MIDDELBÜRGSCHE
Woensdag
COURANT.
1 October.
1° 233.
1873.
jöit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2ea Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m», franco is f 3.50,
Middelburg 30 September.
DE INDISCHE BEGROOTING VOOR 1874,
I.
Bij de zwakheid van gestel die de liberale partij in
de tweede kamer verraadt, hebben wij aanblijven
van het ministerie niet de meest gelukkige oplossing
der ministerieele crisis geacht. Gelijk een overwerkt
of door andere redenen verzwakt brein door eene poos
lang rust te houden tot zijn normalen toestand terug
kan keeren, maar by voortzetten van het oude régime
daarentegen meer en meer achteruitgaat, zoo komt het
ons voor dat alleen in een tijdelijk ru3t neinen de
waarborg kan gevonden worden voor het behoud van
het werkdadig vermogen der liberale partij. De om
standigheden hebben echter niet toegelaten dat het beste
geneesmiddel te bekwamer tijde werd toegediend, en
wij kunnen niet anders dan berusten. Gelukkig ^zijner
echter ook verschijnselen die ons met het aanblijven
van het ministerie tot zekere hoogte verzoenen. Ligt
er al geene groote werkzaamheid en geen scherpe strijd
op het veld der algemeene politiek voor de hand, door
den eigenaardigen politieken toestand in de tweede kamer
zal men allicht gedwongen worden zich voor het tegen
woordige zittingjaar te bepalen tot onderwerpen die,
om zoo te zeggen, ietwat lager bij den grond zijn, die
verre liggen althans beneden hartstochten en eerzuchtige
aspiratiëD, maar inniger dan de haute politique samenhangen
met de wenschen en behoeften der natie. Langs een omweg
zou aldus de liberale kamerpartij haar oud prestige terug
kunnen bekomen, wanneer zij, door eigen schuld tot
politieke werkeloosheid gedoemd, zich met alle krachten
toelegde op de materieele ontwikkeling van land en volk
Een dier gunstige verschijnselen vinden wij in de
voor ons liggende Indische begrooting voor 3874, de
eerste Indische begrooting wij moeten het erken
nen welke de sporen draagt van door een voortva
rend en niet in angst en vreeze voorwaarts sukkelend
minister te zijn opgemaakt. Daarbij worden knoopen
doorgehakt, waarover men jaren lang heeft gesproken
en geschrevendie menschoon erkennende dat zij be
lemmerend waren in hooge mate, nauwelijks met den
vingertop heett durven aanraken; daarbij worden voor
drachten gedaan tot voorziening in lang gevoelde be
hoeften en tot herstel van lang bestaande onbillijkheden.
Men ziet, in éen woord, dat de Indische begrooting voor
1874 gebaseerd is op een regeeringsbeginselen niet
op den ouden stelregel van de compagnie: halen zoo
veel, brengen of laten zoo weinig mogelijk.
De eindcijfers der begrooting zijn: aan middelen en
inkomsten 123J millioen, aan uitgaven bijoa 113millioen,
batig slot derhalve ruim 10^- millioen 10.560.250.) als
bijdrage aan de rijks schatkist, van alle buitengewone
elementen ontdaan want ook in de Indische finan-
ciekunst speelt het onderscheid tusschen gewone en bui
tengewone uitgaven maar eeue al te groote rol om
tot een punt van vergelijking met andere dienstjaren te
komen, verminderen die cijfers: aan middelen en in
komsten tot 121, aan uitgaven tot 108 millioen, of aan
middelen en inkomsten ruim 5 en aan uitgaven omstreeks
3i millioen meer dan bij de begrooting voor 1873 was
geraamd en toegestaan. Van die 3i millioen welke
blijvend, en met eene klimmende reeks de Indische
begrooting zullen blijven drukken, is éen millioen be
stemd tot verhooging van het plantloon voor de koffie
(van 13 tot 14), ƒ700,000 tot verhooging der trak
tementen vcor de officieren onderofficieren en manschap
pen, alsmede voor de kosten van eeuen op te richten
generalen staf; C 00,000 tot uitbreiding van het inzon
derheid met de politie belast personeel van het inlandsch
bestuur; ƒ125,000 als eerste stap tot oprichting van een
uitgebreid korps van den waterstaat, belast met de re
geling van al wat irrigatie, waterafvoer en waterstaats
werken in Nederlandsch-Indië raakt; ƒ60,000 iB bestemd
tot uitbreiding van den burgerlijken geneeskundigen
dienst, terwijl een memoriepost met eene daarneven in
de memorie van toelichting gestelde toezegging eene
aanstaande aanzienlijke verhooging van kosten, ten
gevolge van eene behoorlijke inrichting van het gevan
geniswezen en het strafstelsel aankondigen. Neemt men
deze aankondiging in het oog, en let men er op dat
de voor den waterstaat door den minister aangevraagde
125,000, zoodra het uoodig geachte kader vervuld
zal zijn, lot 400,000 's jaars zal klimmen, zoo zal
men wel willen toestemmen dat de door de regeering
noodig geachte stappen in stede van niet meer dan
3£ millioen van het excedent der inkomsten boven die
van 1873 in beslag te nemen, inderdaad weldra dat
geheele excedent zullen inslokken. Men houde dit in
het oog; later komen wij daarop terug.
