MIDDELBURGSCHE C O U K A N T. F 308. laandag 29 December. 1873. Dit. blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 26a Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. X>e prijs per 3/m., franco is f8.50. Middelburg 27 December. Als candidaat voor het lidmaatschap van de tweede kamer der staten-generaal in het kiesdistrict Breda, wordt door de katholieke kiesvereeuiging in het hoofd kiesdistrict Breda aanbevolen de heer inr. A. F. X. Luybec. Door m'. J. W. Staats Evers, advocaat te Arnhem, is vergnnDing gevraagd aan gedeputeerde staten van Limburg, om concessie tot ontginning van steenkolen en andere delfstoffen in de gemeenten Heerlen en Voe- rendaal. Bij de behandeling van de staatsbegrooting voor 1874 in de tweede kamer werd door de voorstanders van het bijzonder onderwijs geklaagd over de weelderige inrich ting van het openbaar onderwijs, over de hooge trak tementen en de prachtige onderwijzerswoniagen. Toen stond de heer Moens op en verklaarde: „Al waren er nog veel meer dan tegenwoordig, die zeggea dat het onderwijs goed is iDgeriebt en dat het al zoo hoog wordt opgedreven, dan zeg ik: gij kent den toestand niet; zoowel voor de openbare als voor de bijzondere school is het een onwaarheid." Daarop schetste hij den toestand zooals hg dien uit eigen ondervinding had leeren kennen: scholen waar van 8 tot 130 kinderen eeoige uren lang van èen per soon onderwijs ontvangenovergang der kinderen naar een andere klasse zonder voldoende voorbereid te zijn, om op dezelfde wijze door éen onderwijzer te worden onderwe zen; schoolverzuim, enz. „En vandaar komt het dat men onder onzen arbeidenden en landbouwenden stand, onder onze kleine burgerij zooveel bekrompenheid en onwetendheid, neen! dat zou ik hun nog ten goede houden zooveel onbeholpenheid waarneemt, waar het de beoordeeling geldt van de eenvoudigste vragen van het dagelijksch leveD, zooveel ongeschiktheid om te vol doen aan de eenvoudigste voorwaarden tot verbetering van hun lot. „Mag die toestand blijven, als wij weten dat er iets aan gedaan kan worden?" Maar wat moet er dan gedaan worden vraagt Het Vaderland. Ook op die vraag zegt het blijft de heer Moens het antwoord niet schuldig. De wet op het lager onderwijs moet worden gewijzigd. Tot vóór wei nige jaren kon dat woord niet worden uitgesproken zon der van liberale zijde een geduchten storm op te roe pen. De wet van 1857 was voor het liberale Nederland een heiligdom, het werd ais een axioma aangenomen, dat ieder die herziening van die wet wilde een tegen stander was der neutrale schoolterwilie van het hoofd beginsel moest men alle gebreken der wet over het hooid zien. liet aantal voorstanders der neutrale school is thans niet verminderd, maar zij vertrouwen er op, dat de meerderheid der motie reeds zoo aan die school gehecht is, dat elke poging om tegelijk met de gebre ken der wet tevens het hoofdbeginsel nit de wet weg te nemen schipbreuk zou lijden. Daarenboven beginnen zij meer en meer in te zien dat ons volksonderwijs niet alleen neutraal, maar en wel in de eerste plaats voldoend, ja meer dan voldoend, uitstekend dient te zijn. Het onderwijs, dat de wet van 1857 voorschrijft, kan niet voldoend zijn. Een gemeenteraad, die voor iedere 100 leerlingen maar éen hulponderwijzer aanstelt voldoet aan het voorschrift der wet, maar zorgt niet voor voldoend onderwijs. Een gemeenteraad, die een hoofdonderwijzer f 400 traktement geeft, houdt zich aan de wet, maar werkt mede om het peil van het on derwijs steeds lager te doen zinken. Dit is in strijd met de grondwet. Zal het onderwijs goed zijn, dan is het een eerste ver- eischte dat de onderwijzers met de kinderen afzonder lijk kunnen omgaan; zij moeten telkens en veel met hen kunnen praten; er moet gelegenheid zijn om hnn vragen te stelleD en