MIDDELBURGSCHE
COURANT.
1° 271.
Vrijdag
1873.
14 November.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2#B Paasch- en Pinksterdag en een der
De prijs per 3/m., franco is f 3.50,
BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL.
Middelburg 13 November.
In de gisteren gehouden zitting van den raad van
Btate, afdeeling voor de geschillen van bestuuris rap
port uitgebracht in de zaak van den hoofdonderwijzer
te Hengstdijk tegen het besluit van gedeputeerde staten
van Zeeland, waarbij bij voor drie weken is geschorst
wegens onbehoorlijke bejegening van den inspecteur en
schoolopziener. De belanghebbende was zelf opgetreden
en trachtte de ongegrondheid der beschuldiging en schor
sing aan te toonen.
Den 4en December a. zal te 's Gravenhageten behoeve
der staatsspoorwegen, worden aanbesteed het maken van
ovei dekkingen met de daartoe behoorende werken aan
de buitenhaven te Vlissingen.
Een paar schetsen uit het leven der beroemde
Utrechtsche jonkvrouw Anna Maria van Schuurman,
waren het onderwerp van behandeling gekozen door
den heer B. ter Haar Bzn. uit Nijmegen, die gisteren
avond als spreker optrad in de vergadering met dames
van het Middelburgsch departement der Maatschappij
tot nat van 't algemeen. Na de pauze droeg hij het
door J. J. L. ten Kate vertaalde gedicht Het verloren
paradijs voor.
In den te Port-Saïd verschijoenden Avenir commercial
van 31 Ociober jl. leest men een brief aan de redactie
van dat blad van den heer D. J. Brouwer, gevolmach
tigde van prins Hendrik der Nederlanden, waarin die
heer bericht, dat de Nederlandsche vlag is geheschen
op het terrein, dat Z. K. H. eenigen tijd geleden heeft
aangekocbt, waardoor het doel hetwelk de prins zich
voorstelde, om op zijne kosten een inrichting te vestigen
voor de ontwikkeling van den handel tu schen Neder
land en zijne koloniën en Egypte een begin van uit
voering heeft gekregen.
Het blad brengt den prins hulde voor zijne denk
beelden en de eenvoudige wijze waarop bij die in bet
algemeen belang toepast, en biedt Z. K. H. de beste
wenschen aan van de inwoners van Port Saïd voor het
welslagen der pogingen, die in verband staan met de
schoone bedoelingen van deze eerste inrichting.
Naar men verneemt, heeft eene commissie van amb
tenaren aan 's rijks munt, bestaande uit de heeren
jonkheer vau Riemsdijk, Taddel en Reijke, verschillende
mnnt-inrichtingen in het buitenland bezocht, o. a. die
te Berlijn, Londen en Parijs, teneinde een rapport uit
te brengen over de inrichting en werking van die
instellingen met betrekking tot onze bestaande munt-
imichting te Utrecht.
Onze Haagsche correspondent schrijft ons, onder dag-
teekening van 12 dezer, het volgende
„Om de gevaren van excursiëo te vermijden, die mijn
vorigen blief geheel in beslag namen, val ik heden ter
stond met de deur in huis om u een kort overzicht te
geven van het merkwaardigste uit de discnssiën over
de Indische begrootiDg, die gisteren middag met ver
bazende snelheid afliepen. Veel daarvan moet met stil
zwijgen worden voorbijgegaan, wil ik niet indiscreet
veel ruimte innemen, veel, hetgeen breed uitgemeten
verdiende te worden, kan slechts kortelijk worden ver
meld. Tot het laatste breng ik de persoonlijke houding
van de verschillende sprekers, welke kostbare bijdragen
levert tot de karakterstudie van het Nederlandsche par
lement. Bg deze discussie bleek namelijk al weder op
nieuw hoe weinig eenheid, hoe weinig besef van het
karakter der politieke pai tijen in onze tweede kamer
bestaat. Wanneer men de redevoeringen van de spre
kers van de rechter- en die van hunne coucnrrenten van
de linkerzijde naast elkander legt, dan zal het moeilijk
vallen daarin eene doorloopende eenheid van gedachte
te ontdekken. Wanneer men de redevoeringen van de
heeren Wintgens en 's Jacob er buiten laat namelijk,
want deze waren van het begin tot het einde doorkneed
door het vox et praeterea nihildoor klinkende frases en
rollende volzinnen, die echter bezwaarlijk een enkel ar
gument opleveren, en allerminst den heer Wintgens
recht gaven op het snoevende slot van een zijner betoo-
gen, dat hij nu een3 goed en ferm had duidelijk gemaakt
wat do beginselen waren der conservatieve koloniale
politiek.