Voor het oogenblik bepalen wij ons tot de gedane
voorstellen zelve, en brengen in de eerste plaats den
heer van de Putte onze hulde dat hij, in stede van
zich door de politieke omstandigheden in Indië en hier
te lande verlatnd en machteloos te achtenden moed
niet heeft laten zakken, maar aan belangrijke quaestiën
eene, naar onze meening goede oplossing heeft trach
ten te geven. Bij het bestuur eener kolonie moet
eene regeering voornamelijk op twee zaken de
aandacht houden, welke in een land dat zich zelf
regeert ook zonder eene nauwlettende zorg der regeering
wel tot haren eisch zullen komen: eene nauwgezette
erkenning van de rechten der bevolking en de zorg
voor een uitstekend kader van burgerlijke en militaire
ambtenaren. Aan deze beide elementen is het prestige
eener koloniale mogendhoid ten nauwste verbonden, en
waar die mogendheid klein is en over beperkte geld
middelen te beschikken hfteft om tegenover het moreel
overwicht in de schaal te leggen gelijk bij Nederland
het geval is brengt het verzuimen dier beide zaken
het koloniaal bezit al spoedig in gevaar. Nu zijü,
dunkt ons, in spijt van alle liberale theoriën en voor
nemens tot nogtoe niet zeer flinke stappen in de aange
wezen richting gedaan. Men heeft, ten volle overtuigd
van de verderfelijkheid van het kuituurstelsel en van
het oude régimehet zwaartepunt der kuitaren tot eene
zekere hoogte verlegd bij de particuliere industrie (bij
de suikerkuituur), men beeft wel veranderd de verhou
dingen van den arbeid tot den staat, maar niet de voor
waarden van den arbeid zeiven. Het was n:et zoozeer
ons een ergernis van bet oud koloniaal stelsel dat de ir.T
lander gedwongen werd tot landbouw-arbeid voor een
luttelen prijs door het gouvernement,dan wel dat
de inlander in het geheel tot den arbeid voor een luttelen
prijs gedwongen werd. De billijkheid, het recht der
bevolking eischt daarom in de eerste plaats verhooging
van hare ai beidsloonenom die reden verdient elke
verhooging van het plantloon aangemerkt te worden
als een stap op den goeden weg. Wij prijzen derhalve
den minister van koloniën, al meenen wij dat hij zonder
gevaar, zonder de palen van het rechtsbewustzijn te
buiten te gaan, de verhooging gerust iets booger had
kannen stellen dan éen dertiende gedeelte van het
tegenwoordig uitbetaald bedrag. Stel u hier te lande
eene verhooging voor van een dagloon van 1.30 met tien
centen niet als een onverplichte gulheid, maar als
verhooging van een werkelijk veel te laag loon!