naar hunne antwoorden te hooren. Ook op het hart en de vorming van het karakter der kleinen moet de onderwijzer invloed kunnen uitoefenen. Bij den beataandeo toestand is dat echter niet mogelijk. Sommige schoolautoriteiten bewerendat, althans ten platten lande, slechts 25 percent van hen die de school verlaten vlug kunnen lezen. Ed dan is de vraag nog of zij „het gelezene verstaan". In vele scholen wordt daaraan zoo goed als niet gedacht. Vele onderwijzers schijnen nog te meenen dat de ontwikkeling van het hoofd van zelf wel komt als eerst maar de kleine her sentjes zijn opgepropt met allerlei deelen en onderdee- len van kennis. Lange verzen worden opgedreund, zonder dat de onderwijzer zich overtuigt of er iets van begrepen wordt; moeilyke sommen worden volgens den regel van driëen en andere machinaal van buiten geleerde regels opgelostzonder dat de rekenaar er iets van begrijpt, waarom bij zoo en niet anders een goede uitkomst verkrijgt. Wat een contrast met die scholenwaar de onderwijzer begrijpt dat bet multurn, niet het multa de hoofdzaak is en waar geen klassen van 100 of meer leerlingen den paedagoog verhinderen zich met vracht aan zijn verheven taak te wij den! Zoo opgevat, maar ook zóo alleen kan het lager onderwijs aan zijn roeping beantwoorden en kunnen wij jongens krijgen geschikt om op de middelbare Bchool te worden toegelaten of het herhalingsonderwijs te volgen. Wij mogen niet tovreden zijn voordat zulke resultaten ver kregen zijnmaar daartoe zal veel noodig wezenhet onderwijzend personeel zal op de moeste scholen ver dubbeld moeten worden; het bedrag vo.r onderwijzers traktementen zal met millioenen moeten'worden verhoogd; voor do opleiding der onderwijzers zal veel meer moeten worden gedaan; hot schooltoezicht dient te worden verbeterd. Maar ook al neemt men alle leemten en gebreken weg dan zal men nog niet op eens de volmaaktheid bereiken. De vruchten zuilen eerstlangzamerhand komen. Honderden onderwijzersdie thans gewoon zijn aan SO of 100 leerlingen machinaal onderwijs te geven, zullen met 30 of 40, die zij ieder meer in 't bijzonder moeten bezighouden, niet op hun gemak zijn. Ook in de behoefte aan onderwijzers zal zoo spoedig niet voor zien zijn. Maar dat alles moet voor de regeering een prik kel te meer zijn om terstond de hand aan den ploeg te sLan. Elk jaar, dat men wacht, is niet slechts éen, maar meerdere jaren achteruit. Hoe langer men uitstelt, des te moeilijker zal de genezing zijn. KERK METJWS. Bedankt voor het beroep tot predikant bij de Neder- duitsche hervormde gemeente te 's Gravenhago door den heer D. P. M. Huet, predi cant te Dirksland. Aangenomen het beroep tot predikant bij de Neöer- duitsche hervormde gemeente te Rotterdam door den heer G, J. Vos Fiz., te Katwijk aan Zee. KOLONIËN". In ons nommer van jl. Donderdag deelden wij uit de Indische bladen de samenstelling van den staf der expeditionaire troepen naar Atsji mede. In de Staats courant van heden is opgenomen een overzicht van de geheele sterkte der troepenmacht. Daaruit blijkt dat in het eerste bericht ten onrechte als chef van den staf der derde brigade is opgegeven de kapitein der infanterie J. J. W. E. Verstege, hetgeen moest zijnde kapitein der infanterie W. Pordon. Voorts ontleenen wij aan genoemd overzicht het vol gende De infanterie bestaat uit 233 officieren en 6354 minderen. Cavalerie. Kommandaut: de ritmeester F. K. T van Woelderen. Zij bestaat uit 4 officieren, 75 min deren, 4 officierspaarden en 60 rijkspaarden. Artillerie. Kommandant: de luitenant-kolonel H. G. Bouwmeester; adjudant: de 2C luitenant J. H. van Holst Pellekaan. Zij bestaat uit 28 officieren, 656 minderen, 16 officierspaarden, 178 rijkspaarden en 74 vuurmonden. Genie. Chef, tevens kommandant van de twee com- pagniën sappeurs en mineurs: