MIDDELBIJRGSCHE F 10. Maandag 1874. COURANT. 12 Januari. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.50. Middelburg 10 Januari. De Staats-courant van heden bevat het volgende, het welk wij in hoofdzaak reeds heden morgen aan een ge deelte onzer geabonneerden per bulletin hebben mede gedeeld „In den vroegen morgen van heden (9 Januari) is van den gouvernenr-generaal van Nederlandsch Indië ontvangen een telegram, in den middag van den 7en te Buitenzorg aangeboden, waarbij zijn medegedeeld twee telegram uien van den luitenant-generaal van S wieten, welke den 6en dezer te Singkel aangeboden, waarschijn lijk den 3e" dezer, althans stellig niet later, van Atsji verzonden zijn. „Blijkens het eerste telegram had er na den 26eu De - cember geen gevecht plaatsgevonden. Het belegerings park was aan wal gebracht. Met sappen [loopgraven] was men de grasvlakte genaderd en had meu een pa rallel geopend. Wanneer de batterij daarin gereed zou zijn gekomen, zouden de kraton, 6C0 meters, en de mis- sigit, 375 meters van de batterij gelegen, beschotea en beworpen worden. Den vorigen dag was een lastige regen gevallen. De kapitein der genie Nolthenius was aan de cholera overleden. „Blijkens het tweede telegram was de marine den vorigen dag van Pedir teruggekeerd. Het fort te Pedir was zwaar beschadigd en in brand geschoten-, een kruitmagazijn was ontploft; de kampong Pedir stond op verscheidene plaatsen in brand. Eene landing met mariniers en matrozen op ultimo December had geen resultaat opgeleverd. Een adelborst en 90 mindere schepelingen waren gewond en 2 gesneuveld. De radja van Gighen had zijn land aan het gouvernement aange boden op de door het gouvernement te stellen eischen, en wenschte in den kraton eene poging tot bemiddeling te doen, vreezsnde dat de oorlog het land geheel ten gronde richten zou. „Hierboven is gezegd dat de beide telegrammen waar schijnlijk den 3tu dezer, althans stellig niet later, van Atsji verzonden zijn. Het Reuter-telegram van deD 3*" dezer uit Penang berichtte dat het smaldeel, hetwelk Pedir had beschoten, den len Januari naar Atsji was terugge keerd. In het tweede telegram van den luiteDant-gene- raal van Swieten wordt gezegd, dat het smaldeel daags te voren voor Atsji was teruggekomen. Zijn de schepen den len van Pedir vertrokken, dan kunnen zij niet later dan den 2en voor Atsji ziju aangekomen, en kan dus het tweede telegram van den luitenant-generaal van Swieten niet van latere dagteekening dan den 3en zijn „Het Reuter telegram van Penang van den 6cn dezer, dat zulke hoogst ongunstige geruchten omtrent den ge zondheidstoestand in het Nederlaudsche kamp vermeldde, kon op geene latere berichten uit Atsji gegrond zijn dan die in het le telegram van den luitenant-generaal van Swieten zijn medegedeeld. De bedoelde geruchten worden door geen woord in dat telegram bevestigd." De Staats-courant van heden behelst de beide brie ven vóór zijn vertrek van Batavia door den laitenant- generaal van Swieten opgesteld, om die, na aankomst te Atsji, aan den sultan van dat rijk te doen toe komen. Bij het departement van koloniën zijn per mail af schriften van de beide stukken ontvangen. De eerste dezer brieven strekte ombij het hervatten der vijandelijkheden, die het gevolg zijn van de landing der Nederlandsche krijgslieden op den bodem van Atsji, den sultan bekend te maken met de bedoelingen van het Nederlandsch-Indische gouvernement en hem nog de gelegenheid te geven om door het sluiten van een tractaat de nadeelige gevolgen van den oorlog te ont gaan. Na herinnerd te hebben dat de vijandelijkheden de eerste maal zijn gestaakt omdat de regentijd ophanden was en onze soldaten de noodige bouwstoffen niet bij zich hadden, om huizen voor zich en pakhuizen voor hunne levens- en oorlogsbehoeften te bouwenzegt de opperbevelhebber onder anderen het volgende „Ik