£3uitentcmö. •zoon nog niet is tot stand gekomen. Over de oorzaak van de oneenigheden in de keizerlijk Russische familie deelt men mede, dat die zijn ontstaan door een geheim huwelijk. Grootvorst Alexis heeft namelijk, zonder me deweten zijner ouders, een huwelijk aangegaan met een der hofdames, Alexandrine Shukowski, een nicht van den Russischen minister van financiën von Reutern. Toen de keizer deze mesailliance ontdekte, was hij zeer vertoornd en stelde alles in het werk om het huwelijk te laien vernietigen. De jonggehuwden evenwel wei gerden hiertoe mede te werken en hielden zich aan de aangegane verplichtingen. De jeugdige vrouw bevond zich te Nizza, toen de vertrouwde des keizers, graat Peter Schuwaloff, belast werd zich derwaarts te bege ven om de gewezen hofdame te bewegen hare mede werking tot ontbinding vau het huwelijk te verkrijgen. Zijn zending mislukte. De echtgenoote, die inmiddels van een zoon was bevallen, bleef standvastig weigeren. De keizer zond toen zijn zoon op een reis die eenige jaren moest duren, in de hoop hem tot andere gedach ten te brengen, doch tot dusver heeft dit niet gebaat. De grootvorst moet, evenals zijn gade, vast besloten hebben zijn huwelijk te handhaven. De atoim, die Dinsdag woedde, deed zich in zijn volle kracht vooral in Engeland gevoelen. Te Sheffield stak hij Dinsdag morgen op met toomeloos gewelden hij veroorzaakte eenige verschrikkelijke ongelukken en het verlies van vele menschenlevens. De hooge vierkante alleen staande schoorsteen welke aan de locomotieven - fabriek van den heer Reynoldsin Trippetlane, verbonden is viel te half acht meteen verschrikkelijken slag neder, een twintigtal werklieden onder de puiuhoopen begra vende. Aanvankelijk werden vijf lijken te voorschijn gebrachtallen ontzettend verminkt en volkomen onher kenbaar. In zijn val verpletterde de schoorsteen eenig e werkplaatsen van messen- en instrumentmakers. Ee n paar uur later viel de schoorsteen der fabriek van de heeren Matthewman and Sons, in Miltonstreeten groote blokken er van vielen op den stoomketelwelke de ge heele fabriek van beweegkracht voorziet. Met een ont ploffing, welke de geheele stad deed daveren, barstte de ketel in duizenden stukken, die tot op groote afstan den geslingerd werden. De stoom werd verscheidene straten ver gespoten en bracht aan tien personen doode- lijke brandwonden toe. Jeanne d'Arc, de maagd van Orleans, zal einde lijk een standbeeld krijgen. Het plein Rivolite Parijs, is daartoe uitgekozen. "Weldra zal de beeldhouwer Frémiet zijn werk voltooid hebben. De maagd wordt voorgesteld te paard; met de linkerhand houdt zij de teugelsmet de rechter draagt zij de lelievaan en geeft het sein tot den strijd. Een eigenaardig vonnis werd onlangs te Schitzula ia Japan geveld. Een gehoorzaam zoon, die bij zijue ouders inwoonde, bad eene Xantippe tot vrouw, die het haren schoonouders voortdurend zeer lastig maakte. Om aan den familietwist een einde te makenvergiftigde dc zoon zijne vrouw. Het gerechtshof veroordeelde hem tot tien jaren deportatiedoch Dam verzachtende omstan digheden aan en vergunde hem daarom, daar hij als zoon zooveel liefde voor zijne ouders getoond hadom zijne straf, namelijk 10 jaren in de ketenen, in het ouder lijk huis te ondergaan. Een orgaan voor schoonsteen vegers is onder redac tie van den heer Rahe verschenen, hetwelk de belangen der schoorsteenvegers in het geheele Duitsche rijk be hartigen zal. Het verschijnt maandelijks te Berlijn onder het deviesEen voor allen en allen voor een. In het Amerikaansche blad Philadelphia Dispatch vindt men een bericht over eene meeling ten gunste van de emancipatie der vrouwen gehouden, waarin eene rede werd gehouden door eene dame, Clementine Anna Sknïrrer, die hare rede zou hebben aangevangen met de woorden: „Mejuffrouw da presidente, vrouwelijke medeburgers en gij mannelijk gespuis in bet algemeen L' Impartial duLoiret