MIDDELBÜRGSCHE COURANT. F 304. Dinsdag 1873. 23 December. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is ƒ3.50. Middelburg 22 December. De kiesvereeniging Burgerplicht, te Bergen op Zoom, heeft tot candidaat voor het liimaatschap der tweede kamer, in de plaats van heer Luyben, gekozen den heer N. D. H. Gruljé. het overlijden van H. M. de koningin-weduwe van Pruisen heeft het Nederlandsche hof, met ingang van gisteren, voor drie dagen den lichten rouw aange nomen. In de Staats-courant van Zondag en Maandag 21 en 22 dezer is opgenomen de wet van den 27en Novem ber jl., houdende aanwijzing van de middelen en inkom sten ter goedmaking van de uitgaven, begrepen in de begrooting van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1874 (Hoofdstuk II. Middelen en inkomsten in Neder landsch-Indië). Het bestuur der Christelijke school voor on- en mi - vermogenden te Leidenheeftnaar aanleiding der cir culaire van het hoofdbestuur der vereeniging van Chris telijke onderwijzers in Nederland, besloten om, ten opzichte van een kindergeschenk aan Z. M. den koning, zich noch aan de pogingen der vereeniging, noch aan die van het comité te Amsterdam aan te sluiten. Zooveel genoegen het ons deed dat Zaterdag avond in de concertzaal alhier bij de lezing van mejuffrouw Mina Kruseman een talrijk publiek aanwezig waszoo veel leed deed het ons bijna bij het verlaten der zaal dat dit aantal hoorderessen en hoorders hare tweede en niet hare eerste lezing te Middelburg bijwoonde. Hare eerste lezingof laat ons liever meer eigenaardig zeggen haar eerste voordracht, verdiende het zij met alle bescheidenheid en allen eerbied voor mejuffrouw Kruseman gezegd meer belangstelling dan die van Zaterdag. Wij vreezen namelijk dat menigeendie van de eerste harer seances alhier met veel lof en vaak met enthusiasme hoorde sprekenZ i terdag de zaal eenigszins onbevredigd en teleurgesteld verliet. Terwijl wij aan den eenen kant toegeven dat het voor iedereen, die een publiek enkele uren aangenaam wil bezighouden en boeieneen oneindig gemakkelijker en dankbaarder taak is om de eerste maal indruk te maken dan den tweeden keer dien indruk niet slechts levendig te houdenmaar zelfs de hoog gespannen verwachtin gen zijner hoorders te overtreffengelooven wij toch dat het niet hieraan alleen is toe te schrijven, wanneer me juffrouw Kruseman Zaterdag minder succes had dan met haar voordracht in Mei jl. Het gebeurt te vaak dat mannen het woord voeren hoewel zij eigenlijk niets, tenminste nietB bijzonders te zeggen hebbendan dat men steeds in de eerste plaats zou vragenmet welk doel de spreker eigenlijk optrad. Een publieke voordracht eener dame is, in ons land althans, iets zoo buitengewoons, dat men dan met eenig recht een antwoord op die vraag tracht te vinden. Dat mejuffrouw Kruseman echter wel iets te zeggen heeft, hare eerste lezing alhier heeft dit bewezen; omtrent haar doel kon toen geen twijfel be staan. De verbetering van de opvoeding en de positie der vrouw in de heden daagsche maatschappij is hare leuze, en voor die leus trad zij met open vizier in het strijdperk. Wat zij met de voordracht van haar drama „De echt scheiding" beoogt, is echter minder duidelijk. In 17 tafereelen schildert zij de lotgevallen van een jong meiBje in de Indische maatschappij, dat op löjarigen leeftijd onnatuurlijk ontwikkeld is, eene eigenschap die zij ze ker niet van hare domme en kleingeestige ouders geërfd heeftdat gedwongen wordt een ouden resident te huwen, dien zij niet bemint, dat na allerlei treurige ervaringen een man ontmoet, voor wien zij plotseling in liefde ontgloeit, dat, krankzinnig geworden door den moord, door haar echtgenoot op haren gelief de gepleegdop echt scheiding hoopt en in dien waan een einde aan haar leven maakt. Heeft mejuffrouw Kruseman de Indische toe standen aan den kaak willen stellen, dan gelooven wij dat zij in de keuze van baar onderwerp niet gelukkig was. Dat een