van de hoofdwacht naar de ziekenzaal overgebracht;1 Zondag morgen was bij echter reeds geheel hersteld. De Haagsche politie is er in geslaagd om den kassiersknecht van de firma Meijers en c° aldaar, die zich Zaterdag jl. met f 1800 uit de voeten had gemaakt, in hechtenis te nemen. Te Rotterdam is tentoongesteld het model der monumentale fontein welke aldaar wordt opgericht ter herinnering aan het Aprilfeest van 1872. 't Stelt voor een Hollandsche maagd omgeven door wapenschilden en rustend op een voetstuk, dat bezet is met beeldwerk en zinnebeeldige figuren, als: een Batavier, een poorter, een krijgsman en een werkman, de laatste uit deze eeuw. In het Politieblad wordt opsporing, aanhouding en opzending verzocht van „Willem Karei Clemens Sassen Jz, oud 56 jaren, vroeger procureur-generaal op Curasao, laatst wonende te Rotterdam, die bij vonnis van het kantongerecht te CuraQao, van 5 Juni jl., ver oordeeld is tot eene gevangenisstraf van 2 maanden, eene geldboete van /TO, subsidiair te vervangen door 3 dagen gevangenisen in de kosten". Zooals men weet staat de veroordeeling van den heer Sassen in verband met oneenigheden tusschen dezen heer en de autoriteiten te CuraQao. Volgens telegram, eergisteren te Amsterdam ont vangen is hef Nederlandsch schip Nebalenniagezag voerder Hollanders, van Amsterdam naar Batavia, bij Anjer (straat Sunda) verbrand. Een sloepwaarin de eerste stuurman en zeven man zich bevonden is te Anjer aangekomen. Te Maastricht had dezer dagen een burger der stad zich tegenover eenige andere burgers schriftelijk verbonden, om zich te begeven in de kooi der leeuwen van eene menagerie, welke zich aldaar bevindt. Voor die daad zouden hem 100 flesscheu wijn worden ver strekt, terwijl bij niet uitvoering van het waagstuk, hij een gelijk aantal flesschen verbeurde. Hij trad nu in overleg met den directeur der menagerie, die, door een herhaalde vertooning, de leeuwen aan het gezicht van den vreemdeling gewende en hem ten laatste met zich in de kooi nam, welk bezoek zonder eenige stoornis afliep en den roekeloozen, doch onverschrokken wed der de weddenschap deel winnen. Uit Dusseldorf wordt gemeld, dat, op last van het provinciaal bestuur, vocrloopig alle uit Nederland komende schepen te Emmerik aan een onderzoek moe ten worden onderworpen, teneinde den gezondheids toestand te doen constateeren. Ingeval van cholera of vermoeden van besmetting aan boord, moeten de lijders of van besmetting verdachte personen naar een zieken huis worden vervoerd, terwijl het schip de reis niet mag voortzetten vóór het gedesinfecteerd is. Eergisteren is een gevangene uit het huis van arrest te Haarlem ontvlucht. Werklieden aan den constructiewinkel van den staatsspoorweg te Zwolle hebben besloten voor gemeen schappelijke rekening een kruidenierswinkel op te richten. The Pall Mall Gazette klaagt zeer over de duurte van alle levensmiddelen te Londen en de vervalsching die daarmede wordt gepleegd. Als voorbeeld de melk. De gezamenlijke melkboopers hebben den prijs van melk tot vijf stuivers per quart (iets meer dan een kan) opgevoerd en men kan ze voer dezen prijs nog niet eens onvervalscht krijgen. Politie en rechters bun nen het pnbliek natuurlijk niet beschermen tegen zulk een afspraak onder de melkboeren, maar zij doen al hun best ora dat schandelijk vervalschen der melk tegen te gaan. De vorige week zijn 25 melkboeren veroordeeld tct boeten van f 120 en de kosten wegens het vermengen der melk met water. „Indien het pu bliek water en melk wil drinken" zeide een der rech ters, „verkiest het zelf het water en melk in afzonder lijke kannen te hebben. Dan weet men meteen of zuiver water en geen slootwater gebruikt wordt." In huizen waar kinderen zijn is de vraag naar zuivere melk zoo grootdat de melkboeren om de raenschen te overtuigen, dat de melk zuiver is, tegen extra be taling de koe voor de deur brengen om Laar daar te melken. Dit gebeurde ook bij den heer Flowersden rechter voor wien een der melkboeren terechtstond. „Op zekeren