MIDDELBURGSCHE COURANT. F 13. Donderdag 1874. 15 Januari. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.50. Middelburg 14 Januari. EEN NIEUWE STAP OP EEN GOEDEN WEG. II. Eene waarheid, al steunt zij op onwederlegbare cijfers, heeft gemeenlijk lang werk om door te dringen ter plaatse waar zij nut kan doen, en erkend te worden da.r waar men haar maar al te veel als leiddraad mist. Het ge beurde met de rüks personeele belasting heeft dit opnieuw bevestigd. Wie met de werking dier wet bekend ie, en zich nu en dan eens een blik in de kohieren heeft gegund, of wie zelf maar de kiezerslijst van zijne woon plaats heeft nagegaan om de aanslagen in die belasting te vergelijken, weet maar al te goed hoe bezwarend zij werkt voor de middelklasse, terwijl de meer, en althans de zeer vermogenden relatief worden vrijgesteld. En echter zijn eerst in de zitting van de tweede kamer van 12 December 1873 door den heer Binssé cijfers ter tafel gebracht waaruit die ongelijkmatigheid bleek; en de heer Blussé deed dat op eene wijze die duidelijk aan het licht bracht dat hij eens iets zeer nieuws meende mede te deelen. Wanneer men van de goede werking van de belasting op het personeel sprak, zeide hij, dan zou hij eenige curieuse feiten kunnen mededeelen. Die curieuse leiten waren te vinden in een reeks van cijfers, verkregen door de aanslagen van dezelfde belasting schuldigen te vergelijken in de rijks personeele belas ting, de plaatselijke zuivere inkomstenbelasting en de plaatselijke belasting naar de huurwaarde (eersten grond slag van het personeel) die te Dordrecht worden geheven. Wij trekken uit die cijfers de volgende opgaveneen belastingschuldige met een inkomen van ƒ475 betaalde aan personeel 29,62, of bijna 6J pet.; aan belasting op de huurwaarde 8.50 of Ij- pet. van zijn inkomen een belastingschuldige met 1950 inkomen betaalde aan personeel 34.51, of IJ pet.; aan belasting op de huurwaarde 9.25, of 0,47^ pet. van zijn inkomen een belastingschuldige met 3900 inkomen betaalde aan personeel 64.891, of 1,66$ pet.; aan belasting op de huurwaarde 15, of 0,38^ pet. van zijn inkomen een belastingschuldige met 8050 inkomen betaalde aan personeel 126.13$, of ruim 1$ pet.; aan de belas ting op de huurwaarde 25, of 0.31 pet. van zijn inkomen een belastir gsehuldige met 47,500inkomen betaalde aan personeel 506.47, of 1,07 pet, aan belasting op de huurwaarde 42.50, cf 0.09 pet. van zijn inkomen; een belastingschuldige met 80,000 inkomen eindelijk betaalde aan personeel 479.55, Of 0.60 pet.; aan be lasting op de huurwaarde /36.87$, of 0.045 pet. van zijn inkomen. Dat de minder gegoeden door de belasting op bet personeel veel zwaarder gedrukt worden dan de rijken en de zeer rijken blijkt huruit dus zonneklaar. Trou wens het kon ook niet anders wanneer men den aard dier belastiDg nagaat. Zij is eene verteringsbelasting, deels gelegd op allereerste levensbehoeften woning, vuur en licht deels op artikelen van weelde; doch men heeft de belasting vooral zwaar op die levensbe hoeften gelegd en daarentegen de weelde met zachte hand behandeld. In die omstandigheid moet er wel ongelijk heid voortvloeien. Zij is geen gevolg van de toepassing der wet, en derhalve door administratieve maatiegelen weg te nemen. Zij is een uitvloeisel van het wettelijk stelsel en inhaerent aan de wet. Men denke zich twee ingezetenen van een gemeente, waarvan de kom eene bevolking heeft van tuaschen de 8000 en 17,000 zielen, in eene stad dus, welke niet tot de zeer groote steden van Nederland behoort. Bei den hebben zij een gezin van drie kinderen en betalen dus in de accijnsen nagenoeg dezelfde som, eene omstan digheid die natuurlijk mede ten nadeele van den minst bemiddelde der twee komt. Wij gaan dit echter voorbij en vragen alleen naar beider aanslagen in het personeel. A. leeft, stellen wij, op een grooten