MIDDELBIJRGSCHE
F 3.
Zaterdag
1874.
COURANT.
3 Januari.
Dit Mad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/ra.., franco is 3.50.
Middelburg 2 Januari.
Na de naaste familiebetrekkingen hier te lande van
twee, volgens de jongste regeeringstelegrammen uit
Penangin Atsji gesneuvelde officieren van het ludi-
sche leger gewaarschuwd zijn, wordt in de Staats-cou-
rant van heden medegedeeld, dat zij waren kapitein
La Fors en de luitenant Sohoemaekers, beiden gede
tacheerd van het Nederlandsche leger.
Den naam van eerstgenoemden hebben wij gisteren
reedsontleend aan het Utrechtsch dagblad
De laatste berichten van het oorlogstooneel te Atsji
zijn zegt het Handelsblad terecht zeer belangrijk.
Zij slaan ten eenenmale den bodem in aan de hoop, dat
de krijg spoedig zou eindigen door de onderwerping
van den sultan, maar zij toonen tevens, dat onze leger
macht belangrijke vorderingen maakt.
Het eerste telegram beschrijft, naar het schijnt, de
voortzetting der operatiën aan den rechteroever van de
Atsji rivier, waar zich de hoofdmacht nog scheen te be
vinden. Volgens de nieuwe kaart van Smulders, en het
schetskaartje dat de Amhemsche courant den 9" December
openbaar maakte, ligt op korten afstand van den rech
teroever, schuin tegenover de kampong Djawa die
reeds in de macht van ons leger is de versterkte
kampong Lembeek. Deze schijnt te worden bedoeld
met de „groote kampong, die zorgvuldig versterkt was
cn hardnekkig verdedigd werd", doch na 7 uur af rij-
dens is ingenomen, zoodat men 7 minuten gaans boven
Passar-Atsji was uitgekomen. Deze Passar ligt aan den
linkeroever (evenals kampong Djawa), tusschen de rivier
en een zijtak (Koerong Daroe), die de West- en Noord-
zijden van den kraton insluit terwijl een andere arm
van dien tak dwars door den kraton loopt. De Passar
wordt grootendeels door Vreemde Oosterlingen bewooad
en is met de rivier verbonden door een breed voetpad»
waarop ter halverwege een groot huis staat, de gedong
genaamd, d. i. de factorij of het pakhuis, waarheen de
Europeesche handelaars, die Atsji bezochten, werden
geleid en waar de ingevoerde artikelen gedeponeerd en
met de ten uitvoer bestemde geruild worden. (Zie het
werkje van prof. Veth over Atsji en zijne betrekkingen
tot Nederland, bladzijde 12 en 13.) Een brug over het
zijkanaal leidt uit den Passar naar den kraton, doch
tusschen beide plaatsen liggen aarden werken.
Uit deze beschrijving blijkt, dat onze troepen bij het
afzenden van het eerste bericht, dat waarschijnlijk den
eersten Kerstdag uit het kamp verzonden is, zich aan
den rechteroever bevonden tegenover de oostzijde van
den kraton, doch daarvan gescheiden door de rivier.
Volgens het genoemde schetskaartje, is de kraton juist
aan den zuidoost- en den zuidkant het zwakst; er ligt
slechts éeue sterkte met 2 stukken gewapend. Het is
wellicht geen al te gewaagde onderstelling, dat de
opperbevelhebber den kraton van die zijde wil aantas
ten, in tegenstelling van hetgeen bij de eerste expedi
tie is geschied toen ODze troepen het hoofd stieten voor
de zeer krachtige sterkten aan de noordoostzijde. Het
laatste bericht, dat van verkenning der vlakte vóór
den kraton spreekt, schijnt te doelen op de vlakte,
aangeteekend op de nieuwe kaart van Smulders, volgens
de opgaven van Si Daman. Het plan schijnt te zijn
daar batterijen te bouwen voor zwaar geschut. Er is
echter nog geen melding gemaakt van het overtrekken
der rivier, daar die vlakte aan den linkeroever gelegen
is. Daaromtrent moeten andere tijdingen inlichtingen
geven.
Het tweede telegram bevat gewichtige tijdingen om
trent de houding der omliggende streken. De drie
Moekim8, waarvan daar gesproken wordt, zijn districten
bestaande nit 26, 22 en 25 gemeenten, die ook Sagi's
en in het Maleisch Kotta's genoemd worden. Zij om
ringen de stad Atsji ten oosten (XXVI Moekims), ten
*ui(J >n (XXII Moekims) en ten westen (XXV Moekims).
