nen vereenigen met een amendement van de strekking om de nuttelooze vestingen terstond op te heffen. De heer de Roo bestrijdt de redeneering van den heer van Houten omtrent het beginsel van wettelijke regeling en vestigt vervolgens de aandacht op de ver leden jaar door de gebroeders Schoonenburg gevraagde vergoeding, wegens schade bij den bouw van forten in den West Bijlmerpolder. De kamer heeft op het geven van schadevergoeding aangedrongen, maar de minister wil, evenals zijn voorganger, niets daarvan weten, ter- wille van de fiuancieele gevolgen. Hij dringt aan op voldoening van het verzoek. De heer Sandberg prijst de loyauteit van den minis ter in de verklaring dat hij sommige vestingen toch zal slechten, ook al wordt de vestingwet verworpen. De heeren Storm en Godefroi dringen aan op het toekennen der schadevergoeding. De heer van Eek kan zich zeer goed begrijpen, dat de minister terugdeinst voor de gevolgen om aan deze aannemers schadevergoeding te verleenen. De minister van oorlog verklaart vooral daarom niet meer gelden voor de Utrechtsche linie te hebben aan gevraagd, omdat de meeste gelden in het vorige jaar aangevraagd eerst in 1874 kunnen worden verwerkt. Hij zal de zaak-Schoonenburg nogmaals overwegen en onderzoeken. Op art. 28 is door den heer Dam een amendement voorgesteld om den post te verlagen met 2000 als onderhoudskosten voor de vestingen Deventer en Zutfen, die hij als schadelijke en nuttelooze vestingen wil opheffen. De heer Gratama zal tegen stemmen. Het initiatief tot het bouwen en opheffen van vestingen behoort aan den koning; de vestingwet zal weldra in discussie komen, en waarom nu Zutfen eerder opgeheven dan Ter Neuzen? De heer de Roo, hoewel een groot tegenstander van schadelijke vestingen, is van oordeel, dat bij amende ment op de begiooting geen enkele vesting mag ver dwijnen. Na bestrijding door den heer van Wassenaer en verdediging door de heeren Heydenrijck en Bredius, merkt de minister van oorlog op, dat het amendement geen ander gsvolg kan hebben, dan dat eenige brug gen en wegen het volgende jaar niet zouden worden onderhouden. De heer van Houten stelt een amendement van meer algemeene strekking voor, om den post met ƒ3000 te verlagen, teneinde de kamer de wensehelijkheid te doen uitspreken van de spoedige opheffing van alle schadelijke en nuttelooze vestingen. De heer Stieltjes bestrijdt de voorgestelde amende menten, en stelt voor den post met ƒ2000 te vermin deren tot schrapping der onderhoudskosten van de ves tingen Nijmegen en Grave. De heer Gratama stelt de volgende motie van orde voor: De kamer, overwegende dat het wenschelijk is de vestingwet terstond na het reces te behandelen, sluit de discussie over de voorgestelde amendementen en gaat over tot de orde van den dag. De heer Dam vraagt, of na de aanneming van die motie de discussie over het artikel weder zal beginnen. De heer Gratama wijzigt zijn motie en stelt nu voor de discussie over het artikel en de voorgestelde amen dementen te sluiten. De motie van den heer Gratama wordt met 39 tegen 28 stemmen aangenomen. Het amendement van den beer van Houten wordt met 39 tegen 27 stemmen verworpen. Het amendement van den heer Dam wordt verworpen met 39 tegen 29 stemmen. Het amendement van den heer Stieltjes wordt ver worpen met 34 tegen 33 stemmen. Artt. 23 tot 43 worden aangenomen. Bij art. 44 (marechaussées) wijst de heer van Zinnicq Bergmann op het groote gewicht van de marechaussée. Wil men echter het korps behoudendan moet het veel beter bezoldigd worden. De minister gelooft dat het korps al den lot ver dient, daaraan toegezwaaid. Hij zal zijn belang niet uit het oog verliezen. Alle overige artikelen worden aangenomen. Het geheele hoofdstuk wordt aangenomen met 53 tegen 12 stemmen. Tegen stemden de heerenZylker, Nier3trasz, Viruly, Bredius, Idzerda, Moens, van Zuylen, Bergsma, van Houten, Insinger, Wybenga en JoncKDloet. Zitting van Souderdag 18 December. Per telegraaf Door den voorzitter geschiedde mededeeling dat aan den heer Brocx eervol ontslag is verleend als minister