voet. Hij bewoont een hnis van 1000 huurwaarde, (met 40 deuren en vensters en 9 stookplaatsen), houdt 4 bedienden en 2 paar den; zijn jaarlijksch inkomen bedraagt 30,000; B daarentegen, die vaneen inkomen van ƒ2000 leven moet, bewoont een huis, waarvan de huurwaarde ƒ200 be draagt, dat 14 deuren en vensters en 3 stookplaatsen heeft, terwijl hij slecbta eene dienstbode houdt. Wat zal nu ieders aanslag in de personeele belasting zijn le grondslag: vijf percent van de huurwaarde; 50 voor A, 10 voor B. 2e grondslagvijf en twintig cents voor elke deur en venster; 22 voor A, 7.70 voor B. 3° grondslag: voor A 36, ƒ4 voor elke haardstede; voor B 3.60, ƒ1.20 voor elke haardstede. 4e grondslag: een percent der waarde van het mobi lair: voor A 50 (taxatie ad 5000)voor B 12 (taxa tie ƒ1200). 5e grondslag: voor de 4 dienstboden van A ƒ42, voor de eene van B ƒ5. 6° grondslagvoor de twee paarden van A 55. A betaalt dus ia het personeel in hoofdsom 254; met de 20 rijks opcenten er bij 305. B in hoofdsom 38.30, met de opcenten 45. De aanslag van A is maar even 1 pet. van zijn inkomendie van B daaren tegen niet minder dan 2J pet! En nu merke men op dat, blijkens de gestelde feiten, de levenswijze van B zoo bescheiden en eenvoudig is als met het gevaarlijke „fatsoen" bestaanbaar kan worden geacht; dat daaren tegen de gestelde A op een zeer grooten voet leeft, grooter dan menigeen met ƒ20,000 inkomen doet, als mede dat, al had B 30, of 40 of 50 duizend gulden inko men, zonder op een nog grooter voet te gaan leven, zijn bediendenpersoneel of het getal zijner paarden te ver meerderen, toch niet u.eer zou betalen dan dezelfde 305 in hoofdsom en rijksopcenten. Het is dus geen excepti oneel geval te Dordrecht dat de man met een matig inkomen IJ pet. van zijn inkomen aan personeele be lasting betaalt, terwijl de zeer rijke medeingezetene nauwelijks met 1 pet. van het zijne wordt belast. Daar nu, gelijk wij in ons vorige artikel gezien heb ben, bij de tegenwoordige regeling meer dan de helft der gemeentebelastingen op de grondslagen dezer zoo onbillijke en voor den middelstand drukkende rijks-be lasting geheven wordt, zoo zien wij hierin eene nieuwe aanleiding om den toestand onhoudbaar te noemen. In het geheele rijks-belastingstelsel is bovendien geen correc tief voor de gebreken van de personeele belasting te vinden. Bestond de rijks-inkomstenbelasting, dan zou de personeele als belasting op de weelde alleen, en dus op eene ingrijpende wijze gewijzigd en gezuiverd, kun nen blijven bestaan. Maar de rijks-inkomstenbelasting bestaat nu eenmaal niet, en zal waarschijnlijk binnen geruimen tijd nog wel niet komen. Het bestaan van zeer goed ingerichte plaatselijke inkomstenbelastingen kan ons echter eene vingerwijzing zijuwij hebben daardoor de gelegenheid op het gebied van het plaat selijk belastingstelsel te duen wat ons op dat van het rijks-belastingstelsel vooreerst ondoenlijk is. De natuur lijke oplossing van de quaestie der vier vijfden is naar onze meeniug dan ook dat men de personeele belastiDg geheel aan de gemeenten overdraagt, doch daarbij zoo danige bepalingen maakt dat de gemeentebesturen de grondslagen dier belasting alleen mogen gebruiken om eene belasting op de weelde te heffenals complement of correctief van de plaatselijke inkomstenbelasting, die zij innen. De inkomstenbelasting toch is in theorie de billijkste van allenmaar als impót unique deugt zij niettenzij men het verkeerde beginsel van een progressieven maat staf aanneme. Wanneer van ieder inkomen 1 percent geheven wordt, dan betaalt de man die van zijn inkomen van ƒ160,000 1000 missen moet relatief veel minder dan hij die 5 betaalt uit een inkomen van 500. Door de aanneming van een vaststaand onbelastbaar bedrag neemt men deze ongelijkheid niet weg; progressie van maatstaf berust op willekeur. Maar door eene be