Het eerste districtwaar onze troepen geland zijnis
reeds in onze macht, althans wat de versterkingen aan
het strand en de rivier betreft; de XXV Moekims,
op wier gebied de eerste expeditie geland is, hon
den zich onzijdig, terwijl thans de XXII Moekims,
die het dichtst bij de stad Atsji en den kraton wonen,
thans nog worden bestreden, doch reeds door de vele
verliezen ontmoedigd zijn. Het gebied der Moekims is,
volgens professor Veth, het stamland van alle eigenlijke
Atsjineezen, die zich door kolonisatie op andere plaat
sen hebben gevestigd, thans tot het rijk van Atsji be-
hooren de.
Het derde bericht bevat de tijding, dat de vorst van
Pedir, een plaats ten zniden der XXVI Moekims aan
de Oostkust van Sumatra gelegen, op de zoogenaamde
Beteluootkust, met versterking in den kraton is aange
komen. Pedir was vóór drie of vier eeuwen het mach
tigste rijk in die streken en voerde zelfs de heerschappij
over Atsji, dat zich in 1521 onafhankelijk maakte en
toen de Pedireezen onderwierp. Pedir wordt als de
rijstschuur van Atsji beschouwd, zoodat de goede uit
slag der expeditie tegeu die plaatster bestraffing voor
de hulp aan Atsji verleend, van veel gewicht kan zijn
voor den oorlog, te meer daar, volgens het bericht,
bij den vijand schaarschte heerscht aan rijsthetboofd-
voedsel in den Indischen Archipel. Pedir heeft, volgens
de beschrijving in het werkje van professor Veth,
waaraan de gemelde bijzonderheden ontleend zijn, een
vrij goede haven, en kleine prauwen kunnen de rivier
opvaren, ofschoon dit bij vlood door de sterke bran
ding bemoeilijkt wordt.
De slechte ontvangst van den zendeling, die brieven
aan den saltan moest overbrengen, bewijst, zooals wij
reeds opmerkten, dat aay een vrijwillige onderwerping
niet meer te denken valt. Iutosschen is het voor onze
expeditie een gunstig teeken, dat het volk zich van
het gezag heeft meester gemaakt. Waarschijnlijk was
de sultan zelf inderdaad geneigd tot een schikking te
komendoch behield de oorlogspartij weder juj de over
hand. Er schijnt nu ana.chie in Atsji te heerschen en
deze kan veel bijdragen om tot een spoedige onder
werping te leiden.
De gunstige berichten over de vermindering der
ziekte en over den geest der troepen geven mede veel
reden tot bemoediging. Wij mogen nu met vertrouwen
tijdingen omtrent gebeurtenissen van beslissenden aard
tegemoet zien.
In dejl. Zaterdag te Amsterdam gehouden vergade
ring der afdeeling natuurkunde van de koniuklijke aca
demie van wetenschappen, werd bij de discussie naar
aanleiding eener voordracht van een der leden over den
ijk der gasmeters., onder anderen door den voorzitter,
den heer S. C. Donders, geconstateerd dat overmaat
van water in den gasmeter zeer tot nadeel strekt van
den verbruiker, die meestal onkundig schijnt te zijn
van de beteekenis en het nut der schroef, waardoor
schade kan worden voorkocneD.
Door den raad der gemeente Tietjerksteradeel is be
sloten, dat de armverzorgers in de verschillende dorpen
moeten toezien, dat de kinderen van bedeelden getrouw
en geregeld de school bezoeken en bij nalatigheid hierin
de bedeeling moeten inkorten; dat door de hoofdon
derwijzers binnen de eerste 4 dagen dor maand een
staat van het schoolverzuim aan de armbesturen moet
worden ingediend, en dat de boekhouders der arm-
voogdijen met het dagelijksche toezicht op de bedeelden
zijn belast.
De gemeenteraad van Amsterdam heeft den 19" No
vember jl. met algemeene stemmen een adre3 aan Z. M.
den koning goedgekeurd, waarbij wordt gevraagd, dat
de voorgestelde wijzigingen in de natuur- en genees
kundige staats-examens aldus worden veranderd, dat
het afnemen van het theoretisch gedeelte dier examens
tot wederopzegging toe wordt opgedragen aan
eene commissie door Z. M. te benoemen uit de hooglee
raren en lectoren aan het athenaeum te Amsterdam.
