opheldering te geven. De graaf van Chambord ver schijnt dan eindelijk „in al zijne majesteit en met zijn ongeschonden beginsel voor de oogen der nationale vergadering"zegt b. v. I' Union. „Er kan geen sprake wezen van concession"en „den dag waarop hij koning van Frankrijk zal zijn, zal hij evenmin opoffe ringen te doen als te eischen hebben, want iets dat hooger staat dan het bon plaisir van den koning en de eischen der nationale vertegenwoordiging zal de wet der partijen zijnhet is het monarchale recht, hetwelk de overeenstemming is tusschen koning en land, den ko ning die regeert en bestuurten het land dat vrijelijk zijne wenschen uit." De koning zal derhalve regeeren en besturen en volgens het koninklijk recht, dat „hoo ger staat dan de eischen der nationale vertegenwoor diging" zal de natie hare wenschen kunnen uitspreken, maar van rechten is zelfs geen sprake! Waar zijn dan de concessiën welke de constitutioneele monarchalen verkregen hebben Met de quaestie der vlag is het niet beter gesteld. L'Univevs haast zich daaromtrent allen twijfel onmoge lijk te maken. „De graaf van Chambord schrijft Veuillot zou in hoofdzaak tot de afgevaardigden gezegd hebben, dat het niet-aangaat om zich vójr zijne troonsbestijging met de vlag bezig te houden, maar dat hij zich voorbehoudt om later ten zijnen tijde deze quaestie op le lossen ten genoege van het land, van de nationale vergadering en van zich-zelven." Die waarborg voor het behoud der driekleur is derhalve ook niets meer dan een „wen'sch", welke „het land vrijelijk kan uiten"! Dit zijn dus de grondslagen, waarop de monarchalen Frankrijk aan den koning overleveren en waarvoor zij hopen eene meerderheid te vinden. In Frankrijk is wel veel mogelijk, maar hieraan kunnen wij toch nog niet gelooven. Iu die meening worden wij versterkt door den stelligen toon, waarop le Temps deze even tualiteit verwerpt. „Er ligt in de wijze van handelen van de leiders der fusie zegt dit blad eene min achting, wij zullen niet alleen zeggen van het land, maar ook van de nationale vergadering, welke zij ge vaar loopen zeer duur te betalen. Het is onze stellige overtuiging, en wij kunnen het zonder grootspraak zeggen, dat zij de meerderheid in de kamer niet heb ben en nooit zullen verkrijgen. Vóor drie weken konden zij het misschien nog, heden kunnen zij het niet meer. De verklaringen zijn afgelegd, de positiën zijn ingeno men de weifelaars hebben partij geuomen, de angstigen hebben moed gevat, de twijfelaars zijn onder den invloed van de uitdrukkelijke meening der provincie, en op dit oogenblik kan de monarchie zelfs niet meer rekenen op die meerderheid van éene stem, waardoor men zich sterk maakte neg eenmaal Frankrijk's ontwikkeling te stuiten eu zijn toekomst te vernietigen." Of de monarchale meerderheid Donderdag a. in de permanente commissie de bijeenroeping der kamer tegen heden over 8 dagen zal voorstellen, hieromtrent zal in overleg met de regeering een besluit genomen worden. De samenzweerders hebben haast om van hun twijfel achtig voordeel, de tijdelijke eenstemmigheid der mo narchale fractiën, gebruik temaken, uit vrees dat zij dit weder onherroepelijk verliezen. Mac-Mahon zelf zeide Zaterdag dat de partijen der nationale vergadering hem bijzonder driftig voorkwamen en weinig geneigd schenen om de nieuwe verkiezingen af te wachtenalvorens de constitutioneele quaestie tot oplossing te brengen. Het linker-centrum had namelijk zijn voorzitter en 5 zijner leden naar den president afgevaardigd, om hem op de noodzakelijkheid en billijkheid te wijzen dat de natie althans volledig vertegenwoordigd was, wanneer zulke groote qnaestiën wellicht met slechts enkele stemmen meerderheid beslist zouden worden. Twaalf departe menten, die te zamen ruim 2 milliocn