morgen", zeide bij, „komt de werkmeid naar mij en vraagt of de koe wel gezond kan zijn, want ze geeft altijd koude melk. Het meisje was niet bekend met knoeierijen der melkboerendie koud water in de kan doen vóórdat de koe voor de deur gebracht is. Zij kannen dan zweren geen water in de melk gedaan te hebben, want dat hebben zij or k niet gedaan. Zij hebben melk in het water gedaan." THER MOMS VSBBTAXfD 20 Nov, '8 av. 11 u 58gr. 27 'smorg.7u. ölgr.'smidd.In.50gr.'sav.6u,49gr. STATEST-GENERA AL. EERSTE KAMER. Zitting van Dinsdag 25 November. {Nader verslag De algeraeene beraadslagingen over de staatsbegroo- ting voor Nederlandsch-Indië over 1874 werden voort gezet. De minister van koloniën de verschillende sprekers beantwoordende, geeft in de eerste plaats zijn instem ming te kennen met de zienswijze der sprekers uit Noord-Holland om de eigenlijke politiek eerst bij hoof d- stuk IX te behandelen. De onvermijdelijke en niet onverwachte uitzetting der uitgaven in Iadië aeht de minister niet licht, maar uitstellen van voorziening in noodige behoeften is niet verstandig. De raming is overigens zeer gematigd. Aan afschaffing der inkomsten uit de koffis is niet te denken; waren de overschotten er nu niet, dan moest in de behoeften op andere wijze worden voorzien, bijv. door leening. Maar op meer dan f 10,000,000 behoeven wij hier niet te rekenen. Doch 'tis niet te veel voor Indië f 5,000,000 aan te vragen als voor Nederland door Iudië f 26,000,000 is uitgekeerd. Ds afscheiding tusschen de Nederlandsche en Indische financiën, die de heer Rahusen wil, wenscht de minister niet; hij wil dat onderscheid niet kennen, ook daarom niet, omdat Nederland, als men de rekening eens opmaaktejaren lang niets zon mogen trekken uit Indië. Die rekening is bovendien niet op te maken. De kosten voor de ijzeren schepen behooren wel degelijk op de staatsbegrooting. Men hcudt zich in Indië met de regeling der belasting bezig, maar snel vorderen kan die niet; vooral niet na den dood van den heer Motké. De zaak vaa de oprich ting der gemeentebesturen staat nu minder goed dan een paar jaar geleden, gelijk de minister aantoont. Hij is er echter een voorstander van; hij zal locale belas tingen uitschrijven voor locale behoeften, als het zijn moet, en dan zal de lust om daarover iets te zeggen te hebben wel van zelf de gemeentebesturen doen ont staan. Op de vraag wat de regeering tegenover Atsji, zoo wij overwinnen, zal doen, antwoordt de minister gelijk vroeger: het streven is den gematigden Neder- landscheninvloed op Sumatra te vestigen, dien wij door het tractaat van Siak op de Oostkust verkregen. Met de denkbeelden van den heer Rahusen omtrent den afvoer der Ombiliën-steenkolen is de minister het eens; het is van het grootste belang die naar Malakka af te vceren, in plaats van naar Padang, al zouden de kosten driemaal zoo veel zijn, maar over de uitvoering van dien wensch kan de regeering zich nog niet uit laten; het onderzoek is nog aanhangig. Den heer Hartsen antwoordt de minister dat hij wel weet- wat „nieuwere koloniale politiek is" want hij heeft die sedert geruimen tijd bestreden. Maar hij betwist dien spreker dat de liberale beginselen niet zijn toe gepast. Verder bestrijdt de minister de praemissen van den heer Hartsen: want de landrente kan wel meer opbren gen, gelijk hem uit het koloniaal verslag kan blijken, de landreate zal langzaam maar zeker, wel degelijk meer opbrengen; uit de uitbreiding der districts-besturenzou de toenemende onveiligheid blijken; maar die uitbrei ding was noodig met het oog op het bestuur zelf; de rijstoogst hangt af van een energiek bestuur, dat bekent de minister, en zonder wanoogst enz. zal daardoor de opbrengst worden gebaat. Na repliek vau de heeren Rahusen en Hartsen en den minister, en nudat de heer Cremers als zijn zienswijze te kennen had gegeven dat de oorlog met Atsji niet kon uitblijven, terwijl de heer Pincoffs waarschuwde om zich te veel uitsluitend op de koffieopbrengst te verlateD, maar juist