Door den minister van binnenlandsche zaken is dit
verzoek namens den koning van de hand gewezen, op
grond „dat bet verzoek klaarblijkelijk de strekking
heeft, ,om aan de hoogleeraren van het Athenaeum II-
lustre, immers voor zoover de wis- en natuurkunde eu
de geneeskundige facult .iten betreft, het jus examinandi
toe te kennen, hun bij het organiek besluit van 2 Augus
tus 1815 niet gegeven;
„dat over de vraag of en in hoeverre dit beginsel van
de bestaande regeling van het hooger onderwijs dient
te worden vastgehouden, niet incidenteel bij de voor
gestelde wijziging der aangehaalde wet van 1 Juni 1865,
maar bij de wettelijke regeling van het hooger onder
wijs dient beslist te worden."
Onderwijs.
De minister van binnenlandsche zaken heeft benoemd
tot leeraar in de staatswetenschappen aan het gymna
sium te Groningen dr. M. van Lier, lemaar in de ge
schiedenis en staathuishoudkunde aan de rijks hoogere
burgerschool aldaar.
Zaterdag 27 December jl. werd te Amsterdam eene
bijeenkomst gehouden van leeraren en onderwijzers aan
ambachtscholen in ons vaderland. Deze bijeen komst
leidde tot de oprichting eener Vereeniging van leeraren
en onderwijzers aanen voorstanders van ambachtscholen.
Tot bestuursleden werden gekozen <V - heeren M. G. Snoer
als voorzitterJ. J. H. Cornelisse alt secretaris, en H. L.
Boersma als penniugmeeater en vice-voorzitter; beide
eersten van Amsterdam, de laatste van 's Gravenbage.
Ook werd eene commissie benoemdbestaande uit de
heeren Jb. Olie Jbz., van Amsterdam, en J. de Gou, van
's Gravenhageom met het bestuur een reglement voor
de vereeniging samen te stellen.
Marine en leger.
Bij het instructie bataljon zijn gedurende het jaar 1873
265 jongelingen aangenomen, II onderofficieren van dat
korps zijü tot officier aangesteld, terwijl 190 korporaals-
titulair van daar naar de onderscheiden regimenten
infanterie vertrokkenom als korporaals-effectief te wor
den ingedeeld.
Gisteren zijn de miliciën-hospitaalsoldaten der
lichting 1873, die gedetacheerd waren bij de verschil
lende ziekenetablissementen, in het genot van onbepaald
verlof gesteld.
Rechtzaken.
De hooge raad heeft dezer dagen een vooral voor
voogden zeer belangrijke beslissing genomen. Bij de
arrondissements-rechtbank te Aösen had eene weduwe,
zoo voor zich als in qualiteit van voogdeese over hare
minderjarige kinderen als erfgenanieu van hun vader,
iemand aangesproken tot betaling eener geldsom, die
deze tijdens het leven van haren m;in zou zijn schuldig
geworden. De tegenpartjj verklaarde de eiseheres niet
ontvankelijkop grond dat zij als voogdesse over hare
minderjarige kinderen de erfenis van hunnen vader niet
overeenkomstig art. 459 van het burgerlijk wetboek
aanvaard had onder het voorrecht van boedelbeschrij
ving. Door aan de eiseheres te betalenachtte de te
genpartij zich niet volkomen bevrijd, daar de minder
jarigen meerderjarig gewordenals erfgenamen van hun
vader het verschuldigde opnieuw zouden kunnen vor
deren, overeenkomstig art. 1484 van het burgerlijk wet
boek, na bekomen nietigverklaring der gedane betaling.
De rechtbank verwierp deze exceptie, doch in appèl wees
het provinciaal gerechtshof van Drenthe haar toe en de
hooge raid heeft zich, in strijd met de conclusie van
het openbaar ministerie bij dieuraad, met de zienswijze
van het hof vereenigd.
Gemengde berichten.
Naar men nit Zeist meldtheeft de verleden
week te Wageningen in hechtenis genomen Duitscher
bekend dat hij met zijne poging om den spoortrein te
doen ontsporen ten doel had de stationskas te beroo-
Uit Giethoorn wordt o. a. het volgende aap
nieuws vau den dag gemeld: Het heveup1