kiezers tellen, zijn op het oogenblik niet volledig vertegenwoordigd. Mac-Mahon verzweeg, geheel in overeenstemming met de beginselen eener parlementaire regeeringzijne eigene meenirg, maar beloofde dat bij en de ministerraad de quaestie van alle Zyden bekijken en heden eene beslis sing nemen zouden. Volgens de termen der wet kunnen die verkiezingen echter niet plaats hebben vóór Zondag 16 November, zoodat ook wanneer de regeering besluit ze onmiddellijk uit te schrijven, aan het rechtmatig verlangen der «anti-monarchalen wel voldaan, maar hun doel nog niet bereikt zou zijn. Het ligt toch voor de hand dat de monarchalen, nu zij eenmaal zoover zijn, met het doorzetten hunner plannen niet wachten zullen tot de rijen hunner tegenstanders juist zooveel versterkt zijn om al hunne schoone verwachtingen te vernietigen. Ten aanzien van het overige Europa kunnen wij heden kort zijn. Uit Londen meldt een telegram dat John Brightdie zich tengevolge van zijn weder optreden als lid van bet kabinet te Birmingham aan eene her kiezing moest onderwerpen „met algemeene stemmen" herkozen is. Al stelden de lories geen candidaat tegen over hem en al twijfelde niemand in Engeland aan zijne herkiezingdie „algemeene stemmen" zijn toch wel wat apocrief. In elk geval kan men er van verzekerd zijn dat de kiezers te zijnen gunste een schitterend votum van vertrouwen uitbrachten. Woensdag a. zal hij te Birmingham optreden om zijne kiezers voor hun her nieuwd mandaat dank te zeggen en, naar men ver wacht, het regeeringsprogramma van het hervormde kabinet-Gladstone uiteen te zetten. Uit Pillnitz komen weder onrustbarende berichten omtrent den gezondheidstoestand van den grijzen koning Johann van Saksen. Ofschoon de ziekteverschijnselen dezelfde blijven wordt de lijder voortdurend zwakker. De kroonprins is gisterennog nauwelijks zelf hersteld van zijne kwetsuren tengevolge van het omvallen met zijn rijtuig, in allerijl naar Pillnitz vertrokken. Groote wapenfeiten hebben op het Spaansche schier eiland niet plaats gehad; slechts behelzen de verschil lende dagbladen tegenstrijdige berichten omtrent scher mutselingen tusschen de regeeringstroepen en Carlisten. Van grooter belang dan eene overwinning zijn echter voor de Spaansche regeering de ondubbelzinnige blijken vaa tweedracht, naijver en oneenigheid zoowel onder de zwarte als de roode opstandelingen. Uit Girone wordt gemeld, dat de troepen van Saballs den 17e" dezer bij Rid aura de bende onder Auguet ontmoetten, dat deze laatste weigerde zich met Saballs te veree- eenigen en dat zij onder de kreten „leve Saballs!" en „den dood aan Saballs!" onderling handgemeen werden, waaraan na talrijke verwondingen eerst een einde kwam toen Auguet met zijne zwakkere bende vrijwillig aftrok. Een Engelsch stoomjacht bracht te Alicante het bericht dat het gepantserd fregat Numancia de gepantserde stoombarkas Fernando Cato- lico, ofschoon beiden tot de insurgentenschepen behoo- ren, op zee in den grond geschoten heeft. Wel schrijven eenigen deze gebeurtenis toe aan de onhandigheid van de bemanning en officierenmaar vrij algemeen beweert men echter, dat de Fernando Catolico, die zich iets verwijderd had, niet onmiddellijk aan het signaal om bij te draaien gevolg gaf en daarop door twee schoten aan zijn plicht herinnerd werd. De onhandigheid der artilleristen was zeer waarschijnlijk de oorzaak, dat die vermaning wat al te kras was. De Deensche tweede kamer, Folkething genaamd, heeft Vrijdag met 5.8 tegen 45 stemmen geweigerd tot de tweede lezing van het budget over te gaan. Zater dag morgen heeft daarop de ministerpresident, baron Holstein von Holsteinborg, voorlezing gedaan vaa een koninklijk besluit, waarbij de volksvertegenwoordiging ontbonden en de nieuwe verkiezingen op den 14en