jong en onervaren meisje op aandrang harer ouders een huwelijk aangaat zonder liefde, zonder zich van het gewicht der zaak volkomen bewuBt te zijn,is zeker geen fout die epeciaal de Indische maatschappij eigen is. Was het hare bedoeling om een meer algemeen Characterhild te schetsen, een greep in het dagelijksch leven te doen, dan achten wij hare poging evenmin gelukkig geslaagd. Hoe goed, hoe meesterlijk do karakters elk op zich zelf ook volgehouden en uitgewerkt zijn, de karakters der beide hoofdpersonen zijn onnatuurlijk. De jeugdige vrouw is zoo engelrein, de resident zulk eenonmensch, dat men te vergeefs hun evenbeeld in het dagelijksch leven zal zoeken. Beide karakters zijn onmogelijk, waar door ook de tegenstelling tot en als ware 't het geloof in de andere personen verloren gaat. In éen woord, te groote overdrijving is de hoofdfout in mejuffrouw Kru- Beman's dramatische schets. Zijn wij weinig met deze schets als geheel ingenomen onmogelijk zouden wij alle détails kunnen noemen, die naar onze meening een gunstige beoordeeling verdienen. De scènes bovenal waarin Werner zijne liefde aan de echt- genoote bekent en zij zelve zich harer liefde voor hem be wust wordt, waren meesterlijk geschilderd. Deze tafereelen zijn blijkbaar door de schrijfster met liefde ea zorg behandeld, doch, al waren vele anderen minder uitgewerkt, in bijna allen kwamen momenten voor die van mejuf frouw Kruseman's talent en menschenkennis getuigden. Over eenige ketterijen en onjuiste voorstellingen, di8 mejuffrouw Kruseman van zaken en toestanden geeft, willen w\i haar niet te hard vallen. Dat op Java geen slavernij bestaat behoeven wij haar b. v. zeker niet te zeg gen, dat het in staat van beschuldiging stellen van alle mannen indruk maakt wanneer zij hen over éen kam scheert met een man harer verbeelding, dien zij ter- wille van hare schets onnatuurlijk zwart schildert, zal ook zij zelve in ernst niet gelooven, om niet meer andere voorbeelden te noemen. Was de poging van mejuffrouw Kruseman om als dramatisch schrijfster op te treden minder gelukkig geslaagd, met zooveel te meer succes vertoonde zij zich weder Zaterdag als declamatrice. Haar voordracht is gemakkelijk en natuurlijk, haar uitspraak zuiver en schoon, en hare gestes en bewegingen eenvoudig en edel. De Arnhemsche courant, in een tweede artikel nagaande wat de minister van financiën over de belasting-her vorming heeft gezegd, verwijt hem, dat hij niets doet. De minister zegt dat er over belasting-hervorming „zeer uiteeuloopende meeningen en gevoelens" bestaan; maar is het niet juist de taak van deu ministervan den financier, die de portefeuille van financiën opneemt om door zijn betere kennis, zijn meerdere ervaring, zijn dieper inzicht, door zijn speciaal talent, in éen woord, deze uiteenloopende meeningen en gevoelens der dilet tanten tot eenheid, tot een gemeenschappelijke overtui ging te brengen? Zal er ooit iets afgedaan worden, als de man, die geroepen is tot afdoen, zich vergenoegt om zwijgend met over elkander geslagen armen te blijven staren op de hinderpalen en belemmeringen, en niets doet om die op te ruimen? De minister zegt echter zelf„Intusschen is het verwijt, dat er sedert vijf en twintig jaren niets gedaan zou zijn, zeer ongegrond. Er is werkelijk veel gedaanin dien zin, dat zeer vele schadelijke belastingen zijn afgeschaft, vooral schadelijke accijnsen. Op dit laatste gebied is in de laatste jaren zeer veel en ten goede gewijzigd." Maar als de voorgangers van den minister, niettegen staande de uiteenloopende meeningen en gevoelens, de hinderpalen en belemmering nog kans zagen om zeer veel te doen, moest dit dan voor den heer van Delden niet een motief wezen om op zijn beurt óok wat te doen en te wijzigen? De minister zegt ook, dat, om aan den drang naar hervorming te kunnen voldoen, nieuwe grondslagen en nieuwe bronnen moeten worden opgezocht en dat de oude schoenen niet konden worden weggeworpen