MIDDELBURGSCHE COURANT
BIJVOEGSEL
VAN DB
van Vrijdag 5 December 1873. N" 289.
KOLONIËN
Behalve de reeds gGmelde heeft de gouverneur-generaal
van Nederlandsch-Indië nog de volgende beschikkingen
genomen.
Javasche courant van den 7,n October.)
civiel departement. Verleend: een tweejarig
verlof naar Europa, wegens ziekte, aan den controleur
2® klasse bij het binnenlandsch bestuur op Java en
Madura Th. W. Buyseen tweejarig verlof naar Neder
land, wegens ziekte, aan den 2®a commies ter algemeene
secretarie, toegevoegd aan den secretaris van den raad
van Nederlandsch-Indië, C. J. Schuurman.
Benoemd: tot adsistent-resident van Anjer, tevens
vendumeester aldaar, de controleur le klasse bij het
binnenlandsch bestuur op Java en Madura H. P. F.
Hoijer; tot adsistent resident van Palembang, de con
troleur le klasse bij het binnenlandsch bestuur op Java
en Madura mr. L. J. Sellegerbij het binnenlandsch
bestuur op Java en Madura, tot controleur 2° klasse,
de ambteuaar ter beschikking E. Tn. Th. H. van Ben-
them v-n den Bergtot ambtenaar ter beschikking, de
ambtenaar voor den burgerlijken dienst in Nederlandsch-
iQdië W. F. G. L. van Son; bij het hooggerechtshof
van Nederlandsch lndië, tot leu deurwaarder, tevens
deurwaaarder bij het hoog militair gerechtshof, de
3e commies ter griffie van het hooggerechtshot van
Nederlandsch-Indië E. A. Orth; tot 2®n deurwaarder,
tevens - deurwaarder bij het hoog militair gerechtshof,
de lc deurwaarder bij den raad vau justitie te Batavia
W. F. Caasabij den waterstaat en 's lands burgerlijke
openbare werken, tot opzichter 3e klasse, C. van der
Bijl, M. de Boer, A. Scheers, A. Messer, J. P. van
Roosmalen, F. S, H. Courbois, C. Elenbaas, H. G, Stal,
M. Cornelissen, J. H. Muller, P. Lichthart, J. de Vinck,
A. W. Hasselbach, C. de Vink en E. Dakman, allen
daartoe ter beschikking gesteld van den gouverneur-
generaal van Nederlandsch-Indië.
(Javasche courant van den 10tn October).
civiel departement. Verleend: een tweejarig
verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den eersten
klerk bij 's lands kas te Batavia G. E. Samuels.
Ontslagen: eervol, uit 's lands dienst, met behoud
van aanspraak op pensioeD, de president der wees- en
boedelkamer te Amboina D. F. Pietersz.
Ingetrokken: wegens vertrek, de aan C. van der
Errelen verleende akte van toelating als particulier
apotheker te Djokjokarta.
Benoemd: tot adsistent-resident van Priaman, de
controleur le klasse bij hot binnenlandsch bestuur op
de bezittingen buiten Java en Madura jonkheer
J. C. W. D. A. vau der Wijck; tot griffier bij den
landraad te Ngawi J. C. F. baron van Heerdt; tot
schout voor den achtorwal van Groot Banda, de schout
te Koepang J. Muller.
Ontslagen: bij den raad van justitie te Makassar,
eervol, wegens vertrek, als lid, J. C. Sprengler, onder
dankbetuiging voor de door hem als zoodanig bewezen
diensteD.
Benoemd: tot lid, D. Groeneveld, agent der Java
sche bank aldaar.
Ingetrokken: de benoemiüg van S. de Bruin Veld
kamp, adjunct-commies bij de posterijen, tot opziener
3* klasse bij het boschwezen op Jay a en Madura.
Benoemd: tot opziener 3e klasse bij het boschwezen
op Java en Madura W. Bohl, klerk bij het departement
van binnenlandsch bestuur.
departement van oorlog. Verleend: een twee
jarig verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den
kapitein der infanterie F. C. Burgers.
Bevorderd: bij het wapen der genie, tot lea luite
nant, de 2' luitenants II. J. Bijteveld en II. A. G. von
Dentzsch.
Benoemd: tot 2eu luitenant bij het wapen der artil
lerie, de sergeant J. M. van Braam, van het wapen.
