MIDDELBURGSCUE COURANT BIJVOEGSEL VAN DE van Vrijdag 24 October 1873. N° 253. GEMEENTERAAD VAN MIDDELBURG. Zitting van Woensdag 22 October. {Vervolg.) Aan de orde is de behandeling der gemeentebegroo- ting voor 1874 [in haar geheel medegedeeld in de nommers dezer courant van 17 en 18 September jl.]. Uitgaven. Hoofdstuk. I. Art. 4 der eerste afdeelingjaarwedde van den ontvanger 2000, geeft aanleiding tot uitvoe rige bespreking. De heer Snijders herinnerde namelijk aan het in de zitting van 10 Juli 1872 op zijn voorstel genomen besluit, om de jaarwedde van den ontvanger vast te stellen op het zuiver bedrag door hem in de laatste jaren genoten, zijnde 1700, en de voor hem vereischte hulp voor rekening der gemeente te nemen. Hij stelde daarom thans voor, het toen genomen besluit van kracht te doen blijven om zoodoende tot een meer gezonden toestand te geraken. De voorzitter erkent dat die toestand gezonder zou zijn, maar burgemeester en wethouders zijn gebonden aan een toestand van vroegere dagteekening. Den ontvanger is namelijk eene jaarwedde van /2GOO verleend onder de bezwa rende bepaling dat hij zelf de hem noodige hulp moest aanschaffen. Het bedrag dior kosten wisselde af van 150 tot 300. Gedeputeerde staten hebben de jaar wedde van den gemeente-ontvanger op 1700 vastge steld, maar daarbij bedongen dat zoo de titularis thans meer genoot dan 1700hij dit meerdere ook zou blijven genieten. Toen hebben burgemeester en wet houders den ontvanger gevraagd, of bij meende dat zijne onzuivere jaarwedde van /2C00 met verplichting om zelf zich hulp aan Ie schaffen meer of minder be droeg dan een zuiver inkomen van 17C0, en daarop heeft hij geantwoord dat hij de tegenwoordige regeling tot een onzuiver bedrag van 200Ö voordeeliger achtte. Het zou dus te vreezen zijn dat, bijaldien de raad be sloot tot een meer regelmatigen toestand over te gaan en de jaarwedde zuiver op 1700 te bepalendat be sluit door gedeputeerde staten niet goedgekeurd zou worden indien de ontvanger zelf daarmede geen genoe gen nam. De heer van Eekelen bracht bezwaren in het midden tegen een onder letter C van bijlage D uit getrokken post van 150 als toelage voor een ambtenaar voor de inning der belastingen, doch de voorzitter betoogde de noodzakelijkheid daarvan op grond van de vermeerderde werkzaamheden van den ontvanger sinds de afschaffing der accijnsen, met welk betoog ook de heer van Visvliet instemde. De heer Mathon was het eens met den heer Snijders, dat het nog niet bewezen is dat gedeputeerde staten, indien zij goed ingelicht wor den, tegen een besluit om tot een beteren toestand te geraken bezwaar zullen maken 5 men kan daaromtrent zekerheid trachten te krijgen. De heer Snijders iegt alsnu een amendement over, strekkende „om het trakte ment van den ontvanger te laten gelijk dit in deze ver gadering officieel door den voorzitter is verklaard en door de vergadering vastgesteld op 1700." Dit amen dement wordt met 9 tegen 7 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heereu Luteijn, Larabrechtscnvan Visvliet, de "Wind, de Jonge, Snouck Ilurgronje en de voorzitter. Het artikel is alzoo verminderd tot 1700. Tengevolge van het genomen besluit wordt art. 1 der tweede afdeeling van dit hoofdstukjaarwedden van de ambtenaren en bedienden bij de gemeente-secretarie /5005, verhoogd tot 5305 (met behoud der 150 op bijlage ?D voornoemd voorgedragen ten behoeve van een ambten aar voor de inning der belastingen), behoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van evengenoemd besluit- Voorts is zonder hoofdelijke stemming aangenomen het vooratol van burgemeester en wethou ders tot het toekennen van pensioen aan den heer A. A. Sanders, commies ter gemeente-secretarie, en diens jaarwedde onder de overige ambtenaren ter secretarie te verdeelen. Bij de verdere behandeling dezer afdeeling stelde de heer Luteijn voor, een nieuw art. 8bis op te nemenlui dende „jaarwedde van een controleur der gemeentebe lastingen, memorie." Nadat dit voorstel naar eisch was ondersteund, werd het door den heer Luteijn met een kort woord toegelicht. Hij herinnerde dat het geen nieuw denkbeeld is, daar hij het altijd noodzakelijk heeft geacht dat een ambte naar werd aangesteld die zich geheel aan de zaak der belastingen wijden kan. De ondervinding heeft hem in die meening versterkt. De leden der commissie voor de samenstelling van het