van marine, en dat ad interim met de portefeuille van dat departement is belast de heer Fransen van de Putte, minister van koloniën. Ingekomen is een kredietwet voor het departement van marine. Riet 50 tegen 15 stemmen is besloten om de stuk ken betreffende de concessie-aanvraag tot het leggen van een spoorweg naar den Hoek van Holland aan een commissoriaal onderzoek te onderwerpen. Daartoe is een commissie benoemd bestaande uit de heeren Storm, van Zuylen, Kappeijne, RIees en Ver- heijen. Vervolgens werden de algemeene beraadslagingen geopend over hoofdstuk IX (koloniën) der staatsbe- grooting voor 1874. Daarbij hebben het woord gevoerd de heeren van Nisptn, Haffuians, Wintgeos, van Zuylen, Teding, 'sJacob, van Lijnden en Stieltjes. De minister verdedigde het standpunt der regeering in den oorlog tegen Atsji. De algemeene beraadslagingen werden daarna gesloten. Het wetsontwerp houdende wijziging der wettelijke bepalingen omtrent de rechterlijke tucht bevat voor schriften omtrent de schorsÏDg en het ontBlag van rechterlijke ambtenaren. Het zijn de artt. 19—24, ge lijk deze door de tweede kamer bij de behandeling van het laatste ontwerp op de rechterlijke organisatie waren goedgekeurd. GEMEENTERAAD VAN VUSSINGEN. Zitting van Dinsdag 16 December. {Vervolg.) De heer Kleijuhens was de eerste van de vele sprekers die het woord voerden over het voorstel betreffende de herstelling van de gaskuip. De noodzakelijkheid dier herstelling nam hij aan, maar hij kon nu niet beoordeelen of de aannemer voor de kosten aansprake lijk is, of wel de gemeente. Daartoe had hij het pri mitieve contract en het contract aangaande de gevolgde bouworde noodig. De heer Pot verklaarde dat het hem genoegen deed dat, blijkens het rapport, de calamiteit geen gevolg is van slechte samenstelling, zoodat geen verdenking van kwade trouw kan bestaan. De deskundigen hebben de vermoedelijke oorzaak der breuk uiteengezet. Hunne opmerking betreffende de vulling der kuip heeft zijne aandacht getrokken; het verwoudert hem dat men het gewaagd heeft de kuip met water te vullen, daar de deskundigen zeggen dat het metselwerk nog niet hard genoeg was. RIaar hoe dit zij, de schade moet zijns inziens nieï worden hersteld ten koste van den aan nemer, van den gemeente-bouwmeester of van den directeur der gasfabriek, want door geen van die allen is kwade trouw gepleegd; hij zou eenvoudig willen besluiten de herstellingskosten voor rekening der ge meente te nemen. De heer Callenfels liet bet technische gedeelte der zaak rusten en nam aan wat de rapporteurs daaromtrent verzekerd hebben. Wat evenwel de schadevergoeding betreft, daaromtrent is hij hot niet met den heer Pot eens. Wie heeft order gegeven tot het vullen der kuip en is dit geschied met toestemming van den aannemer? Uit het contract vloeit zijns inziens voort, dat de aan nemer voor de schade aansprakelijk is, terwijl hij drie maanden voor de soliditeit van het werk moet instaan. De voorzitter merkt op, dat in de commissie van fabricage veel gezegd is ten voordeele van den aanne mer. Vooral behooren in aanmerking genomen te worden de wijzigingen die in het eerste plan zijn gebracht, tengevolge waarvan de ringmuur op een zwak gedeelte is geplaatst. Het gevaar was echter niet te voorzien, want dan zouden de leden der commissie d8 kuip zeker niet geheel hebben doeu vullen. De heer Laernoes vestigde ook de aandacht op de in het primitieve plan gemaakte wijziging; eerst was bepaald dat de kuip in den grond zou worden geplaatst, te wijl zij nu boven den grond is aangebracht. In hoe ver de aannemer aansprakelijk is voor de schade weet hij niet. Volgens den heer de Groot heeft de aannemer in de verandering van het be3tek berust, aangezien hij daar tegen niet in verzet is gekomen. De heer Kleijnhens zegt dat men op dit oogenblik niet met persoonlijke consideratiëa te maken heeft, maar met het contract. De heer Pot heeft gezegd, dat van geen kwade trouw is gebleken, zoodat de aannemer niet ver antwoordelijk is. Dit motief gaat bij spreker niet op. Is het contract