(Javasche courant van den 14®n October.)
civiel departement. Verleend: een tweejarig
verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den hoofd
ingenieur 2® klasse bij den waterstaat en 's lands bur
gerlijke openbare werken H. A. van Kossem.
Ontslagen: eervol, uit 'slands dienst, met behoud
van recht op pensioen, de controleur der in-en uitvoer
rechten te Soerabaya F. G. Samuels; eervol, uit 's lands
dienst, de ondercommies 2e klasse bij de contióle en
recherche te Soerabaya F. A. Th. Köhler; eervol, uit
zijne betrekking, de ondercommies 2® klasse bij de con-
tiGle en recherche te Soerabaya J. G. Mond.
Benoemd: tot adsistent-resident van Kraksaan, de
adsistent-resident van Ambarawa H. de Witte van Heem
stede; tot lid van den raad van justitie te Amboina,
mr. J. A. M. van Cats baron de Raed, controleur 1® klasse
bij het binnenlandsch bestuur op de bezittingen buiten
Java en Madura; tot controleur der in- en uitvoerrech
ten te Soerabaya, de ontvanger der in- en uitvoerrechten
te Cheribon D. J. Soeterik; tot 3®n commies op het
bureau van den resident van Tapanoli, de klerk bij de
algemeene rekenkamer W. Graat van den Bergh.
Belast: met het beheer over het bosch district Sama-
rang, ter vervanging van den inspecteur van het bosch
wezen E. von Roessler, die daarvan ontheven is, de
houtvester 1° klasse bij het boschwezen op Java en
Madura W. C. Mauve, thans belast met het beheer over
het boschdistrict Kediri; met het beheer over laatst
genoemd bosch district, de benoemde houtvester 3e klasse
bij het bosch wezen op Java en Madura A. H. Wairen.
Benoemd: tot boormeester 2® klasse bij het grond-
peiiwezen iu Nederlandsch-Indië, G. O. Gruyter, thans
tijdelijk werkman-smid op de fabriek voor de marine
en het stoomwezen te Soerabaya.
departement van oorlog. Ontslagen: eervol,
uit 's lands dienst, de klerk bij de militaire adminis
tratie A. W. Maximiliaan.
Bevorderd: tot kolonel, chef over den geneeskun
digen dienst, de dirigeerend officier van gezondheid
1° klasse B. E. J. H. Becking.
Overgeplaatst: als adjudant van den 2® bevel
hebber bij de 2® expeditie tegen Atsji, de le luitenant
der infanterie W. C. Nieuwenbuyzon, van het bureau
voor de krijgstoerustingen op Sumatra; gewestelijke en
plaatselijke staf, als adjudant van den militairen kora-
mandant van Celebes en onderhoorigheden, de 1® lui
tenant der infanterie L. H. M. Genet, tijdelijk gedeta
cheerd bij het wapen der genie; geneeskundigen dienst,
bij het groot militair hospitaal te Samarang, de officier
van gezondheid 1® klasse J. J. W. E. van Riemsdijk,
van het groot militair hospitaal te Weltevreden; infan
terie, bij bet 3" bataljon, de kapitein A. P. Bindervoet
van Nahuys, vau het 4e bataljon; bij het 9° bataljon,
de 1® luitenant W. L. E. V. von Massow, van het gar
nizoensbataljon van Palembang en Benkoelen; bij het
15e bataljon, de kapitein J. P. C. van Eysden, van het
17®n bataljon.
Tijdelijk gedetacheerd: genie, bij den staf van
het wapeD, de 1® luitenant J. N. J. Ketelaar, van het
garnizoens-bataljon van Sumatra's Westkust en onder
hoorigheden.
Ingetrokken: geneeskundigen dienst, de overplaat
sing bij het groot militair hospitaal te Samarang, vf n
den officier van gezondheid 1® klasse A. J. H. van der
Mijll Dekker, van het garnizoen te Soerakarta.
GMEENTERAAD VA N MIDDELBURG.
Zitting ven Woensdag 3 December.
Voorzitter de beer Schorer.
Nadat de notulen van het verhandelde in de zitting
van 12 November jl. zijn gelezen en goedgekeurd worden
voor kennisgeving aangenomen eenige missives van ge
deputeerde staten van Zeeland houdende bericht vau
goedkeuring van: de gemeente-rekening voor 1872de
subsidie aan het burgerlijk armbestuur voor 1874; de
begrooting der schutterij voor 1874; het besluit tot ver
hooging der jaarwedden van de hulponderwijzers;het
suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, en dat
der hondenbelasting, beiden over 1873.
