MIDDELBURGSCHE
F 287.
Woensdag
1873.
COURANT.
3 December.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den.Zondag, den 2" Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/ra., franco is f S.£SO.
Middelburg 2 December.
De subcommissie te Yerseke, voor het inzamelen van
bijdragen voor het geschenk door Zeeland's ingezetenen
op 12 Mei 1874 aan Z. M. den koning aan te bieden,
heeft eene som van 71 aan inschrijvingen op hare lijst
verkregen.
Op verzoek van den voorzitter van diakenen der Ne-
derduitsche hervormde gemeente alhier melden wij nader,
dat de opbrengst der wintercollecte, met inbegrip der
nagekomen giften, ten vorigen jare heeft bedragen
2552.40. Wij zeiden in ons vorig nommer dat die
totaal opbrengst in 1872 „ongeveer f 2600" was.
De heer mr. G. A. Fokker heeft zich tot den ge
meenteraad van Middelburg gewend met een adres,
waarvan afdrukken voor het publiek verkrijgbaar zijn
gesteld en waarin hij te kennen geeft dat eene van
zijne dienstboden, ter zake van het schrobben van de
stoep van zijn woonhuisvoor den kantonrechter alhier
is gedagvaard geworden, als beklaagd van: „op den
17en October 1873 bevonden te zijn, zij door
het schuren der stoep van de woning haars
meesters op de Houtkade alhier eene wa
ter op den openbaren weg liet loopen"; dat
hij, in de meening dat in het aldus omschreven feit
eene overtreding gezien werd van art. 71 der Verorde
ning van algemeene plaatselijke politie van 28 Juli
1856 bij 'twelk verboden wcrdt water uit de
huizen of kelders op de klinkerpaden te
werpen of te pompen ter terechtzitting door
den kantonrechter, den 17cn November gehouden, be
toogd heeft, dat dit feit, zoo men althans onder
het woord: „eene", eenig, ot eene hoeveelheid
te verstaan hadde, voor welk geval bet feit door de
beklaagde niet werd ontkend niet viel in de termen
van het aangehaald verbod en de beklaagde mitsdien
van alle rechtsvervolging behoorde te worden ontsla
gen; dat hij evenwel, tot zijne niet geringe verbazing,
uit het in afschrift bij het adres gevoegd vonnis van
den kantonrechtervan den 20eu Novemberontwaard
heeft, dat het in de dagvaarding omschreven feit ge
oordeeld is, overtreding te zijn van art. 63 der genoemde
verordening, zooals dat door den raad, bij zijne be
sluiten van 29 Dec. 1863/10 Febr. 1864 gewijzigd is,
en waarbij verboden wordt: op de stoepen, op de
straat of op den openbaren weg, in de goten
en riolen, vesten, buiten- en binnen ha vens,
of op gemeentegronden, afval van beesten
of van visch bloed stinkend vocht
vuilnis of andere voorwerpen te werpen
of te laten loopen.
Adressant wijst op de gevolgen welke de toepassing,
door den kantonrechter aan art. 63 der politieverorde-
ring gegeven, voor de burgerij noodwendigmoetmede
brengen wanneer de raad daarin niet voorziet. Hij acht
het geheel onnoodig te zeggendat stoepenkelders of
glasramen onmogelijk geschrobt, gereinigd of gewas-
schen kunnen worden zonder water, en dat een en
ander even onmogelijk geschieden kan, zonder dat van
het daarbij gebezigd water een deel afvloeie op den
openbaren weg. Kan het, vraagt hij, de bedoeling
van den gemeenteraad van 1864 geweest zijn, ge
noemde handelingen, waarop ieder fatsoenlijk gezin,
in 't belang van zindelijkheid, van reinheid en van net
heid, prijs stelt, te verbieden? Hij zou meeuen de
mannen die in 1864 in den raad zitting haddente be-
leedigen, wauneer hij dat, ook maar voor een oogen-
blik, onderstelde. Intusschen is het thans een feit, dat
stoepen, kelders en glasramen in de gemeente Middel
burg niet kuunen geschrobt, geschuurd of gewasschen
worden, zonder dat hij die zich zulke zindelijkheid
permitteert, gevaar loopt telkenreize voor den kanton
rechter geroepen en door dezen tot eene geldboete van
f S tot f 5 veroordeeld te worden
Hij veroorlooft zich te vragen: ia zulk een toestand
houdbaar? mag de gemeenteraad dien lijdelijk aanzien?