meldt, dat drie jongens, waar - van de oudste slechts 22 jaren is, als valsche munters zijn gearresteerd. Dezer dagen moest de deurwaarder Nicolas te Triancourt (departement de la Meuse) beslag leggen in de woning van zekere Yictorine Collard, te Petz. Daar hij voor tegenstand van de zijde van deze vrouw vreesde, requireerde hij twee gendarmes en onder hun geleide be gaf hij zich met den niaire en een smid naar de woning van vrouw Collard. De drie sommatiën om te openen hadden geen gevolg en den smid werd gelast om het slot open te maken, doch toen deze daarmede bezig was kreeg hij drie slagen op het hoofd met een sabel, die vrouw Collard dooi een reet van de deur had ge stoken, zonder echter eenige belangrijke wonde te toekomen. Hierop besloten de gendarmes ieder meteen hand de sabel te grijpen ia de hoop die te zullen breken of er door te trekkendoch vrouw Collard was op hare hoede en trok met een zoo hevigen ruk de sabel terugdat de gendarmes ernstige wonden aan de hand bekwamen en den een drie vingers werden afge sneden. De deur werd opeugeloopen en men stond tegenover vrouw Collard, die ieder die haar naderde dreigde neder te slaan; de gendarmes maakten zich echter van haar meester en de deurwaarder kon zijn werk verrichten. Niet ver van Londen is ia de krijtformatie een fossiele vogel met tanden ontdekt. Volgens professor Owen behoort het dier tot de zwemvogels. De kassier van de Atlantic National bank te New-York is tot zeven jaren tuchthuisstraf veroordeeld, wegens het ontvreemden van 200,000 dollars. THERMOMETER STAND. 18 Dec. 's av. 11. u. 49 gr. 19 'smorg.7u.49gr.'smidd.lu.50gr.'sav.6ui48gr. STATEN-GENERA AL. TWEEDE KAMEB. Zitting van Donderdag 18 December. {Nader verslag.) Aan de orde is de algemseno beraadslaging over hoofdstuk IX (koloniën) der staatsbegrootiug voor 1874. De heer Nierstrasz heeft voornamelijk twee grieven. Zijn grootste grief is, dat de eigenlijke oorzaken van den oorlog tegen Atsji nog niet bekend zijn. Een tweede grief is, dat er geen homogeniteit in het kabinet is, zooals bij de behandeling der begrooting voor marine is gebleken. Als de minister langer in gebreke blijft zich ten opzichte van den Atsjineeschen oorlog te rechtvaardigen dan verdient hij geen vertrouwen meer. Spreker zal dan ook tegen stemmen als hij geen voldoende opheldering krijgt. De heer C. van Nispen somt de volgende grondea voor bezorgdheid op: 1° er is een onrustbarende stij ging van uitgaven; 2° de staatszorg is veel te ver uitgebreid; 3° de financieele politiek van den minister is een gevaarlijke politiek; 4° de kredieten nemen toe en de middelen blijven beneden de raming; 5° bij de enorme stijging der uitgaven schijnt men geen nieuwe middelen te kunnen vinden. Wij zijn geheel afhanke lijk van de koffieprijzen. Hij maakt er de regeering een grief van, dat zij in bet vorige jaar wist voor een oorlog te staan en zich niet voorbereidde. Hij zal niet in critiek treden over de tweede expeditie, maar vreest dat de minister niet voorzichtig genoeg is. Hij gelooft het best te zullen doen door zich van stemming te onthouden. De heer 's Jacob bespreekt den toestand der Indische pers en van de daarop bestaande reglementen, naar aanleiding van de maatregelen in de laatste 6 jaren tegen Indische dagbladen genomen. Hij acht dien toe stand onhoudbaar. De heer Wiutgens betoogt uitvoerig dat onze Indische politiek de neiging verraadt om onze bezittingen ia dea vreemde meer en meer uit te breiden eu geen rekening te houden met de krachten van het moeder land. De oorlog tegen Atsji is een gevolg daarvan. De benoemingen van den laatsten tijd bewijzen, dat de regeering onze macht niet op een bepaald terrein wil consolideeren. Hij wijst vooral op de bevordering van het gevaarlijk Mahomedaansch fanatisme, hetwelk wij in de hand werken door onzen aanval op den sultan van Atsji, voor wiens zegepraal ongetwijfeld iedere hadji bidt. De politiek die