traktementen der onderwijzers opdrijft, is belachelijk.
Er werd ook gewezen op de zucht om geen schoolgel
den te heffen, daar waar zij betaald kunnen worden;
de minister heeft zijn ingenomenheid betuigd met het
besluit omtrent Ooststellingwerf, welk punt de minister
nader toelicht, ten betooge dat hij slechts overeenkom
stig den regel had gehandeld. Verder bespreekt de
minister de qaaestie der concurrentie, art. 194 der
grondwet; komende tot het gebeurde te Wouterswoude,
zegt de minister dat de zaak nog hangende is bij den
raad van state en de regeering dus Dog niet kan zeg
gen, hoe zij zal handelen. Maar meermalen is de regee
ring niet meegegaanwaar gedeputeerde staten op ver
meerdering der scholen aandrongen. Doch men eischt
te veel als men wil, dat in een gemeente waar een goede
bijzondere school is geen openbare school zal komen,
terwijl men zelf de bevoegdheid wil behoudenom de
bijzondere school naast de openbare te plaateenmen zal
echter altijd moeten respeeteeren de meening van hen,
die geen godsdienstige richting op de scholen willen
toegelaten zien. Practische toepassing van het subsidie
stelsel achtten alle regeeringen niet mogelijk, maar als
men met een voorstel komt, dan zal het welwillend
worden ontvangen. Met den heer Godefroi cd professor
de Bosch Kemper zegt de minister, dat men door
het bijzonder onderwijs tot regel, het openbaar onder
wijs tot aanvulling te maken, de eenheid des volks zal
vernietigen?
De heer Heydenrijck zegt nog niets gemerkt te heb
ben van de feitelijke belangstelling des ministers in het
bijzonder onderwijs. Wat de vrees betreft van don heer
Godefroi, dat de nationale eenheid zou uiteen spatten,
bet verwondert spreker dat argument van de zijde van
den heer Godefroi te vernemen, wiens geestverwanten
nog al cosmopolitisch zijn. Maar, vraagt hij, zal men
door het bijzonder onderwijs tegen te werken, die natio
nale eenheid bewaren Zal de minister nu niets doen
De heer van Zuylen betoogt dat in bet anti-school
wetverbond alleen bet bewijs is te vinden dat al de
10,000 leden tegen de openbare school zijn, niet dat
zij grondwetsherziening willen. Er kan zonder dit
laatste verandering geschieden, er moet toenadering
zijn, en dan geeft bij in overweging om een commissie
to benoemen van voorstanders van bijzonder en open
baar onderwijs, om daardoor te weten te komen wat
noodig is en verlangd wordt.
De beer Idzerda zegt den minister dank dat hij ge
neigd is de gebreken uit den weg te ruimen en dat
hij geen duimbreed van het hootdbeginsel afwijken wil.
Verder weerlegt hij de bezwaren tegen te weelderige
inrichting, te hooge bezoldiging enz. Hij tracht aan
te toonen dat in het zuiden des lands dé beschaving
het minst is, en zou van den heer Heydenrijck het
bewijs verlangea dat de regeering geen belangstelling
toont in het bijzonder onderwijs.
De heer van Eek betoogt, dat niet de bijzondere
scholen hebben te klagen, maar zij die eeD kerkleer op
de scholen hebben te onderwijzen; verder betuigt hij
sympathie ruet het door den heer Moens gesprokene.
De heer Haffmans zegt nu zeker te zijn, dat men van
dezen minister niets te wachten heeft voor het bijzon
der onderwijs, de opbouwende ciitiek krijgt iets, de
atbiekende niets. Het kwaad schuilt in de school
wet en daarom dringt hij er op aan, dat men als hot
centrum in Pruisen, het initiatief tot herziening daar
van neme. Verder kan hij begrijpen, dat de heer
Godefroi wiens geloofsgenooten tot een vreemden stam
behooren en dankbaar voor de gevonden gastvrijheid,
veel over zich laten gaan tegen verbreking der
nationale eenheid waarschuwt, maar wij katholieken
behooren bier te huis, eu als wij beleedigd worden zet
dat bitterheid en haat.