Zoo niet, dan zal bij den leden van den raad wel niet
tot handelen behoeven aan te sporenbekendheid met
het feit zal er hen van zelf toe driDgen.
Verder wijst bij op de ver gaande per tijdig
heid en willekeur waarmede de politie, op wiens
last het zijn moge, in deze te werk gaat. Niet
tegen iedere dienstbode, die de stoep of de ramen
van haars meesters huis schrobt of wascht, wordt ge
verbaliseerd, maar slechts tegen enkelen, die zich,
om welke reden dan ook, de ongenade van een of
anderen politie-agent op den hals hebben gehaald.
„Welke achting, vraagt adressant, kan eene fatsoen
lijke dienstbode voor een politie-agent hebben, die haar
lastig valt en in het door hare meesters bevolen huis
werk stoort en bemoeilijkt, terwijl hij hare kameraden in
de buurt, maar die bij een lid van den raad of bij den
officier van justitie dienen, ongemoeid laat, zelfs al
zondigen dezen veel erger tegen het verbod van water
op de straat te laten loopen, dan zij ooit gedaan heeft?
Zij noemt dat onrecht; gij mijae heeren! zult er,
met mij, slechts willekeur in zien. Is het de plicht
van den gemeenteraad de burgers in het algemeen door
politie-verordeningen tegen kwaadwilligen te bescher
men, en, op gelijke wijs, te waken tegen het vernielen
of bederven van gemeentewerken en eigendommen,
het schijnt mij toe, dat het eveneens tot den plicht van
den raad behoort, niet alleen de burgerij in bescher
ming te nemen tegen willekeur en kwelling van politie
agenten, wanneer en zoover de burgemeester, als hoofd
der politie, daartoe onmachtig of ongezind mocht blij
ken te zijn, maar tevens te zorgen, dat een geoorlooofd
bedrijf niet door den rechter als misdrijf kunne worden
gestraft." Hij vertrouwt dat de leden van den raad dit
kunnen en zullen doen, door de Verordening van alge
meene plaatselijke politie voor deze gemeente op zulke
wijs te veranderen, dat het schuren, schrobben of was-
schen van stoepen, kelders of ramen niet langer een
misdrijf zij en het voortaan onmogelijk is dat
eenige dienstbode wegens zulk bedrijf voor den rechter
geroepen en door dezen tot geldboete veroordeeld
kunne worden.
De minister van binnenlandsche zaken deelt in de
Staats-courant vau heden mede dat in de week van
23 tot 29 November aan Aziatische cholera zijn over
leden: in Noord-Brabant 1 persoon, namelijk te Zeven
bergen; in Gelderland 1, namelijk te Deil; in Zuid-
Holland 22 personenwaarvan 1 te Aarlanderveen,
1 te Bergambracht8 te Gouda, 1 te Gouderak, 1 te
Gorinchem, 1 te Nieuwkoop en 9 te Rotterdam.
Het totaal der in de vorige week in het rijk aan
die ziekte overledenen bedroeg alzoo 24 personen,
tegen 28 in de week van 16 tot 22 November, 39 in
de week van 9 tot 15 November, 36 in de week van
2 tot 8 November, 34 in de week van 25 October tot
1 November26 in de week van 19 tot 25 October
21 in de week van 12 tot 18 Octoberen 9 in de week
van 5 tot 11 October.
Naar aanleiding van het adres van het Genootschap
tot bevordering der Christelijke heiliging van den Zon
dag, waarbij aan den gemeenteraad van 'aGravenhage
verzocht wordt, op Zondag geen tooneelvoorstellingen
meer toe te latenhebben burgemeester en wethouders,
ofschoon de afdoening dezer zaak eigenlijk tot de be
voegdheid van hun college behoort, een met redenen
omkleed prae-advies tot afwijzing van het verzoek in-
Na uiteengezet te hebbendat de Zondagwet. niet
geschonden wordt door het enkele malen toestaan vau
Zondagvoorstellingen, met de bepaling, dat de voor
stelling eerst na afloop der godsdienstoefening mag aan
vangen, besluit het prae-advies met het volgend betoog
„Het behoort trouwens niet tot de taak vau het pu
bliek gezag, door het volstrekt beletten dier vermake
lijkheden, de viering van den Zondag te bevorderen.