wij volgen zal ons ten onder gang voeren, want wij kunnen ons niet uitbreiden; het ontbreekt ons aan geld en aan mensehen om verder veroveringen te maken. Hij bespreekt verder de oor zaken van den oorlog en komt tot de conclusie dat deze iu strijd is met de voorzichtigheid die Nederland betaamt en een missiag is. De voorzitter gaat na de thans gehouden pauze over tot de benoeming van eenige commissiën tot het onder zoek van ingekomen stukken. De heer van Zuylen bespreekt uitvoerig de aanvrage om concessie voor een spoorweg RotterdamHoek van Holland eu stelt voor do daaromtrent overgelegde stukken te stellen in handen eener commissie. De vraag is of de regeeriDg door op het belang van Rotterdam te letten het algemeen belang niet heeft opgeofferd. Nadat de voorzitter als zijne meening had te kennen gegeven, dat hij geen afzonderlijke commissie noodig achtte, werd bet voorstel van den beer van Zuylen aangenomen met 30 tegen 15 stemmen. De beraadslagiugcn over hoofdstuk IX worden voort gezet. De heer Haffmans weet nog altijd niet of de oorlog gerechtvaardigd en noodzakelijk was en betoogt, dat het de plicht der regeering is om daaromtrent licht te verschaffen. De heer van den Berch heeft groot bezwaar in 's mi nisters fiaancieel koloniaal beheer. De comptabiliteits wet moet worden ingetrokken, of er moeten zulke wijzigingen in gebracht worden, dat zQ uitvoerbaar wordt. De minister van koloniën bestrijdt de bewering van den heer Nierstrasz, dat het kabinet niet homogeen zoa zijn en verantwoordt zich op de beschuldiging van wet ten en besluiten te overtreden. Hg wederlegt de bezwa ren van den heer van Nispsn en geeft den heer 's Jacob te kennen, dat hij, na bekend te zijn geworden met het besluit van den gouverneur-generaal tot uitzetting wegens drukpersdelicten, terstond ernstig de vraag heeft over wogen of het niet noodig was de drukpersdelicten beter te regelen en meer voldoende straffen te bedreigen, op dat buitengewone maatregelen als uitzetting niet meer noodig zouden zijn. Hij heeft overwogen of niet een drukpersreglement bij koninklijk besluit kan worden ingevoerd. De zaak is in behandeling, en het advies van den raad van state is ingewonnen. Den heer Berch antwoordt hij, dat eene wijziging van de comptabiliteits wet waarschijnlijk niet noodig zal zijn, wanneer men er toe overgaat de besluiten tot uitvoering van die wet to herzien. De minister bestrijdt uitvoerig de besehuldi ging, dat de regeering niet genoeg doet tot bestrijding van het Mahomedaansch fanatisme, en dat de oorlog in strijd met de voorzichtigheid is aangegaan. Hij brengt daarna in herinnering hetgeen hij gedaan heeft om de Indische marine in goeden toestand te brengen. Hij toont aan dat juist zijn opvolger in 1867 met het bou wen vanjschepen voor de In dische marine heeft opgehouden. Juist van de zijde der oppositie werd zelfs het auxi- liair eskader verminderd. Dat zou niet gebeurd zijn, als hij minister vin koloniën gebleven was. Toen "hij in 1872 opnieuw aan 'fc bewind kwam, heeft hij terstond weder al het mogelijke gedaan om te herstellen wat bedorven was. Iu October 1872 kreeg de minister be richt uit Indië dat de romp van de Djambi in voldoen den staat was en dat de ketels nog een jaar konden duren. Bij de begrooting van marine beeft men bij herha ling in de kamer gezegd: wat zal er gebeuren als de 2e expeditie ook mislukt? Dan zal er geblokkeerd worden, zegt hij. Welk recht heeft men om te zeggen dat de meeste schepen, voorkomende op den staat van 15 Augustus, na drie maanden niet meer zullen drijven? Men heeft ook gezegd dat de Zeeland het niet lang meer kan uithouden. Men heeft geen recht dat te be weren. Men heeft ook opnieuw gezegd: Hoo kondefc gij seinen: zendt een sterke zeemacht naar Atsji? Maar dat kon de minister zeer goed seinen. Als men gezon den had wat er was, dan had men zeer goed aan het bevel kunnen voldoen. Er was nog geen oorlog, dus