de majoor G. E. V. L. van Zuijlen; adjudant: de le luitenant W. F.Braan. Het totaal bedraagt 17 officieren, 306 minderen en 250 inlanders (vrijwilligers). Topographische dienst. Deze staat ouder on middellijk bevel van den chef van den staf, wat zijne werkzaamheden betreft. Chefde kapitein F. von Bil- loseck. Geneeskundige dienst. Chef: de dirigeerend officier van gezondheid 2e klasse J. R. Hessig. Deze dienst bestaat nit 34 officieren van gezondheid, 1 offi cier van gezondheid der marine, 6 apothekers, 2 paar denartsen, 4 schrijvers en 308 manschappen hospitaal- personeel. Administratie. Chef: de onderintendant leklasse J. Hofstede. Toegevoegd de onderintendaut le klasse F. J. D. Noordhoek liegtals sous-chef. In het ge heel bestaat zij uit 27 officieren van administratie, 1 officier van administratie der marine en 52 minderen. Koeliedienst. Dezs dienst bestaat uit 3 officiereu der infanterie, 75 minderen en 3280 dwangarbeiders. Postdienst. Directeurde commies 1° klasse A. J. II. Paijen. Postcommiezenle brigade de commies 2C klasse W. II. II. Snell, 2e brigade de commies 2e klasse L. J. BerlijD, en 3e brigade de commies le klasse A. J. H. Paijen. Het totaal der troepenmacht bedraagt 339 officieren 8156 miuderen, 33 civiel personeel, 1037 bedienden, 77 officiers- en 238 rijkspaarden, alsmede 3280 dwang arbeiders en 243 vrouwen. Uit Nederlandsch lndië zijn weder berichten ont vangen, thans loopende tot den 22en November jl. Omtrent de cholera wordt gemelddat die ziekte te Batavia nog blijft heerschen, doch in betrekkelijk geringe male. De omvang der ziekte is niet toegenomen. Ook op andere plaatsen in den Archipel vertoont zij zich, maar heeft nergens een dreigend karakter aan genomen. GEMENGDE BISEICHTEN". Naar men mededeelt, is een paar dagen geleden aan het ministerie van binnenlandsche zaken bezorgd, om in het (later op te richten) museum van vaderlandsche kunst en oudbeden geplaatst te worden, een uit Venlo afkomstig kanon uit de veertiende eeuw. De staat moet die antiquiteit voor acht gulden gekocht hebben. Vciderl. Gepasseerdo week kwam te Utrecht een schip met Fransche en Ecgelsche appelen (van het eiland Yerseyj aanwelke te Rotterdam uit zeeschepen over geladen warea. Thans worden van de Franschewaar van de qualiteit de Nederlandsche appelen verre over treft, verscheiden hectoliters in vaten gekuipt naar Eoge land verzonden. Dit heeft tengevolge, dat er geen Ne derlandsche appelen uit Utrecht verzonden worden. Sedert een paar dagen worden ook deze appelen in het klein voor veel lager prijs dan de Nederlandsche verkocht. Men schrijft uit Boscoop van 25 December: Na afloop der godsdienstoefening van de hervormde gemeente alhier, van heden avond, werd namens kerkvoogden bekend gemaakt dat voor den dienst op den volgen den ochtend het luiden der klok niet zou geschieden, daar dit aan kerkvoogden verboden was, en dat om dezelfde roden vóór den aanvang van den dienst van heden avond dit niet had plaats gehad. Tot ophelde ring van deze zaak dient,"dat ongeveer een jaar gele den door den gemeenteraad een besluit is genomen, waarbij het gebruik der klok aan de verschillende kerkgenootschappen is toegestaan en geregeld, en wel aldus: dat de klok zal mogen geluid worden des Zon dags op bepaalde uien cn zoo ook voor den avond godsdienst in den winter op Woensdag. Van het luiden op feestdagen ia dus in dit besluit niets bepaald. De hervormde gemeente, die altijd het gebruik der klok had, heelt niet nagelaten tegen deze regeling hare be zwaren in te brengen, doch de raad meende het besluit te moeten handhaven. Evenwel werd de klok altijd op feestdagen geluid en had dit heden ochtend ook nog plaats, tot dit heden avond door dm burgemeester is belet geworden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1