voordat die nieuwe gevonden waren. Maar waarom bewaart en gebruikt de minister die oude zoo lang en waarom talmt hij zoo met het opsporen van nieuwe bronnen van inkomsten „Ik merk hier in het voorbijgaan op", zegt de minis ter, „dat men, als er sprake is van belastingheffing in Nederland, in de laatste jaren eene groote hulp heeft, maar die tevens eene reden is, waarom het moeielijk valt te hervormen, vooral indien verzwaring van belas ting daarmede gepaard gaat. Die hulp ik bedoel de bijdragen uit Iudië is wel onzeker en afwisselend, maar toch bestaat de waarschijnlijkheid, dat zij blij ven zal. Onze financiën zijn daardoor vastgeraakt aan de Indische geldmiddelen, en toen telken jare zulke ruime bijdragen uit die middelen in de schatkist van het moederland vloeiden, was er geene dringende nood zakelijkheid om naar nieuwe hulpbronnen te zoeken." Dit „in het voorbijgaan" is de ires mauvaiseauguie, want hoever zijn wij nu reeds verwijderd van de blijde bood schap in September, omtrent het „heugelijke verschijn sel", dat wij het zoolang gewenschte doel bereikt hadden, dat wijalthans wat de gewone kosten onzer staats huishouding betreft, onafhankelijk waren geworden van de Indische bijdragen. Nu vernemen wij, dat onze financiën „aan de Iadische geldmiddelen zijn vastgeraakt"; de minister rekent op het blijvende van die bijdragen voor de Nederlandsche financiën uit Indië, en hij be schouwt dit als „eene groote hulp", die een minister ontheft van de moeite en de moeielijkheden om „naar nieuwe hulpbronnen" te zoeken. Maar integendeel, juist nu deze „onzekere" en „afwisselende" bijdragen in zoo ruime mate blijven vloeien, hebben wij tijd en gelegen heid voor hervorming van ons belastingstelsel, tot zoo danige regeling van ons financieel huishouden, dat wij desnoods de bijdragen uit Indië kunnen ontberen, zon der onze huishouding in de war te brengen. De minister heeft gelijk als hij beweert, dat bij zijn optreden, terstond na het votum van 2 Mei 18721 het niet goed zou zijn geweest met een voorstel tot belas tinghervorming voor den dag te komen, maar sedert dien tijd is anderhaltjaar verloopen, en er is veel ge beurd wat een kamer tot andere gedachten kon bren gen en een minister tot reden moest strekken van be lastinghervorming te beproeven. Het ontbreekt den minister niet aan goeden wil maar aan den moed. Hij durft de „grondige hervorming" niet aan, doch wil er wel iets aan doen, bij stukjes en met beetjes met pauzen tusschen beiden. BENOEMINGEN EN BESLUITEN. burgemeesters. Herbenoemd de burgemeesters van Baarland, Biggekerke, Borssele, Brouwershaven, Drie wegen, Duiveudijke, Eede, Kloetinge, Koewacht, Oude- lande, Seroóskerke en Wëméldiuge. Benoemd tot burgemeester van Breskens W. Gr. J. Verweij. leger. Eervol ontslag uit den militairen dienst ver leend, op verzoek, aan den 2f0 luitenant F. M. Jaeger, van het 1' regiment vesting-artillerie. ONDERWIJS. De vergadering der Onderwyzersvereeniging in het 2e schooldistrict van Zeeland op 20 dezer te Zierikzee gehouden was de laatste die door den schoolopziener .yan dat district dr. P. J. Andreae werd gepresideerd, daar deze met ultimo dezer op zijn verzoek door den koning als schoolopziener eervol is ontslagen. Al üe onderwij zers van dat district, de schoolopziener van het 3e school district, de directeur en 5 leeraren der hoogere bur gerschool alsmede eenige voorstanders van het onderwijs en leden der plaatselijke schoolcommissie gaven door hunne tegenwoordigheid een bewijs van belangstelling en waardeering. Nadat de werkzaamheden waren afge- loopen, waartoe ook behoorde een wedstrijd van hulp onderwijzers onder leiding van den heer A. W. Stel wagen, leeraar aan de hoogere burgerschool, over een onderwerp uit de Nederlandsche letterkunde en waarvan de prijs (een exemplaar van Jonckbloets ge schiedenis der Nederlandsche letterkunde) werd behaald

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1