lasting op de weelde nevens de inkomstenbelasting te stellen neemt men de bezwaren bijna geheel weg. Ruimte van inkomen uit zich in den regel in ver teringen van weelde; het tegenovergestelde kan een zeldzame uitzondering worden genoemd. Al'een in het geval dezer zeldzame uitzondering nu wordt door de voorgestelde regeling niet voorzien. De man die op gehuurde kamers verkiest te levenhoe hoog zijn inko men ook is, zal in de weeldebelasting niet betalendoch troosten wij ons met de gedachte dat hij althans inkom stenbelasting aan de gemeente betalen zal en dus, zij het dan ook in mindere mate dan zijne financieele krach ten gedoogeuin zekere evenredigheid in de kosten der openbare huishouding bijdraagt. Wil men dus thans toi eene definitieve regeling van het belastingstelsel overgaan, dan behoort men, naar ons gevoelen, de volgende grondbeginselen aan te nemen 1° De inkomstenbelasting, zooals die thans iretgoed gevolg in een aantal kleine gemeenten geheven wordt, naar het zuiver inkomen en niet naar fictieve bereke ningen, op willekeurige grondslagen gebouwd, geheveD, de hoofdbron van inkomst voor de gemeenten. 2° Daarnevens heffen de gemeentebesturen eene ver teringsbelasting, mits zóo dat alleen de verteringen van weelde getroffen worden, en waartoe hun, met zekere aan te geven beperkingen, de grondslagen wor den afgestaan van de personeele belastiDg, welke uit het rijks-belastingstelsel vervalt. 3° Voorts kunnen de gemeenten heffen, behalve de rechten en recognitiën welke de gemeentewet met zekere legale fictie onder de belastingen telt, opcenten op de grondbelasting en op eene eventueel later in te voeren rijks-inkomsteubelusting. Door deze oplossing der sedert 1865 hangend geble ven quaestie en wij kunnen geene betere oplossing vinden zal het doel van Betz op de zekerste wijze bereikt zijn: de gemeentebesturen zullen een op de grondslagen der directe heffing gebaseerd belastingstel sel ve krijgen, waartegen zoowel van het standpunt van billijke verdeeliDg van lasten als van het stand punt van elasticiteit niets in te brengen valt. Blijkens een bij de regeering ontvangen telegram van den 9en dezer, versterken de Nederlandsche troepen zich in de missigit en leggen zij batterijen aan. De kapitein Mulder en de officier van gezondheid Ermerins zijn aan de cholera overleden. In eene eergisteren op het stadhuis te Amsterdam gehouden vergadering der Amsterdamsche commissie voor het feestgeschenk aan Z. M. den koning heeft zij een afkeurend votum uitgesproken over het denkbeeld^ om Z. M. een eetservies aan te biedenomdat zij oor deelde dat een dergelijk geschenk niet strookte met de waardigheid van een vorst. Bij verschillende boekhandelaren te 's Gravenhage- ligt een adres aan den gemeenteraad ter teekening hou dende verzoek dat deze op zijn genomen beslissing zal terugkomen en de plaatsing van het standbeeld voor Thorbecke op de Plaats niet zal toestaan. Dinsdag avond werd door den voorzitter der eerste., kamer medegedeeld, dat de heer Schot, het lid dier vergadering, verhinderd was de zitting bij te wonen, omdat hij op reis naar de residentie, door een ongeval was getroffen. De heer Schot stond namelijk te Utrecht aan een der boxes van de slecht verlichte waterplaats van het station aldaar, toen een onbekende een zware blikken trommel achter hem plaatste. Toen de heer Schot zich nu van de waterplaats wilde verwijderen zag hij, wegens de duisternishet voorwerp niet; hij kwam er mede in aanraking, tengevolge waarvan hij tegen de scheiding der boxes viel en den rechterarm brak. De heelmeester ten Bosch heeft, in het station, de breuk boven den elleboog een eerste verband aange legd vervolgens is de heer Schot van het station naar eene zijner bloedverwanten geredenwaarna hij zich te voet naar zijn hotel kon begeven.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1