„Maar over het algemeen was de strijd een ouder-
wetsche, een erg ouderwetschedie denken deed aan
de gevechten waarvan Homeros zingt, waarin hier Ajaks,
daar Diomedes, ginds Patroclus, elders Ulysses op hun
strijdkar rondreden om op het slagveld den bepaalden
tegenstander op te zoeken, wien zij de eer gunden zich
met hen te meten, om dien voor eigen rekening te be
strijden. D« voordeelen der moderne tactiek, van het
werken met massa's en der leiding van een alles over
ziend oog en op alles denkend hoofd in den parlemen
tairen strijd schijnen op ons Binnenhof nog niet alge
meen erkend te zijn. Soms zelfs had de discussie in
het geheel het karakter van eenen strijd niet, maar eer
dat van eene vertrouwelijke keuvelarij aan den haard-
Daartoe brengen wij de naïeve en vertrouwelijke mede-
deelingen van de heeren van den Berch van Heemstede
en van Houten hoe zij zoo al over de Indische zaken
dachten, de eerste op grond eener achtenswaardige
studie van de dertien laatste koloniale verslagen, de
laatste op grond van hetgeen bij „nit lectuur en ge
sprekken met men8chen die er (op Java) geweest zijn"
bad opgemaakt. Van een ev-n huiselijken aard waren
da door senile loquaciteit gekenmerkte ontboezemingen
van de heeren Saaymans Vader en Fabius. Laatstge
noemde verontschuldigde zich over zijn gemis aan parle
mentaire vormen omdat hij „als kind van 13 jaren aan
boord is gekomen en eene halve eeuw aan boord heeft
doorgebracht, en dus dat zoo niet meer leeren kan";
maar bestaat er dan voor den op dertienjarigen leeftijd
het zeegat uitgestunrdenen dus noodwendig maar
matig onderlegden knaap aan boord wel gelegenheid
om in het essentieele van het lidmaatschap der
kamer door te dringen, en zich geheel op de hoogte
van de belangen des laods te stellen? De redevoerin
gen van den ouden zeeman nemen hier mijnen twijfel
niet weg. De heer Saaijmans Vader is nog vermake
lijker. Op zijn gemoedelijken preektoon zet hg de spre
kers terecht die van het individueel grondbezit ge
waagd hebben. „Men weet toch zoo galmt hij
dat de begrippen van individueel eigendom, volgens
do Javascbe instellingen niet bekend zijn." Misoude
heer! dat weet „men" niet, of die „men" moet al bit
ter weinig op de hoogte zijn. Wie van de zaak eenige
studie gemaakt heeft weet juist precies het tegendeel.
„Hoe de liberalen op eigen hand vochten, zonder
orde of verband, blijkt uit den stroom van amende
menten die er van hen uitgingen welke ten slotte zoo
zeer een maalstroom geworden was dat ze zich aan de
door van Luon toegestoken plank moesten vasthouden
om hun beginsel to redden; en toch lieten zij
eigenlijk hun beginsel glippen.
„De quaestie was eenvoudig deze: om de politie te
verbeteren stelt de minister voor in sommige deelen
van Java onder-districtshoofden aan te stellen, dievaD
nabij toezicht konden houden op het door de dessahoof-
den uitgeoefend politietoezicht. Daar de dessahoofden niet
zelden medeplichtig worden geacht aan de ketjoepar-
tijen, die zoo verbazend toenemen stel u hier te
lande een burgemeester voor die het hoofd is eener
bende van inbrekers! kan de voorgestelde maatregel
niet anders dan goed werkenmaar men stuit op het
bezwaar dat elk nieuw onder districtboofd aanspraak
heeft op de onbezoldigde diensten van dienstplichtigen,
en men zag er terecht bezwaar in de deur open
te zetten voor eene uitbreiding der heerediensten. De
minister deelde dit bezwaar ook wel; hij noemde het
de schaduwzijde van zijn voorstel, maar voegde er tot
geruststelling bij dat hij toch van plan was eene ge
heeld afschaffing der heerediensten voor te stellen, en
men dus deze inbreuk op het goede beginsel, dat hij
altijd had voorgestaan, voor een korten tijd slechts zou
hebben te dulden.