Achtereenvolgens repliceeren de heeren Messchert,
Harinxma, van den Berch, Moens, van Nispen en Go
defroi, laatstgenoemde om te protesteereu tegen de uit
drukking van den beer Huffmaus, diealsNederlandsch
volksvertegenwoordiger hier zulk eene verklaring durft
i fteggeu.
Op verlangen van den heer van Wassenaer wordt
de discussie uitgesteld, bij wil een gemotiveerde orde
van den dag voordragen.
Zitting van Dinsdag 9 December.
Per telegraaf.)
De door den heer van Wassenaer aangekondigde ge
motiveerde motie van orde kwam heden in behan
deling.
Zij strekte om van de vergadering de beslissing nit
te lókken, dat art. 194 der grondwet niet medebrengt,
dat bij oprichting van opeubare scholen voor lager
onderwijs, ingevolge artikel 17 der wet op dat ouder
wijs, geen rekening moet worden gehouden met de bij
zondere scholen, die geheel of gedeeltelijk aan de be-
hoeiten van het lager onderwijs voldoen.
Na langdurig debat werd deze motie door den
voorsteller weder ingetrokken, nadat hij had geconsta
teerd, dat het daarin uitgedrukte beginsel adhaesie
had gevondeD, doch dat men vrees koesterde voor een
scheeve uitlegging.
Na verwerping van een amendement van den heer Moens,
strekkende tot uitbreiding vrn het aantal rijks kweek
scholen voor onderwijzers, zijn de discussiën over de
onderafdeeling lager onderwijs van hoofdstuk V (bin-
nenlaudsche zaken) der staatsbegrooting voor 1874 geëin
digd.
©uitent anö.
ALGEMSEN O VERZICHT.
Te New-York zijn Zondag berichten ontvangen uit
Havana over de opgewondenheid, welke aldaar Vrijdag
ontstond naar aanleiding van de over'eenkomst die
Spanje in de quaestie der Virginius met de Ameri-
kaansche Unie sloot. Het volk aangezet door de rijke
Spanjaarden dreigde het schip liever te verbranden
dan het aan de Vereenigde Staten af te geven, de
hoofden van de partij der vrijwilligers beraamden de
maatregelen welke in geval van oorlog zouden geno
men worden, zes schepen werden vrijwillig afgestaan
om onmiddellijk als kruisers dienst te doen teneinde
den Amerikaanse hen handel te benadeelen, zoolang de
Amerikaansche marine nog niet in staat zou wezen om
de handelsvloot voldoende te beschermen, en de vrij
willigers eischten in de straten der stad onstuimig den
oorlog liever dan voor de Unie te bukken. De
stemming was zoo oorlogzuchtig, dat de Amerikaan
sche burgers te Havana, voor hun leven beducht, zich
zoo goed mogelijk in veiligheid trachtten te stellen.
Latere berichten melden dat de opgewondenheid
reeds Zaterdag veel verminderd was. De New-York -
sche correspondent van the Daily News schrijft deze
plotselinge verandering toe aan de energieke bevelen,
welke van de Madridsehe regeering te Havana geko
men waren. Is dit vermoeden juist dan zou daaruit
blijken dat de Madridsehe regeering haar gezag op
Cuba nog niet geheel verloren heeft en dat het be
richt, hetwelk zij Zaterdag liet verspreiden, derhalve
wel eenig vertrouwen verdient, namelijk dat zij alle
reden heeft te gelooven dat de Cabasche autoriteiten
hare bevelen betreffende de uitlevering van de Virginius
zullen opvolgen. Ook uit New-York meldt een Ren
ter's telegram van gisteren dat de regeering der Unie
zich verzekerd acht dat de Virginius benevens de nog
in leven zijnde bemanning binnen het tijdsverloop van
tien dagen aan haar zal worden teruggegeven. Volgens
den correspondent van the Daily News heeft generaal
Sickles, tengevolge van een geschil met den heer Fish
over de Virginius quaestie, zijn ontslag als gezant te
Madrid ingediend.
Ten aanzien van de openbare zitting der Fransche
nationale vergadering van gisteren valt zeer weinig by-
zonders mede te deelen. Zij maakte een aanvang met
de discussiën over het budget en nam de begrooting
van justitie aan. Bij de behandeling van het budget
van buitenlandsche zaken beloofde de hertog de Deca-
zes op verzoek van de heeren Pelletan en Gambetta
binnen 14 dagen de overlegging van het gele boek.