Het publiek gezag ziet zich geplaatst tegenover de
gezamenlijke burgerij. Het staat tegenover ingezetenen,
wier godsdienstleer de erkenning vau den Zondag niet
medebrengt en tegenover anderen, die terecht of ten
onrechte het gezag heeft dit niet te beoordeelen
voor zichzelf vrijheid vinden om ook des Zondags deel
te nemen aan openbare vermakelijkheden.
r idreasanten betreden blijkbaar een gebied waarop
ieders geweten te beslissen heeft. Vindt hunne eerbied
waardige overtuiging, in het bezoeken van tooneel-
voorsteliingenontheiliging van den Zondag, zij mo
gen dan trachtendoor invloed en overredingaan
hunne denkbeelden uieer en meer ingang te banen; wie
daarin leert deelen zal des Zondags de schouwburgzaal
niet meer binnentredenLij heeft op Zondag andere
behoeften gekregen dan vers'.rooiing. Maar de adres
santen en hunne geestverwanten behooren tevens in te
zien, dat, door opheffing der gelegenheid om des Zon
dags den schouwburg te bezoekende ware eerbie
diging van den Zondag die immers nooit de vrucht
kan zijn van regeeringsmaatregelen geenszins zou
worden gebaat.
„Slechts dan zou de heiliging van den Zondag daarbij
winnen, zoo degenen, die thans de voorstellingen ple
gen bij te wonen, tengevolge der sluiting van het too
neel, tot andere inzichten waren te brengen omtrent de
wijding van dien dag. Dit evenwel is niet te ver
wachten en men mag integendeel veilig aannemen, dat
juist de gewraakte voorstellingen menigeen terughou
den van ledigheid en hare treurige gevolgen, zoodat
zij er toe bijdragen om straatrumoer en andere erger
nissen op Zondag avond te voorkomen."
De beroemde Deensche componist Niels W. Gade is,
na een verblijf van bijna veertien dagen te Amsterdam,
weder naar zijn vaderland teruggekeerd. Vooraf bracht
hij eergisteren een bezoek aan de familie van Verhuist,
aan wien bij, volgens eigen bekentenis, een groot deel
van zijn bekendheid in Duitschland en Nederland te
danken heeft.
Er waren eens, zoo verhaalde Gade, een jonge Deen eu
een joDge Hollander de jonge Deen zond een „ouver
ture" naar Leipzig, waar de jonge Hollander, bij het
doorzien van nieuwe partituren, zich door aangetrokken
gevoelde en besloot die „ouverture" onder zijn directie
te doen uitvoeren. Die jonge Deen was Gade, de jonge
Hollander Verhulst en de „ouverture" de nu zoo beroem
de „Nachklange von 03sian".
Onder de leden van het comité ter bespreking der
sociale quaestie circuleert een adres aan den minister
van financiën, waarin met een beroep op 's ministers
verklaring, bij de behandeling der staatsbegrooting voor
1873 in de tweede kamer afgelegd, dat hij dewenscho-
lijkheid der invoering van post-spaarbaDben hier te lande
zou overwegen, wordt aangedrongen op invoering van
die instellingen.
De adressanten wijzen er op, dat toch door jarenlange
ondervinding genoegzaam is gebleken dat de particuliere
philantbropie volkomen onmachtig is om voldoende ge
legenheid tot het in bewaring geven van spaarpenningen
te scheppen.
Thans zijn ongeveer 900 van de 1134 gemeenten van
ons land geheel van spaarbanken verstoken, terwijl het
aantal particuliere spaarbanken slechts zeer langzaam
klimt. En al waren in alle gemeenten particuliere spaar
banken gevestigd, geenszins zal voldoende gelegenheid tot
het in bewaring geven van spaarpenningen zijn gegeven
aangezien deze instellingen uit den aard der zaak slechts
enkele uren 's weeks geopend zijn. Hierbij komt
het nadeel dat er tnsschen de particuliere spaarbanken
geen onderling verband bestaat, en de inbrenger dien
tengevolge zijn gelden alleen kan terugbekomen op de
plaats, waar ze zijn gestort.
Is dus de toestand van het spaarbankwezen in oö3
land geheel onvoldoende, naar de meening van de adres-
sauten kan hierin alleen verbetering worden verkregen
door de instellingen na to volgen, die in 1861 in Groot-
Britannië onder den naaoi van Post-Office-Saving-Banks
zijn ingevoerd en de beate uitkomsten hebben opge
leverd.
Immers de staat, die zich belast met het uitsluitend