„Was deze verdediging voor de kamer, welker meer
derheid tegen de persoonlijke diensten gestemd is, af
doende ik geloof het niet. Nam men den begrootings-
post zooals die voorgesteld was (waarop f 398,880
voorkwam voor de bezoldiging van 250 nieuwe onder-
districtshoofden) aaD, dan voerde men nieuwe persoon
lijke diensten in, op de hoop eener spoedige afschaffing
van alle heerediensten wei is waar, doch bij de wissel
valligheden onzer politiek kan de levensdraad van een
minister zoo spoedig worden afgesneden, en wanneer
de opvolger van den heer van de Putte nu eens niet
zulk een warm voorstander van de afschaffing der
heerediensten waskon die de zaak in statu quo laten
en dan zouden eenvoudig door de daad van een liberaal
minister en met medewerking van eene den beerediensten
vijandig gestemde kamer, de heerediensten op Java
feitelijk vermeerderd zijn. Dit nu werd niet alleen
verboden door eene verstandige politiek, maar, gelijk
de heer Godefroi ontdekte wat die scherpzinnige
rechtsgeleerden toch lastige lieden zijn! door het
uitdrukkelijke voorschrift van het regeeringsreglement
dat de heerediensten voortdurend verminderd en niet
uitgebreid mogen worden.
„Vandaar een "geheele reeks van amendementen.
Lenting: om de 398,880 weg te laten en in de be
hoefte aan verbetering van het politietoezicht, in af
wachting van de afschaffing der heerediensten, voorloo-
pig op eene andere wijze te voorzien; Bergsmarom den
post met f 108,000 te verhoogen om aan de nieuwe
inlandsche ambtenaren in, plaats van heerediensten meer
bezoldiging te geven; van Zuylen van Nyevelt: om den
post met f 198,880 te verminderen en voor het restant
der verhoogiog, ad ƒ200,000, meer politiedienaars aan
te stellen, zoodat er van geen heerediensten sprake
behoefde te zijn; van Loon eindelijk: om den post te
verhoogen met ƒ120,000, opdat de regeering in com
pensatie van de thans in te voeren persoonlijke dien
sten zou kunnen overgaan tot conversie in verhoogde
bezoldigingen van de aan de laagstgeplaatste inlandsche
ambtenaren toegekende heerediensten. Van deze vier
amendementen trok de heer Bergsma het zijne, dat op
geene enkele becijfering, maar op het in een parlemeut
zeer misplaatste „nu neem ik eens aan" berustte, in
den loop der discussie in; die van de heeren Lenting
en van Zuylen werden verworpen met 49 tegen 11 en
met 39 tegen 24 stemmen, dat van den heer van Loon
eindelijk werd aangenomen met 32 tegen 31 stemmen.
Op vier na stemden alle liberalen voor dit amendement
„Ik geloot dat de liberalen beter hadden gedaan met
als een eenig man voor het amendement-Lenting te
stemmen. En wel hierom. Men kan aannemen dat de
minister gelijk had toen hij tegen het amendement-
Bergsma aanvoerde dat het niet aanging ambtenaren
van denzelfden rang te hebben, waarvan de een persoon
lijke diensten genoot en de ander niet. Ook geef ik toe dat
het amendement-van Loon dit rationeele had dat het toteen
begin van afschafliog der heerediensten, bij de laagste
ambtenaren te begionen, dwong. Maar was de geheele in
stelling der nieuwe onder-districtshoofden wel zóo ge
biedend noodzakelijk, dat ze niet had kunnen wachten
op de aangekondigde geheele afschaffing van alle heere
diensten? Neen voorzeker. Zoolang de minister op
den voorgrond bleet zetten het belang der politie, was
het voor de kamer bezwaarlijk neen te zeggen, maar
toen hij 1° had toegegeven dat de gouverneur-generaal
b. v. door de Indische cavalerie, de djajang secars,
als marechaussée te bezigen wel tijdelijk in de behoefte
kon voorzien, en 2° had gezegd dat die nieuwe
onder-districtshoofden niet uitsluitend in 't belang der
politie maar in dat der geheele administratie noodig
waren veranderde de zaak geheel van gedaante, en
had de nieuwe regeling zonder gevaar eenige maanden
kunnen blijven liggen.
„Het aangenomen amendement-van Loon heeft in mijne
oogen het gebrek vau tegen den geest van het regee-
rings-reglement aan te druischen. De bepaling dat de
heerediensten moeten worden beperkt en niet uitgebreid,