kohier van den hooldelijken om slag bobben toch steeds met moeilijkheden te kampen. Bovendien is de noodzakelijkheid van den door hem voorgestelden maatregel ook gebleken doordien er reeds een ambteuaar bestaat, die eigenlijk reeds een deel van bet werk doet. Wordt zijn voorstel aangenomen, dan zou een onzer verdienstelijkste ambtenaren, die thans op wachtgeld is gesteld, met een kleine verhooging als con troleur aangesteld kunnen worden. Hij acht dit bepaald in het belang der gemeente. De heer Nagtglas ver- klaardezich tegen het voorstel van den heer Luteijn, om dat hij tegen uitbreiding is van het stelsel van controle over het werk der commissie. Bovendien is het publiek de beste controleur. Ook acht hij het niet wenschelijk nieuwe ambtenaren te scheppen. Het geldt hier een beginsel, niet den persoon. Een controleur zou goed be taald moeten woideu en in den regel wordt de hoofd zaak door controleeren en verifieeren niet verbeterd. Hij acht de commissie voor het kohier zeer voldoende, en de moeilijkheden die zij zegt te ondervinden mogen zijns inziens bier niet geldendaar de leden van den raad bier niet voor hun plezier zitten. De heer van Eekelen is mede tegen het voorstel. Hij acht het onmo gelijk dat éen persoon alles wat den hoofdelijken omslag betreft behoorlijk kan nagaan en vindt het beter dat de leden der commissie de verantwoording dragen. De heer Snijders daarentegen schonk aan het voorstel van den heer Luteijn zijn volle sympathie. Van het begin af dat hij als lid van den raad in de commissie voor den hoofdelijken omslag zitting had heeft het hem gehin derd dat hij als beschuldiger van zijn mede-ingezetenen moest optreden. Het is toch burgemeester eu wethouders en zijnen medeleden bekend, hoe ontzettend gefraudeerd wordt. 0/erigens bestrijdt hij de meening van den heer Nagtglas en verklaart zich voor een eerlijke toepassing der verordening. De voorzitter merkt op, dat de heer Snijders ten onrechte een blaam op de burgerij werpt. Wel is waar ondervindt de commissie moeilijkheden en ontdekt zij fraudes, maar van de 2600 aangeslagenen in den hoofdelijken omslag zijn er misschien slechts 300 of 400 die fraudeeren, en daaronder nog zeer velen te goeder trouw. De heer Dronkers is tegen het voorstel omdat bij alleen in de hoogste noodzakelijkheid uitbrei ding van personeel verlangt. Straks is besloten een ambtenaar voor de inning der belastingen aan te stellen; de heer Vroone, commies ter secretarie, werkt tegen woordig ook aan den hoofdelijken omslag, doch dezen schijnt de heer Luteijn niet te bedoelen, zoodat de aan neming van het voorstel ten gevolge zou hebben dar op de griffie een ambtenaar te veel was. Nadat dit laatste door den voorzitter was bestreden, deed de heer Mathon uitkomen, dat de bedoeling van den heer Luteijn alleen is de commissie te doen voorlichten, maar niet haar te controleeren en verifieeren. Ook hem is het altijd wenschelijk voorgekomen dat de commissie door een ambtenaar werd voorgelicht. Financieel bezwaar be staat daartegen zijnB inziens niet, daar het personeel aan wezig is. De heer van Visvliet is, zooals hij herinnert, tegen al wat hoofdelijken omslag is; werd het voorstel van den heer Luteijn aangenomen en een speciale ambtenaar aangesteld, dan zou hij vreezen dat de publieke opinie daardoor nog meer verbitterd zou worden. De voorzitter merkt op, dat het doel zou zijn om bij de aanstelling van een controleur diens instruc tie niet inquisitoriaal te maken. Nadat de heer Nagtglas nader zijne meening had uiteengezet en de heer Snijders verklaard had in te stemmen met het gezegde van den heer Mathon dat het doel niet is een stelsel van spionneeren in te voeren, wordt het voorstel van den heer Luteijn om een controleur aan te stellen aangenomen met 10 tegen 6 stemmen. Tegen stem- i den de heeren van Visvliet, Dronkers, van Eekelen, van Berlekom, Nagtglas en Snouck Hurgronje. Omtrent het traktement van den te benoemen ambtenaar zullen burgemeester en wethouders nadere voorstellen doen. Alt. 9 derzelfde afdeeling: jaarwedden van leeraars, onderwijzers enz. 32,607, wordt met. 100 verminderd ten gevolge der vermindering van de jaarwedde van den leeraar in het teckeuen aan de burgeravondschool. De voorzitter deelde mede, dat burgemeester en wet houders gehoopt hadden reeds nu voorstellen te kunnen doen tot aanmerkelijke verhooging van de traktementen