van blokkade kon ook nog geen sprake zijn. De heeren van Nispen, Wintgens en Stieltjes repli- ceeren en verdedigen nader hunne houding. De heer Fabius motiveert zijne stem tegen de be grooting van marine uitgebracht"en is van oordeel, dat niemand anders dan de heer Brocx de schuld is van den slechten toestand der marine. De heer van Lijnden betreurt het, dat het politieke moment in de redo van den minister zoo gebeel op den achtergrond is geraakt en protesteert tegen hot beleid van deze regeering, zooals zij is belichaamd in het hoofd van het departement van koloniën. Ia welk con stitutioneel land zou men een voorbeeld kunnen aanha len dat een regeeriDg, op ieder punt van staatsbeleid echec geleden hebbende, aan de groene tafel blijft zitten en aan de natie de kennis onthoudt van datgene wat haar om te blijven uitsluitend zou kunnen recht geven? De minister heeft den oorlog doorgedreven, dien ook zijne ambtgenooten niet wilden, een oorlog dien deminis- ter van marine zelf onverantwoordelijk noemde. En tot sprekers verbazing heeft nu de minister gezegd, dat het bevel tot het uitzenden van een sterke zeemacht niet gezonden was met de bedoeling om te biokkeeren. Die verklaring is in strijd met de instructie van den gou- vernements commissaris, die in last had oorlog te ver klaren. De minister van koloniën ontkent, dat wij in IndiS een politiek van verovering voeren, maar wij moeten reke ning houden met onze buitengewonepositiealdaar; hij ia een tegenstander van annexatie, maar wij mogen óna niet alles laten welgevallen. Die de geschiedenis van Atsji kent zal erkennen dat de oorlog onyermzjdelijk was. Het was thans de plicht van de regeering om vreemde inmenging op Sumatra te voorkomen. Als het Atsji ge lukt was aan andere mogendheden de souvereiniteit van haar land op te dragen nog onlangs heeft zij dit aangeboden dan zou de minister nog veel meer ver antwoordelijk zijn dan thans. Hij komt op voor den heer Brocx en verklaart zich als minister van koloniën niet alleen verantwoordelijk voor de Iudische marine maar ook daarvoor, dat het auxiliair eskader in goeden staat blijve. Het heeft hem leed gedaan dit hij niet tegen woordig kon zijn bij de discussie over de begrooting voor marine. Volgens den heer van Lijnden zou de heer Brocx den oorlog onverantwoordelijk en onrechtvaardig ge noemd hebben. Die woorden zijn niet gesproken. Hij heeft den minister Brocx nog nadere inlichtingen ge vraagd en deze heeft verzekerd, dat het nooit zijn be doeling is geweest zich in dien geest uit te laten. Ook over de telegrammen aan den gouverneur generaal is geen verschil van gevoelen in den ministerraad geweest. Nooit heeft de minister van marine bezwaar gemaakt tegen de oorlogsverklaring. Na repliek van den heer van Lijnden en den minis ter worden de algemeene beraadslagingen gesloten. TWEEDE KAMER. Zitting van Vrijdag 19 December. Per telegraaf.) De begrooting voor de West-Indische bezittingen werd aangenomen. Op voorstel van den heer van Houten werd besloten, om de stukken betreffende Curasao aan een commis soriaal onderzoek te onderwerpen. Hoofdstuk IX (koloniën) der staatsbegrootiüg voor 1874 werd aangenomen met 46 tegen 17 stemmea. Vervolgens werden de beraadslagingen geopend over de wet op de middelen en teneinde gebracht, waarna de wet werd aangenomen. De credietwet voor het departement van marine, die daarna aan de orde werd gesteld, werd eveneens aan genomen. De kamer is op reces gescheiden. ALGEMEEN OVERZICHT. In de Duitsche bladen vindt men heden een kort verslag der zitting van de Pruisische kamer van Woens dag. Ten aanzien van de eerste lezing van het wetsont werp tot invoering van het verplicht burgerlijk huwelijk en van registers van den burgerlijken stand valt niets bijzonders meer mede te deelen dan dat met de rede voering van von Bismarck de eerste lezing gesloten

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 2