Aan jonkheer mr. L.W, A. Schunrbeque Boeije wordt,
op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend
als lid der commissie van toezicht op de rijschool alhier.
De voorzitter deelt mede, dat een adres is ingekomen
van den heer de Leef, te Vlissingen, die verzoekt dat do
stads-leenbank alhier aan bom ter exploitatie voor
eigen rekening worde afgestaan. Dit verzoek wordt ge
steld in banden van burgemeester en wethouders.
Vervolgens geschiedt voorlezing van een adres van
den heer m®. G. A. Fokker, strekkende om aan te drin
gen op wijziging der Verordening van algemeene plaat
selijke politie, naar aanleiding van de veroordeeling van
eene zijner dienstbodendoor den kantonrechter alhier,ter
zake van het schuren van de stoep van zijn woonhuis.
[Dit adres, hetwelk ook gedrukt verkrijgbaar is gesteld,
is in hoofdzaak medegedeeld in hetnommer dezer cou
rant van jl. Woensdag.]
Alvorens dit adres aan eene beslissing van den raad
te onderwerpen, zegt de voorzitter zich verplicht te ach
ten eenige woorden ter inlichting in het midden te bren
gen. De groote pnbliciteit, door den adressant aan deze
zaak gegeven, maar vooral de omstandigheid dat tal van
achtenswaardige gemeente-ambtenaren op geheel onver
diende wijze door hem worden beleedigd, leggen hem
daartoe de verplichting op.
De adressant, zegt de voorzitter, beklaagt zich dat zijne
dienstbodede, de stoep van zijn huis schurende en ze
kere hoeveelheid water op de publieke straat hebbende
laten loopen, daarvoor door den kantonrechter veroor
deeld is, en meent dat dit ten onrechte heeft plaats ge
had. Het is hier de plaats niet om te oordeelen of dat
vonnis al of niet op juiste gronden is gewezen, maar
spreker acht bet buiten twijfel dat de raad bij de vast
stelling van het politie-reglement verlangd heeft dat een
einde gemaakt zou worden aan het onbegaanbaar maken
der straten door die te overstroomen met water, gelijk
hier op sommige dagen pleegde te geschieden. Vandaar
dan ook de verbodsbepalingen in art. 63 en vooral inde
artt. 69, 70 en 71 opgenomen. Hij treedt geenszins op
als verdediger van den toen genomen maatregel. Binnen
een niet lang tijdsverloopzal bet zelfs, naar hij hoopt, een
punt van beraadslaging bij den raad uitmaken ook
naar aanleiding van een eenigen tijd geleden ingekomen
ander adres over dezelfde artikelen in hoever deze eu
vele andere voorschriften van het reglement van politie
al of niet behouden zullen blijven. Maar zoolang die
voorschriften nog bestaan en niet door den raad ziju
ingetrokken, mag geen ambtenaar ze eigenmachtig ter
zijde stellen en moeten zij ongetwijfeld nageleefd wor
den. Terecht zouden de ambtenaren, met het toezicht op
het naleven van de politieverordening belast, van
plichtverzuim beschuldigd kunnen worden indien zy
dergelijke overtredingen onbemerkt lieten voorbijgaan.
De adressant meent echter over verregaande par
tijdigheid en willekeur van de zijde der politie in het
hem betreffende geval te moeten klagen en roept de
tusschenkomst van den raad in om hieraan een einde
te maken. De insinuatie daarbij tegen mij gedaan,
zegt de voorzitter, ga ik stilzwijgend voorbij dergelijke
uitdrukkingen, zelfs wanneer zij, zooals hier, van eene
overigens geachte zijde komen, meen ik geen beant
woording waardig te zijn. Partijdigheid, willekeur,
in éen woord alle plichtverzuim der politie ambtenaren
zal door hem steeds ten zwaarste gestraft worden
wanneer hem dit, door wien ook, bewezen wordt.
Waar echter al die ambtenaren, op grond eener
zonder eenige bewijsgronden aangevoerde
aantijging tegen een hunner, openlijk beschul
digd worden van ver gaand e partijdigheid en
willekeur, van handelingen die, zoo zij waar moch
ten zijn, hen ten hoogste strafwaardig zouden maken
en hen in allen gevalle blootstellen aan den haat en de
verontwaardiging hunner medeburgers,a.ht hij het zijn
plicht die beschuldiging verre van hen af te werpen.