Achtereenvolgens zullen op verzoek van de budget-com
missie alle begroetingen naar de gewone orde worden
in behandeling genomen, zoodat die voor financiën het
laatst aan de orde komt, waarbij dan tevens de alge-
meene beraadslagingen zullen plaats hebben. In naam
van de commissie voor de kieswet vroeg haar president,
de heer de la Rochette, gisteren of zij baar mandaat
behoorde neder te leggen tengevolge van de consti
tueering der constitutioneels commissie. Op voorstel van
den voorzitter dezer commissie, den heer Batbie, beant
woordde de kamer deze vraag toestemmend.
Van meer gewicht was de bijeenkomst der commis
sie voor het ontwerp tot wijziging der gemeentewet, die
vóór de openbare zitting vergaderde en waarin dcor
den heer de Broglie de toegezegde inlichtingen gegeven
werden. De toestand, zeide hij, is onhoudbaar; de te
genstand der gekozen dagelijksche besturen der ge
meenten (de maires en hunne adjuncten) neemt met
den dag toe; men moet deze steeds aangroeiende ge
varen ten spoedigste afweren. Hij erkende overigens
dat de afzetting van maires zeer dikwijls aan persoon
lijke motieven moest worden toegeschreven, b. v. aan onwil
meer dan aan politieke redenen. Na deze toelichting ont
stond een levendig debat tusschen de heeren Lenoël, Pascal
Duprat, Christophie, Clapier en Delsol met de regeering,
die bij het bestaan der gevaren persisteerde, zonder op
eenig ander feit te wijzen dan dat vooral de door de
bevolking gekozene maires weinig geneigd waren om de
regeering en hare pretecten in alle opzichten op den
weg te volgen, die naar hunne meening tot de be
vestiging der moreele orde leidt. Inderdaad de toestand
is onhoudbaar; maar waaraan moet het worden toege
schreven dat thansterwijl in geheel Frankrijk algemeene
orde heerscht, onhoudbaar wordt wat vóór 2 jaren,
onmiddellijk na den oorlog met Duitsehland en tijdens
den opstand der Parijsche commune, dezelfde monarchale
meerderheid zóo hardnekkig eischte, dat Thiers slechts
door het dreigen met zijn ontslag kon verkrijgen dat
de benoeming van de maires der hoofdplaatsen door
het centraal gezag zou geschieden Zou dit ook meer
aan het gouvernement te wijten zijn, dat in strijd met
de uitgesproken wenschen der natie regeert, dan aan
den tegenstand der maires? Met decentralisatie hebben
de monarchalen hun doel niet bereikt, welaan! thans
zullen zij het beproeven met een centralisatiestelsel,
hetwelk het keizerlijk systeem nog in den schaduw
stelt.
Te Lissabon zijn berichten van de Goudkust ontvan
gen en van daar naar Londen gezonden, waarin ge
meld wordt dat de AshantijDen steeds retireeren en
door de Eagelschen toebereidselen gemaakt worden
voor den grooten aanval. Officieren en manschappen
lijden echter hevig aan koortsen: ook de gouverneur,
sir Garnet Wolseley was daardoor aangetast, doch was
aan boord van de Simoon herstellende. De hospitalen
op Madeira zijn onder toezicht van den Engelschen ge
zant te Lissabon, sir C. A. Murray, in gereedheid
gebracht.
Proces-Bazaine.
Vier zittingen van den krijgsraad op Trianon, van
Woensdag tot Zaterdag, zijn nitsluitend ingenomen door
de voorlezing van het requisitoir van generaal Pourcet.
„Een maarschalk van Frankrijk, aldus ving de gene
raal aan, is voor u gebracht onder de beschuldiging
van verzaking der plichten van een bevelhebber en van
150,000 man en eene vesting van den eersten rang aan
den vijand te hebben overgeleverd. Frankrijk wacht op
uwe aitspraak. Het wil weten of een opperbevelhebber
zijn plicht verzaakt, de reglementen en de wetten ge
schonden, rechtschapenheid en loyauteit gemist, altijd
aan zijne onderbevelhebbers den steun dien hij hun
verleeneu moest geschonken, met den vijand heimelijk
ongeoorloofde relatiën aangeknoopt, en gehoor gevende
aan schuldige opwellingen zich van die beginselen der
eer vervreemd heeft, welke de veiligheid van het land
en de kracht en glorie van het leger uitmaken."