No vember worden vastgesteld. Onder de kreten: leve de koning! leve de constitutie" gingen de afgevaardigden uiteen. Proces-Bazaine. In de laatste dagen der vorige week is in de debat ten voor den krijgsraad te Trianon een groote veran dering gekomen. Vrijdag en Zaterdag was de alge meene indruk dat Bazaine's zaak onherroepelijk verlo ren is. De hertog van Aumale. wiens streven naar onpartijdigheid in de eerste dagen juist de tegenover gestelde uitwerking op het publiek had, heeft in de laatste dagen een geheel andere houding aangenomen In den aanvang scheen bij onverschillig en zelfs hoorde men stemmen die beweerden dat de president het den beschuldigde zoo gemakkelijk mogelijk wenschte te maken. Zijne vragen waren onsamenhangend en zelden bracht hij die zoo met elkaar in verband, dat het verzuim van den maarschalk den rechters duidelijk in bet oog moest springen. Van begunstiging van den maarschalk kan geen sprake meer zijn. Aumale is veel strenger en nauwkeuriger geworden in het stelleu zijner vragen, en telkens stelt hij de zwakheid van Bazaine's verde diging, het onjuiste en onwettige zijner handelingen in het helderste licht, terwijl hij slechts de conclusie aan het oordeel der rechters overlaat. Hij behandelt den maarschalk met de uiterste beleefdheid, eene beleefd heid echter die alle warmte mist en niet slechts het publiek, maar ook den beschuldigde imponeert. Deze althans was in de laatste zittingen weifelender en minder vast in zijne antwoorden, zijn stem klonk doffer en gejaagder, zijn uiterlijk verried inwendige ontroering. De veranderde houding van den president is echter zeer verklaarbaar. Gold het in de eerste zittingen de geschiedenis der feiten tot 1 September, m. a. w. het tijdperk waarin Bazaine zijn leger nog tegen den vijand gebruikte, thans gold het den tijd zijner werkeloosheidtoen hij zich op politiek gebied waagde ten koste van zijn plicht als opperbevelhebber. De president ziet in dit laa-tste natuurlijk het hoofd moment der beschuldiging, terwijl de feiten tot 1 Sep tember meer uit een taktisch oogpunt beschouwd en beoordeeld behooren te worden. Wanneer men het verslag der zittingen van Vrijdag en Zaterdag leest dan ontvangt men den indruk, dat Aumale er uitstekend in slaagde om Bazaine's misdadig gedrag gedurende de maanden September en October in het helderste licht te plaatsen. De verdediging van Bazaine is zwak en verward. Een voorbeeld uit velen. Uit de stukken blijkt dat hij slechts twee depêches aan de regeering der nationale verdedi ging verzond, dus slechts twee pogingen aanwendde om met baar in verbinding te komen. Bazaine beweert daartegenover dat hij meer depêches verzond, maar die allen onbeantwoord bleven. Ware dit niet het geval geweest, dan bad hij onmiddellijk aan de regeering zijn ontslag als bevelhebber van het Rijnleger ingediend. Van dit voornemen is nooit iets gebleken, noch uit zijn werk I'Armée du Rhin, noch uit zijn voorloopig ver hoor, noch uit de instructie, noch uit de stukken. Doch wanneer dit voornemen inderdaad bestaan had, hoe kan hij dan zeggen dat hij tegenover de revolutionaire regeering geene plichten te vervullen haddat hij die niet erkende en slechts door zijn eed aan den keizer gebonden was. Dan had hij den keizer en niet aan de regeering der nationale verdediging zijn ontslag moeten vragen! Niettegenstaande hij het optreden der nieuwe regeering officieel aan zijn leger mededeelde, beweert hij thans dat die in zijne oogen niet bestond, dat naar zijne meening het land sedert 4 September zonder eenige regeering was en dat derhalve de gewone regels, welke door de militaire wetgeving aan een chef van een leger voorgeschreven zijn, voor hem niet meer kon den gelden. Hierop gaf de hertog van Aumale het antwoord, dat een