksbelasting verdwijnt zal het aantal kiezers aanzienlijk verminderd worden. Wan neer het personeel daarenboven de door ons gedachte verandering van karakter ondergaat en eene plaatse lijke belasting op de verteringen vau weelde wordt, is zelfs de fictie niet meer denkbaar om haar als eene gewezene rijksbelasting tot grondslag vau kiesbevoegd heid te blijven houden. Men geve er echter acht op dat eene grondige herziening van het belastingstelsel op hetzelfde bezwaar vastloopt en vastloopen zal zoo lang de grondwettige eischen vau kiesbevoegdheid niet worden herzien. Er zal dus een expedient, een tijdelijke maatregel noodig zijn, en dan weten wij op het oogenblik geen beter expedient aan te raden dan de aanslag in de gemeentelijke directe belastingen in de plaatselijke income-taxof een evenredig deel daar van bij de berekening van den census op te nemen. Weet men een beter expedient, wij zullen er vrede mtê hebben want wij gevoelen zelf de bezwaren van het onze. Maar wij herbalen bet, dat het kiesstelsel alleea op goede grondslagen te vestigen is door eeue herzie ning der grondwet, en dat elke poging om die regeling naar billijkheid tot stand te brengen, het vigeerende stelsel niet uitgesloten, niet dan op expedienten berust. De vraag moet echter ernstig overwogen worden of dit bezwaar, al was het niet door eene betere dan de door ons voorgestelde schikking te overwinnen, wel overwegend genoeg is om er eeno eenvoudige praciische en doelmatige regeling van het plaatselijke belasting stelsel op vaste grondslagen om te verwerpen Een telegram van lleuters office van heden mei it, dat de Nederlandsche troepen de buitenwerkea van den kraton hebben ingenoaieu en de ge meen schap mot het binnenland afgesneden. De verliezen zijn nog niet bekend. De volgende opmerking, die roogolijk behart ging verdient, outleenen wij aan Het nieuws van den dag: „De Zeeuwscbe hoofdcommissie voor het kouiugs- gesehenk zou graag meedoen reet de geheele natie, maar zij durft niet te beschikken over gelden, bepaald voor een Zeeuwsch geschenk ingezameld,voor een ander doel. „Een ander doel? Is het nationaal geschenk, waarbij de Zeeuwen zich zouden voegen, een ander doel? Doet Zeeland niet mee, als Zeeland niet op zich zelf staat? Leeft er onder de Zeeuwen nog een derge lijk provincialismedat zij in verzet zouden komen, als de genoemde hoofdcommissie zich aansloot bij de natie? Is Willem III koning van Holland, Zeeland en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1