Het openbaar ministerie ziet zich verplicht de be
schuldiging tegen Bazaine ingebracht vol te houden,
maar daarentegen kwijt het zich, zooals generaal Ponr-
cet zeide, van den blijden plicht van een openl^ke
hulde te brengen aan zijn dapper leger. Na hierover
te hebben uitgeweid, toont het requisitoir aan dat, omdat
een generaal door tijdgenoot en nageslacht boven al zijne
mede-burgers geëerd wordt, daarom ook aan de andere
zijde van hem met meer gestrengheid verantwoording
zijner daden en van de wijze gevraagd wordt, waarop
hij bet algemeen belang behartigde. Die verantwoor
ding vraagt, hoe bard het ook zg de oude wonden
weder open te rijten, de billijkheid evenzeer als het
algemeen belang thans van maarschalk Bazaine. De
raad van eervroeger voor het onderzoek der verschil
lende capitulatiën gedurende den oorlog ingesteld, heeft
in een gemotiveerd advies een strengen blaam tegen
den maarschalk uitgesprokenalle bepalingen welke de
militaire wetgeving voorschrijven zijn ten aanzien van
Bazaine nagekomen en thans blijft niets anders over
dan aan te toonen dat op zijne handelingen gedurende
zijn kommando de wet in al hare gestrengheid toepas
selijk is.
Drie beschuldigingen zijn tegen den maarschalk inge
bracht
„De eerste, strafbaar gesteld bij artikel 209 van den
Code de justice militaire, voor gecapituleerd te hebben
met den vijand en de vesting Metz te hebben overge
geven, zonder alle middelen van verdediging te hebben
uitgeput, waarover hij beschikteen zonder alles gedaan
te hebben wat plicht en eer hem geboden.
„De tweede, strafbaar gesteld bij de eerste paragraaf
van artikel 210 van denzelfden Codevoor in het open
veld eene capitulatie te hebben gesloten, die het
nederleggen der wapenen zijner armee tot resultaat had.
„De derde, stenneiide op het tweede gedeelte derzelfde
paragraaf, voor niet alles gedaan te hebben wat plicht
en eer voorschrevenalvorens met het woord of bij ge
schrifte gecapituleerd te hebben."
Deze drie punten van beschuldiging Gnderzoekt het
requisitoir zeer uitvoerig, met de conclusie dat de juist
heid dezer drie punten voldingend bewezen is. Dit
bewijs laat zich in het kort als volgt samenvatten
Wat het eerste punt betreft, geen aanval is op Metz
gedaan, geen kogel is in de vesting gevallen, ja zelfs
geen der forten is door vijandelijk vuur beschadigd, en
toeh heeft de maarschalk de stad overgegeven. De regle
menten verboden werkeloosheid tegenover den insluiten-
den vijand, vooral wanneer men over zulk een buiten
gewoon sterk leger te beschikken heeft, zoodat de maar
schalk niet alles deed wat plicht en eer geboden.
Wat het tweede aangaat, volgens artikel 210 is eene
capitulatie in het open veld, met het gevolg dat het
leger de wapenen strekt, altijd een capitale misdaad;
in welke omstandigheden zij ook plaats hebbe, zij is
eene handeling waarop per se de doodstraf staat.
Eindelijk blijkt de juistheid van het derde punt van
beschuldiging, dat eigenlijk na het tweede geen bewijs
meer zou behoeven, uit het geheele gedrag van den
maarschalk van den dag, waarop hij het opperbevel
aanvaardde, tot den 28cn October, den dag der overgave.
Hoe overtollig na het bewijs van het tweede punt een
onderzoek naar dit gedrag ook schijne„hebben wij niet
het recht zeide generaal Pourcet ooi een gedeelte
onzer taak van ons af te schuiven, en in eene zaak,
wanrbij de eer van een maarschalk van Frankrijk en
het landsbelang betrokken zijn, moeten wij de geheele
waarheid zoeken."
In dit onderzoek behoeven wij het openbaar minis
terie niet te volgen. Behoudens eenige meerdere uit
voerigheid in enkele détails, eenige geringe aanvullingen