ben ditmaal beter voorzien en behoef niet meer terug te keeren voordat het doel mijner kouist zal zijn bereikt. „Ik heb eene voldoende macht om den hevigsten wederstand te breken. Mijne soldatenmet voortref felijke geweren gewapend, tel ik bij duizenden; ik heb ruiters te paard, die zich met snelheid bewegen en overal begeven kunnen; ik heb meer kanonnen dan noodig zijn om tien kratons te verpletteren; ik heb vele stoomschepen gewapend met kauonneD, zoo groot dat zij den kratou uil zee kunnen beschieten; ik heb werklieden om bouwstoffen van allerlei aardom huizen voor de soldaten ea pakhuizen voor hunne benoodigd- heden te bouwen. „Ik kan en zal mij op den bodem van Atsji vestigen eu daar blijven totdat het rijk is ondergebracht en een tractaat gesloten zal zijn. „Ik twijfel dan ook niet aan de overwinning, maar ik heb medelijden met uw volk en wil het de rampen van den oorlog sparen. Niet alle uwe onderdanen be- geeren den oorlog en uwe hoogheid kan dien evenmin verlangen. Uwe hoogheid is immers nog jor en kent de gevolgen van den oorlog uit eigene ervaring niet. Maar ik, die reeds oud en een krijgsman van beroep ben, die vele oorlogen bijgewoond en de volken van Bali en Boni ondergebracht heb, ben dikwerf getuige geweest van de onheilen die hij na zich sleept. „Daarom raad ik uwe hoogheid met oprechtheid en ernst, niet te luisteren naar hen, die u tot den oorlog aanzetten, want zij weten niet wat de gevolgen zullen ziju Had uwe hoogheid aan den gouvernements commissaris F. N. Nieuwenhuyzen geen ontwijkende antwoorden gegevenmaar door vertrouwde personen onderzoek naar zijne voorwaarden en bedoelingen laten doen, dan zou de oorlog niet zijn uitgebroken, doch vermoede lijk met het Nederlandsch-Indisch gouvernement een tractaat zijn gesloten dat veel had kunnen verhoeden." Aan het slot zegt de opperbevelhebber: „Ik schrijf uwe hoogheid dezen brief niet omdat ik bevreesd ben voor den uitslag van deu oorlog, van de overwinning ben ik zeker. Ik schrijf u omdat ik de onderteekenaar ben van het tractaat van 1857, omdat ik zestien jaren geleden aan uw volk den vrede en de vriendschap van iniju gouvernement heb gebracht, en het ook liever ten tweeden male de voordeeleu van den vrede dan de rampen van den oorlog breng, omdat ik er meer prijs op stel dat mijn naam onder uw voik bekend zij als van den man, die aan het land vrede en rust, dan als die van hem die er oorlog en verwoes ting heeft gebracht. „Ik verzoek uwe hoogheid echter wel te bedenken dat ik mij niet door lange overweging kan doeu ophouden en dat ik moet voortgaan met voordeelen te behalen. De Nederlanders zijn voortvarend en laten zich ongaarne ophouden met af te doen wat gedaan kan worden. Wil uwe hooghied miju voorstel in overweging nemen en mij vertrouwde lieden zenden om mijne voorwaarden te vernemen of over den vrede te onderhandelen, dan moet dat spoedig geschieden. Ik zal intusschen voort gaan met te doen wat van mijne zijde de oorlog eiseht tast men mij aan dan zal ik mij verdedigen, en zoo ik geen spoedig antwoord ontvang, dan zal ik het er voor houdea dat mijne voorstellen niet aangenomen zijn, eu de partij die den oorlog verlangt heeft gezegevierd." In den tweeden brief wordt den sultan kennisgege ven, dat de luitenant-generaal van Swieten op last van zijn gouvernement gekomen is om tegen den sultan oorlog te voeren, daar deze aan den gouvercements- commissaris F. N. Nieuwenhuizen de ophelderingen niet gegeven heeft, die hij namens het Nederlandsch-Indisch gouvernement aan den 3ultan gevraagd heeft. Overigens bevat deze brief het voorstel, om den oorlog niet met wreedheid, maar op beschaafde wijze te voeren. Aan den heer J. Hazenberg, officier van gezond heid le klasse bij de dienstdoende schutterij te Ylissin- gen, werd gisteren met de gewone plechtigheid uitge reikt het eereteeken voor twintigjarigen