verbindend, dan is de aannemer ook aan sprakelijk. De kuip is niet dadelijk gevuld, maar eerst acht weken nadat het werk gereed was, en nu moge men zeggen dat het niet goed was haar ge he el te vul len, maar het was eene proef a oiUrance en de aannemer kon daartegen niets inbrengen. De vraag is alleen: is het contract verbindend? En dit is een moeilijk punt, want is het niet verbindend, dan heeft men geen con tract. Het contract gold deu bouw eener gaskuip in den grond; kan de commissie nu verklaren dat het ook verbindend was voor het gewijzigde werk? Zoo niet, dat moet men eerlijk zijn en rondv/eg zeggen, dat het niet verbindend was; zoo ja, dan is de aannemer ook verantwoordelijk voor de schade. De heer Pot acht het contract zeker niet verbindend, en al ware het verbindend, dan nog zou de aannemer zijns inziens niet aansprakelijk zijn, daar de experts verklaard hebben dat het geleverde werk solide was. De heer de Kruyff zegt dat volgens het gevoelen der commissie het contract niet geheel verbindend was. Hij herinnert den loop dezer zaak en bet laatste door den raad genomen besluit om de kuip meer achteruit te breDgen en twee meter boven den grond te plaatsen. Door die wijziging is het contract met den aannemer geheel verbroken en de aannemer heeft zich gedragen naar de hem gegeven bevelen. Hij noch iemand anders kon voorzien wat nu gebeurd is, en hij is ook niet aansprakelijk voor de ontstane schade. De heer Ca lenfels vraagt, naar aanleiding van het gesprokene, of de aannemer dan zonder contract heeft gewerkt? Dit is toch niet denkbaar, en daar hij niet tegen de verandering van het oorspronkelijke bouwplan heeft geprotesteerd, is hij ook aansprakelijk voor de schade. Overigens zou spreker niet ongeneigd zijn tot eene transactie. De heer van Uije Pieterse acht het contract wèl ver bindend, want van waar anders zou de aannemer geld ontvangen hebben en mandaten geslagen zijn dan op grond van het contract van aanbesteding. Naar zijne meening is het contract wel degelijk verbindend. Wat evenwel de schade betreft, gelooft hij dat er alle ter men zijn om den aannemer daarbuiten te laten. Tevens geeft spreker te kennen dat de wethouders van de zaak geen kennis hebben gedragen, daar de burgemeester, voorzitter der commissie voor de gasfabriek, iu dezen alleen gehandeld heeft. De heer J. G. Hector merkt op, dat volgens de des kundigen de genomen proef overspannen is geweest. Het contract met den aannemer is door het gemeente bestuur niet opgevolgd en dientengevolge is de aanne mer niet verantwoordelijk en er bestaat voor hem geena verplichting tot betaling der kosten van herstel. De heer Kleijnhens merkt naar aanleiding van het door den heer van Uije Pieterse gesprokene op, dat die heer zich als wethouder niet kan onttrekken aan de verantwoordelijkheid van het dagelijksch bestuur in deze zaak. Art. 179 der gemeentewet bepaalt onder letter gdat tot het dagelijksch bestuur der gemeente, aan burgemeester en wethouders opgedragen, behoort „het toezien op het beheer en onderhoud van alle plaat, selijke werken en eigendommen." Het dagelijksch be stuur moet op de hoogte zijn en den raad voorlichten- Niet alleen met de leden der commissie heeft spreker noodig, maar hij moet van het dagelijksch bestuur weten of het van oordeel is dat bet contract verbin dend is voor den tegenwoordigen toestand. Daarop vraagt hij een categorisch antwoord. Acht het dage lijksch bestuur het contract niet verbindend, dan is de gemeente verantwoordelijk, maar iu het tegenoverge stelde geval de aannemer. De voorzitter deelt mede dat hijop een Zondag morgen gewaarschuwd zijnde dat de gaskuip gespron gen waszich onmiddellijk daarheen he9ti begeven; daarop heeft hij gemeend de twee leden der commissie voor den bouw mededeeling van het gebeurde te moe ten doenmet uitnoodigisg om een onderzoek in te stellenzich daartoe een paar deskundigen toe te voe gen en een rapport omtrent den uitslag van het onder zoek uit te brengen. Dit rapport is door de commissie van fabricage onderzocht en goelgekeurd, en door deu