Verder merkt spreker op, dat het, bij bet klein ge
tal politie-agenten en de uitgebreidheid dezer gemeente,
voor de politie-agenten natuurlijk onmogelyk is iedere
overtreding die gepleegd wordt te zien, waarvan een
noodzakelijk gevolg is dat alleen die overtredingen
geconstateerd kunnen worden die in tegenwoordigheid
vau een politie agent worden gepleegd, en dat andere
óf onopgemerkt en dus ongestraft blijven, óf wel opge
merkt, maar niet vervolgd kunnen worden, omdat de
ambtenaar zelf het strafbare feit niet heeft zien plegen.
Maar bovendien is den politie-agenten de last gegeven
zooveel mogelijk de overtreders van eeoig voor
schrift opmerkzaam te maken op hunne overtreding
en alleen d&n proces-verbaal op te maken wanneer,
niettegenstaande de waarschuwing en dus tegen beter
weten aan, de overtreding toch gepleegd wordt. Voorts
weten alle ambtenaren dat voor het storten van een
weinig water geen proces-verbaal moet opgemaakt
worden, maar dat alleen bet onbegaanbaar maken der
straat moet worden tegengegaan. En wat is nu hier
geschied? De dienstbode van den adressant is behoor
lijk en herhaald gewaarschuwd. Zij heeft dit zeiy«
ter terechtzitting erkend. Niettegenstaande die waar
schuwingen heeft zij weder hetzelfde, in tegenwoor*
digheid van den agent die haar gewaarschuwd had,
gedaan, volgens baar zeggen op last van hare meesters,
enzulks niet alleen door een weinigje water te stor
ten, maar de commissaris van politie heeft er zich,
naar 2ijne gewoonte, zelf van overtuigd door zoo
veel water uit te werpen dat de halve straat en het
voetpad niet behoorlijk begaanbaar waren. Eene politie-
vervolging was dus hier wel volkomen verdiend, en
spreker gelooft gerust te mogen zeggen dat hier zelfs
geen sprake kan zijn van partijdigheid of willekeur.
De adressant betreurt het dat de politie hier niet meer
„gezien" is, dat men niet meer met haar medewerkt, en
wenscht dat zulks moge gebeuren. Het komt spreker
voor, dat adressant dit doel beter zou bereikt hebben door
zijne ondergeschikte aan de haar gedane waarschuwing
te doen gevolg geven en zich dan met zijn verzoek tot
wijziging van de verordening tot den raad te wenden,
in plaats van haar eerst eene overtreding te laten begaan
en dda daarom eene beschuldiging aan de ambtenaren
ten Jaste leggen, die geheel onverdiend, voor hen ten
hoogste grievend en krenkend is. Hunne taak is onte
genzeggelijk moeilijk, maar zij wordt bijna onuitvoer
baar wauneer meu in allerlei zaken bescherming eu hulp
verlangtdoch zonder de minste reden zich beklaagt
over partijdigheid en willekeur wanneer men, willens en
wetens eene overtreding gepleegd hebbende, daarvan
de gevolgen ondervindt.
Na bovenstaande ter verdediging op den aanval van
den adressant tegen de politie te heuben aangevoerd,
stelt de voorzitter namens burgemeester ea wethouders
voor, het adres te stelleu in handen der commissie voor
de verordeningen tegeu wier overtreding straf is be
dreigd.
De heer van Hoek maakt naar aanleiding van het
adres eene opmerking. Volkomen juist is door den voor
zitter gezegd, dat het hier de plaats niet is om eene
critiek te oefenen op het vonnis van den kantonrechter,
want de leden van den raad zijn niet geroepen daarom
trent rechters te zijn. Maar blijkens dat vonnis van den
kantonrechter is het schuren van stoepen strafbaar, is
het schuren van stoepen alle details daargelaten ver
heven tot misdrijf. Het feit waarvoor de veroordeeling
heeft plaats gehad is, dat de veroordeelde bevonden is
door het schuren der stoep van de woning haara mees
ters water op den openbaren weg te hebben laten
loopen. Dat feit nu is strafbaar geacht, volgens spre
kers meening in strijd met de bedoeling der verorde
ning van algemeene plaatselijke politie. Tot staving
dier meening citeert hij art. 79 dier verordening,
waarin wordt bepaald dat het verboden is de stoepen of
huizen te schuren of glazen te wasschen zoodra daartoe
eeDe aankondiging door burgemeester en wethouders