daarom de afscheiding in de finan ciën, door den heer Rahusen gewild, bestreed, werden de algemeene beraadslagingen gesloten. Bij de vervolgens geopende algemeene beraadsla gingen over hoofdstuk I ontwikkelt de heer van Golt stein zijn bezwaar tegen het vragen door den minister van advies aan een commissie van financiers, zeker de laatstgeroepenen om zoodanig advies te verleencn. Het eenig gevolg van het door die beeren uitgebracht verslag zal wezen, dat er van nu af geen kans is, door bijzondere personen de noodige lijoen te zien tot stand komen, omdat men zich altijd tot die commissie zal moe ten wenden. Hij wenscht daarom dat men terugkeere tot den aanleg van staatswege; hij vraagt of in dit zittingjaar op dezen weg nog een stap zal worden ge daan. Verder bestrijdt hij de oprichting der Indische brigade die nadeelig zal werken voor het Nederlandsche leger, zonder voor Indië voordeelig te zijn, gelijk hij aantoont. Hij zal daarom tegen het hoofdstuk stemmen. De heer Pincofis trekt te velde tegen de waarschu wing in de tweede kamer door den heer van Zuylen tot den minister gericht, tegen de bankiers die 140 millioen uit de schatkist willen patten. Hij zal die handelwijze niet noemen met dan naam dien zij verdient, maar hij stelt er prijs op te verklaren, dat die commissie in haar eerste vergadering vooropstelde, dat zij door haar advies niet geacht wilde worden rechtstreeks of zijde lings gebonden te zijn aan eenige conce3siëa. De heeren Hartsen en Cremers bestrijden mede de oprichting der Indische brigade; de eerste oppert het denkbeeld, gelijk ook de heer van Goltstein deed, om liever iu Indië een reserve te scheppende andere spre ker heeft een grondwettig bezwaar om dat korps, uit vreemdelingen en Nederlauders samen te stelIeD, ook in onvoorziene gevallen voor den dienst hier te lande te bezigen. De minister van koloniën refereert zich aan het ge zegde in de andere kamer omtrent de Indische spoor wegen; hij gaat nogmaals de zaak na en verklaart te genstander van staatsaanleg te zijn anders dan in den uitersten nood. Er zijn dan ook in de laatste dagen uit Indië en nit Nederland verschillende aanvragen ingekomen; destuk ken die de commissie gebruikte zijn dan ook geen ge heime stukken, zoodat concessionarissen zich tot haar zonden moeten wenden. Hij zegt echter beter staats spoorwegen dan geen spoorwegen, ea wanneer hij aan blijft zal dit zittingjaar niet eindigen zonder dat een voorstel gedaan wordt in een of anderen zin. Verder verdedigt hij de noodzakelijkheid van de oprichting der Indische brigadeom op een gegeven oogenblik ia de behoefte te kunnen voorzien. Na repliek van de heeren van Goltstein en Cremers wordt hoofdstuk I aangenomen met 31 tegen 2 stemmen, die van de heeren van Goltstein en Cremers. Bij hoofdstuk II ontwikkelde de heer Duymaer van Twist zijn bezwaren tegen de nieuwe koffie-regeling: hij achtte het nuttig niet alleen, maar ook noodig op giond van art. 56 van het regeerings-reglement, dat de wetgevende macht gekend werd bij de vaststelling der grondslagen op die nieuwe regeling, verder betoogt hij de onbillijkheid eener uniforme betaling. De minister van koloniën zegt, dat het hier slechts een proefneming is, die reeds elders heeft plaatsgehad, maar geen nieuwe regeling. De ondervinding heeft bovendien geleerd, dat vaststelling van de grondslagen der koffie cultuur bij de wet zeer moeilijk is. Verder bestrijdt de minister dat de regeering door art. 56, wat de levering betreft, gebonden zou zijn, hij heeft dat nooit begrepen. De strekking van 's ministers plaa is juist, om, wat nog nooit gebeurd is, te zorgen dat overeenkomstig art. 56, de inlander in gouvernements- cultuur minstens evenveel geniet als de vrije cultuur hem zou opleveren, gelijk de minister in het breeds aautoont, terwijl hij ook de uitvoerbaarheid vau den maatregel betoogt. Mocht later blijkenwat de minis ter niet voorziet dat die regeling een eindregeling zal zijn, dan zal men de wetgevende vergaderiog daarin kennen. Zitting