der hulponderwijzers, daar geen hulp meer te krijgen is, doch zij zijn daarmede nog niet gereed. De heer Mathon betuigde zijne ingenomenheid met het voorne men van burgemeester en wethouders, maar drong tevens op grooten spoed aau, waarna de voorzitter nog mededeelde dat het voorstel van het dagelijksch be stuur zoodanig zal zijn dat zeker iedere hulponderwijzer daarover tevreden zal wezen. Het totaal van hoofdstuk I wordt vastgesteld op 69,777. Hoofdstuk II. Onveranderd vastgesteld op 4060.50. Hoofdstuk 111. Art. la: onderhoud openbare ge bouwen 3624. Blijkens het rapport der commissie van fabricage is in die commissie bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen vervanging der Muntpoort bij het Koor- kerkhot door de barrière thans als Veersche barrière gebruikt, waarvan de kosten op 150 worden berekend, daar men meende dat een barrière of hek daar zeer leelijk zou staan. Hierop werd echter geantwoord dat die plaatsing met bet oog op den bouwvalligen toestand der poort verkieselijk was boven eene vernieuwing. Ook nu had over dit punt eene gedachtenwisseling plaats. De heer Dronkers vroeg namelijk, of de ge meente verplicht is tot atsluiting van de Muntpoort eD of die poort aan de gemeente of aan het rijk behoort? De voorzitter antwoordde, dat de atsluiting dier puort zeer noodig is, en bij, als hoofd der politie, dergelijke afsluiting wenschelijk acht, en het onderhoud tot de verplichting der gemeente behoort. De heer Dron kers meende dat de poort niet zóo bouwvallig is als burgemeester en wethouders dit voorstellen en dat de deuren in vrij goeden staat verkeeren. De voorzitter geeft de verzekering, dat burgemeester en wethouders de zaak nog eens goed zullen nagaanen in antwoord aan den heer Fokker, die het nog niet als zoo heel zeker beschouwde dat de poort aan de gemeente toebe hoort-, zeide hij dat het Muntplein vóór eenige jaren is afgestaan aan de gemeente, die alzoo met het onder houd belast is. Bij art. 1 b onderhoud haven- en kanaalwerken /2G00, stelde cle heer Dronkers als amendement voor, om dien post met 500 te verminderen, zijnde het voorgestelde bedrag voor mogelijke herstellingen aau de leidijken van het afgesneden deel der haven. Uit de toelichting van dit amendement bleek, dat een door den voorsteller en den heer Je ras gehouden inspectie heeft doen zieu dat de havendijken in den meest voldoenden toestand ver- keeien, zoodat herstelling vermoedelijk onnoodig zal zijn. Daarom wil de heer Dronkers deu post weglaten. Mochten onvoorziene uitgaven voor herstelling gevor derd wordendan zouden de kosten daarvan bestre den kunnen worden uit huoidstuk IX, waarop een post voor onvoorziene rampen aanwezig is. De voorzitter bestreed het amendement, op grond dat het onvoor zichtig zou zijn niets te ramen. Vroeger was men steeds de meening toegedaan geweest dat de afgesneden lei- dijken door bekramming zouden moeten verdedigd worden, doch dit is tot dusver roet goed gevolg nage laten waarom ook de som van 2C00 tot 500 is ver minderd. Zoolang de opslibbing der haven niet tot een hooger peil dan thans is gekomen behoort iets voor mogelijke schade uitgetrokken te worden. Het amen dement werd met 9 tegen 7 stemmen verworpen. Vóór stemden de heeren Damme, Jeras, Dronkers, van Eekelen, Snijders, van Berlekom en Nagtglas. De heer Snijders releveerde bij dit artikel, dat bij de bespreking in de commissie van fabricage dooi den heer Dronkers is gevraagd: waar de steenen van den kop der havendammen gebleven zijn? en daarop door den voorzitter is geantwoord, dat die vermoedelijk zijn weggespoeld. Naar aanleiding daarvan heeft de heer Snijders een onderzoek ingesteld, waarbij hem ge bleken is dat over eene breedte van omstreeks 25 M* de steenen verdwenen zijn, die onmogelijk kunnen zijn weg gespoeld. Hij verzoekt dat daaromtrent een onderzoek worde ingesteld. De voorzitter zegt een spoedig on derzoek toe, onder bijvoeging dat die zaak, zoo daartoe termen zijn, ten strengste zal behandeld worden. Art. 1 c: Onderhoud bruggen 1220, waaronder be grepen is 100 voor het gedeeltelijk schilderen van de voetbrug over het stationsterrein. De heer Dronkers stelde als amendement voor, het artikel met laatstge noemd bedrag van 100 te verminderen, omdat zijns in ziens de noodzakelijkheid voor het verven nog niet be staat en het raadzaam is zuinig te zijn, daar tegenover de vele uitgaven