dienst bij dat korps. In het zesde schooldistrict van Zeeland, bevattende Oostelijk- Zeeuwsch- Vlaanderen, is eene som van f 215,80 bijeengebracht voor het kindergescheuk aan Z. M. den koning. Naar de Arnhemsche courant verneemt heeft de plaat selijke commissie te Arnhem voor de feestviering van Mei in hare vergadering van eergisterenna uitvoerige beraadslaging, besloten zich niet aan te sluiten aan het „burgemeesters-plan" om den koning een geschenk in goud of zilver aan te bieden maar zal de commissie zich belasten om bij de eerstdaags door haar te houden collecte gelden te innen van hen, die namens de bur gerij een geschenk willen aanbieden. In de Staats-courant van heden zijn opgenomen de wet ten van den 26cn December jl.houdende vaststelling der begrooting van het fonds, voortspruitende uit de koop prijzen van domeinen, voor het dienstjaar 1874; tot regeling der ontvangsten en uitgaven van het pen sioenfonds voor burgerlijke ambtenaren over het jaar 1874, eu tot verhooging van hoofdstuk III der staatsbegroo- ting voor het dienstjaar 1873. De jeugdige, doch reeds lang als kunstenaar gewaar deerde violist J. de Graan is te 's Gravenhage aan eene langdurige borsttering overleden. Hi] mocht slechts den ouderdom van 22 jaren bereiken, waarvan hij zich 17 aan de beoefening der muziek wijdde. Op den leef tijd van 5 jaren begon hij in zijne geboorteplaats Am sterdam zijne studiën en reeds twee jaren later trad hij met veel succes in het openbaar op. Op 12jarigen leeftijd ging hij zijne studiën in het buitenland voltooien en eenigen tijd later kwam hij in het vaderland terug. In de laatste jaren deed hij zich echter in het openbaar niet meer hooren, daar zijne kwaal hem dit belette. In de eergisteren gehouden zitting van den gemeen teraad van Leiden kwam in behandeling eene voordracht betrekkelijk eene uitbreiding vau de toepassing van het Liernurstelsel, waarover door de commissie van fabri cage, burgemeester en wethouders, en de commissie van financiën uitvoerige rapporten waren uitgebracht. De voorstellen, daarin veryat, gaven aanleiding tot eene langdurige discussie. Ten slotte werd in de eerste plaats in stemming ge bracht de conclusie van het rapport der commissie van fabricage, strekkende tot aanbeveling van de toepassing van het Liernurstelsel op de geheele stad, en om de heeren Liernur en de Bruyn Kops uit te noodigen, plan nen te leveren voor de toepassing van dat stelsel op de Marensdorps-achtergracht enz.; zij werd verworpen met 18 tegen 6 stemmen. De conclusie van het rapport vau burgemeester en wethouders, strekkende om aan genoemde heeren te vrageu, hoever het stelsel met behoud van den tegen- woordigen omvang van exploitatie nog kan uitgebreid worden, en, zoo dat niet mogelijk is, hoeveel de kosten bedragen eener nieuwe machine, welke de vereischte capaciteit bezit, en hoeveel de verdere kosten van zoo danige uitbreiding, alles met het oog op eene eveutueele toepassing van het stelsel over de geheele gemeente en in de eerste plaats de Marensdorps-achtergracht, werd mede verworpen met 18 tegen 6 sfemmen. De conclusie van hel rapport der commissie van fiaan- ciën werd vervolgens aangenomen met algemeene stem men. Zij strekt om: 1° aan de firma Liernur en de Bruyn Kops op te dragen de beantwoording der beide vermelde vragen, vervat in het slot vau den brief vau burgemeester en wethouders den 24en November jl.; 2° na ontvangst van dat antwoord nader te beslissen op welke wijze het Liernurstelsel aan de Koepoortsgracht zal worden uitgebreid; 3° na die beslissing het opmaken der plannen en de raming der kosten voor de uit te voeren werken op te dragen aan de sub 1 genoemde firma; 4° burgemeeester en wethouders op te dragen spoe dig aan den raad in te dienen een plan tot verbetering

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1874 | | pagina 1