van "Woensdag 26 November. Nader verslag.) Nadat achtereenvolgens hoofdstuk II en de beida hoofdstukken op de middelen van de Indische begroo- ting voor 1874 met algemeene stemmen waren aan ?eno- meu, ging de kamer over tot de behandeling der Indi sche muntwet. De heer Borsius trachtte aan te too- nen, d<it het evenmin noodig als nattig was, om da bevoegdheid tot bepaling van den koers bij de Indische regeering over te brengen. Het voorstel daartoe is dan ook niet van de Indische regeering uitgegaan dan nadat van hier uit de aandacht er op was gevestigd. Hij wenscht die bevoegdheid aan de regeering alhier te laten behouden, omdat van de drie grondslagen, die tot den maatregel en tot koersverandering aanleiding geven, twee steeds ter beoordeeling zijn van de Nederlandsche regeering. De heeren Cremers en Pincoffs verdedigen den maat regel; beiden zouden afschaffing van art. 17 wen- schen. Laatstgenoemde zal voor deze wet stemmen omdat zij ten minste eenige verbetering zal brengen ia een zeer slechten toestand. De heer Hartsen zou ongaarne een poging bestrijden, om de Indische regeering zelf te laten beheeren iu een zaak van betrekkelijk ondergeschikt belang. Hij bespreekt verder den overvoer van zilver in verband met de beperking der aanmuntiog hier. De minister bestrijdt daarna de wenschelijkheid der intrekking van art. 17 op de vroeger aangevoerde gronden. Naar de mogelijkheid daarvan zal de minis ter echter onderzoeken. Den aanvoer van zilver op de Bataviasche markt schrijft de minister toe aan de be kendheid met de plannen tot w.jziging van den munt- standaard. Na nog een korte woordenwisseling tu33chen den heer Rahusen, die een vasten koers wil, den heer Hart sen, die meent dat are. 17 juist moet wegvallen om den overvoer van vreemde muatspeciën van d9n Archi pel te weren, ea den minister, wordt het wetsontwerp in stemming gebracht en aangenomen met 25 stemmen tegen 1, die van den heer Borsius. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 26 November. {Nader verslag.) Een langdurig debat had plaats over art. 75 (landi- gebouwen te 's Graveahage) van hoofdstuk V (binnen- landsche zaken). Op dat art. hal di heer van Eek een amendement voorgesteld, strekkende om den po3fc met f 10,003 te verminderen, met het doel om de uit getrokken som tot herstel der gevangenpoort uit het artikel te do3u vervallen. Die poort toch, betoogde hij in zijn toelichting, veroorzaakt onveiligheid, terw.jl de architectonische waarde dur niet tegen opwoog. Door het wegnemen van het Buitenhof had de poort haar historische waarde toch reels verloren. De heer Wintgens, dit amendement bestrijdende, merkt op, dat uit de aanneming toch de amotie Diet zou volgen, nij had liever gezien dat de regeering oen bepaald plan had voorgedragen tot restauratie dor poort; hij zou het gebouw gaarne tot historisch mujeum zien ingericht. Van ongelukken heeft hij, door die poort, nooit vernouieo, en wat de leelijkheid betreft dat is een q iaes- tie van sum'k. Aan net utiliteitsgebouw m a r overigens dit historisch monument niet worden opgeofferd,en dat te minder daar voor het eer3te een andere oplo3iing kan worden gevonden, door het leggen van een kaia over den Vijverberg. De heer Gratama, instemmende met den heer Wintgens, merkt op, dat de heer van Eik zich te veel op het standpunt van Hagenaar, t8 weinig op dat van lid van het parlement plaatst. Hj zou gaarne al de gebouwen op het Binnenhof willen gerestaureerd zien in den ouden stijl. De heer van Wassenaor Catwijck stelt voor een nieuw art. 75a, luidende: restauratie van het Binnenhof te 'sGraveahage, tot verbeteriug van de lokalen in ge bruik bij of in gebruik te gevea aan de collegiëa der staten-geueraal en den raad van state, „memorie." De minister van binnenlandsche z iken zal l ater terug komen op het amendement-Wassenaor; hij bestrijdt het amendement-van Eek, op grond van de verplicuting der regeering om het monument te ooderhouden en te be-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 2