van denlaatsten tijd nog slechts zeer geringe baten staan. De voorzitter bestreed bet amen dement en betoogde dat de voorgestelde uitgaaf wel de gelijk noodzakelijk is, te meer daar het verven toch eerst over een jaar geschieden zal. De heer van Visvliet was het eens met den voorzitter, de heer Jeras daaren tegen met den heer Dronkers. De slotsom was, dat het amendement met 10 tegen 6 stemmen verworpen werd. Vóór stemden de heeren Damme, Jeras, Dronkers, van Eekelen, Snijders en Nagtglas. Art. ld: onderhoud riolen, slooten, putten, waterlei dingen enz., 2900. Hieronder is begrepen ƒ100 voor het verven der hekwerken langs het nieuwe havenka naal achter de werf De volharding, bij den Schroeweg en langs den Segeerssingel. De heer Dronkers stelde als amendement voor, om het artikel met genoemde ƒ100 te verminderen, om dezelfde reden waarom hij het araen dement ten aanzien van het verven der voetbrug heeft voorgesteld, onder bijvoeging dat hij het zelfs beter acht die hekwerken niet dan wel te verven. De voorzitter handhaafde echter het voorstel van burgemeester en wet houders, waarbij de heer Mathon zich aansloot, onder op merking dat hij wel vertrouwen stelt in de leden der com missie van fabricage, maar evenzeer ook in burgemeester en wethouders, die toch ook deskundigen raadplegen. De heer Jeras was het daarentegen geheel eens met den heer Dronkers, dat uitstel iu het^belang der gemeente is; in het vorige jaar is het hekwerk geverfd, maar hoe meer men verft, hoe erger de toestand worden zal. Men moet eerst het hout laten uitwerken en dan de patient ouder handen nemen en genezen. De uitslag der stemming over dit amendement is, dat de stemmen sta ken. Vóór stemden de heeren Damme, Jeras, Dronkers, van Eekelen Snijders, Fokker, van Berlekom en Nagt glas. Tegen stemden de heeren Luteijn, Lambrechtsen, Mathon, van Visvliet, de Wind, de Jonge, Snouck Hurgronje en de voorzitter. Naar aanleiding hiervan wordt op voorstel van burge meester en wethouders besloten, het artikel met ƒ100 te verminderen en die som over te brengen naar het hoofdstuk voor onvoorziene uitgaven. De heer van Berlekom vroeg eene inlichting betref fende de rioleering der huizen op den Korendijk, name lijk of dit jaar aan de billijke klachten der bewoners zal tegemoet gekomen worden De voorzitter antwoordde dat hij zich vleide dat met den vasten en hoogen water stand de grond dier klachten grooteudeels vervallen zal zijn. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal in het bezwaar behooren vooizien tc worden door het maken van een riool enz. Daar de kosten van zoodanige voorziening evenwel wellicht een halve ton gouds zullen bedragen, is het raadzaam daartoe alleen in de uiterste noodzake lijkheid over te gaan. De voorname reden van den stank waarover wordt geklaagd wordt echter veroorzaakt door de klagers zei ven, die alle rottende zelfstandigheden in het water werpen. De heer van Berlekou repliceerde, dat bij uit een sanitair oogpunt het leggen van een riool niet noodzakelijk zou achten. Alleen een gedeelte dei- bewoners, in de uiterste huizen bij de poort, hebben veel last van den stank door de stoffen die wegens het lage water op het slijk blijven liggen. De voorzitter belooft, dat burgemeester en wethouders op bet bezwaar zullen letten. Gelijke belofte doet de voorzitter aan den heer Nagt glas, die de wenschelijkheid te kennen gaf dat sommige urinoirs omschut worden, onder anderen die bij de Noord buiten brug. Bij art. 1/.- onderhoud fonteinen, wandelplaatsen, be plantingen enz. 2521, vestigde de heer van Eekelen, naar aanleiding van een brief der gezondheidscommissie, de aandacht op de pompen die ondrinkbaar water leveren en vroeg hij den voorzitter welke plannen daaromtrent bestaan. De voorzitter antwoordde, dat op zoodanige pompen m^t duidelijke letters de woorden „ongeschikt voor drinkwater" geplaatst worden. Bij herhaald onder zoek is ook gebleken dat het ongeschikte water van som mige pompen later weder geschikt was geworden. Zij die in de buurt wonen van pompen welker water onge schikt is moeten zich getroosten een eind verder te loo- pen. De elders geslaagde proeven met Nortonpompen hebben hier geen goede uitkomsten opgeleverd. De heer van Berlekom prees cle zorg voor aanvoer vau goed drinkwater in het vervolg als van groot gewicht voor

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 5