zichtbare ontroering onder de toe hoorders teweeg bracht: „La France existait ioujours In den loop van het verhoor zeide de maarschalk dat men zich aanhoudend Duitsche dagbladen aan de voorpos ten verschafte, waarop de president onmiddellijk deed volgen: „Dus hadt gij meer berichten dan wij dachten omtrent de pogingen, die tot de verdediging van het land werden aangewend?" Bazaine wist hierop slechts te antwoorden, dat de Duitsche dagbladen daaromtrent niets behelsden! Bazaine protesteerde ten sterkste tegen de onderstel ling, dat hij eene militaire conventie zou hebben aan gegaan, waarvan het gevolg zou geweest zijn, dat de Duitschers de vrije beschikking gekregen zouden hebben over de 200,000 man welke voor de insluiting van Metz noodig waren. Wanneer hij het woord capitulatie den 19'n September gebezigd heeft, dan was dit eene onwillekeurige vergissing. De president eerbiedigde deze beide beweringen, maar wees er met nadruk op, dat men van het oogenblik dat men in onderhandeling treedt met een zegevierend vijandreeds verzekerd kan wezen dat men verder gebracht zal worden dan men wenschte. Bazaine antwoordde dat zijn plan geen ander was dan een algemeene wapenstilstand tusschen Frankrijk en Duitschland. Met bijzondere finesse werd dit gedeelte door den president behandeld; nooit sprak hij den beschuldigde tegen, maar niettemin toonde hij door zijne vragen en de wijze van samenvoeging zijner vragen duidelijk aan, dat Bazaine door hetaaDknoopen der onderhandelingen óf een onvergeeflijke onbedacht zaamheid óf een schandelijke misdaad beging. Bij den president zeiven stond blijkbaar het laatste vast. Iets later vroeg de president waarom in den krijgs raad van 10 October, die het uitgangspunt der finale ont knooping was, met geen woord melding gemaakt was van de briefwisseling met prins Friedrich Carl, dezen- diDg van Rógnier, het vertrek van generaal Bourbaki. en vooral van het mislukken van al deze pogingen om zich en zijn leger uit den treurigen toestand te redden. Bazaine antwoordde dat hij llégnier Diet als een ernstig persoon beschouwd heeft, en dat het mislukken der stap pen door dezen gedaan derhalve nog geenszins bewees dat latere pogingen geen resultaat zouden opleveren. De president deed daarop uitkomen dat zijne confiden- tiën aan Régnier wel van dien aard waren, om te ge looven dat de maarschalk eenig gewicht aan dien per soon hechtte. Een belangrijk deel van het verhoor betrof de quaestie, door Aumale opgeworpen, dat de eed van trouw aan den keizer hem niet verhinderde zijn eed van gehoor zaamheid aan de wetten gestand te blijven. Sedert 1848 komen in den militairen eed de woorden voor:, '„ik zweer gehoorzaamheid aan de constitutie", d. i. dus aan alle wetten van den staat. De Fransche wetten nu kennen slechts eene capitulatie eener vesting, niet van een legerzij kennen geene onderhandelingen als waar van hier sprake is, enz. De maarschalk herhaalde ter zijner verontschuldiging slechts zijn antwoord, dat naar zijn oordeel zijne positie buitengewoon was, de wette lijke reglementen voor hem sedert 4 September niet meer bestonden en hij slechts zijn eigen geweten te raadplegen had. Aan het eind der zitting van Zaterdag kwam de quaestie der vernieling van het materieel en het ver branden der vaandels ter sprake. Toen de onderhan delingen waren aangeknoopt, verbood zijne Ioyauteit de vernieling der wallen en de vernietiging van het mate rieel dat de vaandels niet verbrand werden is volgens Bazaine de schuld der korpskommandanten. Aumale «antwoordde hierop op scherpen toon„Ongelukkig dan dat uw geschreven order van 27 October niet voorschrijft de vaandels te verbranden, maar ze in de omhulsels naar bet arsenaal te brengen."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 3