voorzitter in de vergadering van het dagelijksch be stuur gebracht. Volgens den heer J. I. P. Hector behoort de aanne mer niet lastig gevallen te worden. Wie h9eft schuld aan het gebeurde? De gemeentebouwmaester zet in het bestek dat de kuip met water moet gevuld worden ter beproeving, en de deskundigen verklaren in hun rapport dat de geheele vulling ondoelmatig was; hieruit moet dus worden afgeleid dat het bestek onuitvoer baar was. De heer Verkuyl Quakkelaar wil de schade ook niet voor rekening vau den aannemer brengea. De kuip is toch gemaakt op een andere plaats en op andere wijze dan primitief bepaald was. Het bestek is niet van kracht op de genomen proef. Wel is waar is de aan nemer niet in verzet gekomen, gelijk hij had behooren te doen, maar de vraag is of hij de gemeente nu nog niet in verzuim kan stellen, daar het werk nog niet is opgeleverd. Da heer de Groof achtte den aan nemer aansprakelijk, daar zij os inziens het contract van toepassing bleef ook op de verplaatste kuip, en do aannemer niet in verzet is gekomen tegen de later gemaakte wijziging. De heer van Uije Pieterse geloofde niet dat de aan nemer de gemeente nn meer in verzuim kan stellen, daar hij zich dit niet heeft voorbehoudea. Hij is er echter voor, den aannemer buiten de zaak te laten, te meer met het oog op de mogelijkheid eener groote procedure. Deze spreker en ook Uc heer J. G. Hector meenden, dat de commissie voor den bouw wel eenig gevaar heeft gedacht, daar zij een ijzeren band rond de kuip heeft doen leggen. De heer de Kruyff antwoordde op dit laatste, dat de commissie geen vermoeden had dat de kuip te zwak was, maar alleen ten overvloede een ijzeren band rond de kuip heeft gelegd wegens de vroege vulling, die noodig was voor de exploitatie der fabriek. Ten slotte merkte hij nog op dat de afmetingen der kuip zwaar der zijn daQ van eenige andere in ons land. De zitting wordt voor een half uur geschorst. Na hervatting der werkzaamheden deelt de voor zitter mede, dat volgens het oordeel van burgemeester en wethouders het contract verbindend was, behalve wat de valling der kuip betreft. Riet het oog op dit laatste stellen zij voor, de kosten van herstel voor rekening der gemeente te nemen, waartoe met 10stem men tegen 1 wordt besloten. Tegen stemde de heer Callenfels. De heer van der Hij den was bij de stem ming afwezig. De voorzitter deelt mede, dat bij de aanbesteding van het maken van gebouwen ton behoeve der gasfa briek daarvan aannemer is geworden de heer W. van Uije J.Jz., te Middelburg, voor ƒ27,730. Overeenkom stig het advies der commissie vau fabricage stellen burgemeester en wethouders voor die aanbestediug goed te keuren, waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Wordt overgelegd de rekening en verantwoording der commissie uit den raad, belast met de regeling der feestviering iu September jl. Uit de voorgelezen bege leidende missive blijkt het volgende. Aan 8ubsidiön, opbrengst van concerten en door de commissie geleende gelden is ontvangen ƒ20,055.40È, waarvan is uitgegeven ƒ20,004.93i, zoodat iu kas is ƒ50.47; nog moet betaald worden een bedrag van 23,065.10, waartoe dus uit de gemeentekas noodig is 26,014.63, terwijl aan geleende gelden moet worden teruggegeven ƒ6800, zoodrt de feestviering werkelijk aan de gemeente gekost heeft een som ƒ32,814.63. Hst totaal der kosten van de feestviering was 46,070.03£. Het genoemde bedrag moet echter nog vermeerderd worden met de rente a 5 pet. van door de commissie geleende en voorgeschoten gelden tot een bedrag van 8746.99$, en van aan aannemers verschuldigde som men. Voorts mot een te bepalen bedrag voor gratifi catiën aan de secretarie-ambtenaren en bedienden (behalve den griffier), aan de politie-ambteoaren (behalve den commissaris), de rijksveldwacht en de leden der schut terij beneden den rang van officier. Verder deelt de commissie mede, dat de nog voor handen gedenkpenningen in het archief zijn gedeponeerd, en dat nog 1586 stoelen voorhanden zijn, met verzoek

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 2