Hetzelfde kan worden gezegd van het voorstel tot
verhooging der traktementen en gagementen bij het
Indische leger. In beginsel een uitstekend voorstel, dat
tot verbetering van het gehalte van het leger, dus tot
bevestiging van ons gezag leiden moet. Maar ook hier
kan de vraag worden gedaan, of de voorgestelde stap
niet wat al te bescheiden is, eu of de verhooging der
traktementen van de officieren van lageren rang met
drie rijksdaalders 's maands wel groote verwachtingen
mag opwekken. Ook bij het andere vermelde voorstel
op militair gebied, de oprichting van een generalen
staf, ontmoeten wij dezelfde bedenking. Tegen de op
richting van een generalen staf, waartoe trouwens bij
de Atsji-kredietenwet in beginsel reeds besloten is, kan
hoegenaamd geen bezwaar bestaan, maar men mag zich
verbazen dat men, met een zoo uitgebreid en weinig
bekend terrein als Nederlandsch-Indië vormt, en waarop
elk oogenblik hier of daar eene militaire expeditie kan
noodig zijn, het hoofdbureau van den staf, den eigen
lijken actieven stat in oorlogstijd, de spil waarop alles
draaien moet, voldoende bezet acht door drie officie
ren? Wat de verhoogingen voor het militair departe
ment betreft zijn wij dus dankbaar maar onvoldaan,
dankbaar omdat het beginsel daarbij wordt uitgemaakt,
onvoldaan omdat daarbij niet ver genoeg gegaan wordt
en het allicht den schijn kan hebben alsof men, door
karigheid bedrogen, bevreesd is geweest meer dan de
uitmaking van het beginsel voor te stellen. Wij hebben
echter reeds te veel van het permanente van voorloo-
pige en gebrekkige instellingen gezien, om niet een meer
veerkrachtigen pas aan te raden en regeering en verte
genwoordiging in overweging te geven, hetzij door latere
wijziging in het wetsontwerp, hetzij bij wijze van amen
dement de verbetering van de positie der officieren en
minderen van het Indische leger en de inrichting van
den generalen staf te schoeien op eene ruimere leest
dan de minister van koloniën tot hiertoe gebezigd heeft.
Zeer veel lof verdient de regeering om bare plannen
ten aanzien van den waterstaat. Het verdeelen van Java
in eene soort waterschappen, overeenkomstig het stroom
gebied der belangrijkste rivieren, is eene zaak van het uiter
ste gewicht om de groote belangen die daarbij betrokken
zijn. Landbouw, handelsverkeer, ontwikkeling op elk
gebied kunnen niet anders dan aanzienlijk winnen door
een regelmatig deskundig bestuur en toezicht, door eene
krachtige bevordering der werken tot irrigatie van akkers,
tot bestrijding van overstroomingen door regularisatie der
rivieren en tot het bevaarbaar maken en het in bevaar
baren staat onderhouden der rivieren. Zonder zeer veel
waarde te hechten aan het in de memorie van toelich
ting aangevoerde argument dat het aan gebrek aan
personeel van toezicht te wijten is dat met eenmaal
vastgestelde waterstaatswerken zoo weinig voortgang in
Indië wordt gemaaktmaken wij veel rekening op het
bekende zwak der waterbouwkundigen om hunnen naam
aan groote ondernemingen te verbinden; heeft het per
soneel van den waterstaat in Iudië eenmaal eene groote
uitbreiding erlaogd, dan zal er eene heilige naijver tus
schen al die ingenieurs ontbranden en land en volk
zullen er wel bij varen.
De laatste groote verbeteringwaartoe bij de begrooting
reeds bepaalde voorstellen worden gedaan, is de uitbrei
ding van het personeel bij het binnenlandsch bestuurmet
andere woorden, de vermenigvuldiging der inlandsche
politie-ambtenaren. De publieke veiligheid laat in de
laatste jaren in Indië meer te wenschen over dan met
den toestand van een ordelyk land bestaanbaar wordt
geacht; versterking der politie mag dus een door de
omstandigheden geëischte maatregel heeten, waaraan
gewis de staten-generaal hunne ondersteuning en mede
werking niet zuilen onthouden.
Zal op die ondersteuning en medewerking te rekenen
zijn voor de bovenomschreven verstandige en billijke
maatregelen welke de regeering bij de Indische be
grooting voordraagt? Eene vraag die mo.ilijk te
beantwoorden is wanneer men met eene vergadering te
doen heeft als onze tweede kamerwelke aanhoudende
teleurstellingen bereidt aan den cijferaar, die berekenen
wil op hoeveel stemmen de ware vooruitgang in haar
midden rekenen kan. Heeft het wetsontwerp tot af
schaffing der plaatsvervanging niet geleerd dat er zelfs
onder hen die zich niet zonder eenig misbaar op den
voorgrond dringenom in het eerste gelid der liberale
partij plaats te nemen, zelfs onder hen gevonden wor
den die den moed missen eenen waarachtig liberalen
maatregel tot stand te brengen? Welk lot de „voor
stellen van wijde strekking" op het Binnenhof zullen
ontmoeten is dus nog niet te voorspellenmaar hoe dit
lot ook zijde regeering verdient toch te worden ge
prezen dat zij door de tegenwoordige treurige politieke
omstandigheden van Nederland apathie en malaise in
bet moederland, oorlog in Indië niet afgeschrikt is
geworden om krachtige maatregelen tot ontwikkeling
des lands voor te bereiden en de vlag van vooruitgang
met krachtige hand omhoog te houden.