öuitenlcmix heeft de hoogleeraar Sehulte het aantal gemeenten opge geven, die in Duitschland reeds bestaanin Pruisen zijn 22 gemeenten met 14,000 zielenin Beieren 33 gemeen ten met 13,000 zielenin Baden 27 gemeenten met 9000 zielen; het geheele aantal oud-katholieken in Duitschland bedraagt ruim 50,000 zielen. Den 20cn Augustus ontdekte de machinist van een trein van den Missouri-Pacific spoorweg dat er voorwerpen op de rails waren gelegd. Hij liet den trein stilstaan; de struikelblokken werden op zijde geworpenen de locomotief vervolgde haar weg, toen de conducteur be merkte, dat gedurende het oponthoud een tiental per sonen van verdacht voorkomen in een der waggons had plaats genomen. Op zijn vraag naar hun kaar tjes lieten ze elk twee revolvers zien. De conducteur begreep dat hij tegen de tien kerels niets vermocht; bij begaf zich naar de volgende waggons en deelde aan de reizigers mede, wat het geval was; terstond wa ren vijftien gewapende personen gereed om met den conducteur tot de boeven terug te keeren. Aan het station Holden werd den indringers gelast uit te stijgen; de reizigers volgden hen met de revolvers in de hand ongeboden hen zich te verwijderen, omdat zij begrepen dat de kerels anders zich wreken zouden door op den trein te schieten. "Vloekend verwijderden zij zich lang zaam toen een van hen zich omkeerde om zich te ver zetten, stortte hij op 't zelfde oogenblik dood neder de reiziger die hem in het oog hield, had hem geveld. De anderen wilde hun makker wrekenmaar er volgde een hagelbui van kogels, en een tweed9 viel gewond neder. Toen maakten de anderen zich uit de voeten, en de trein zette ongestoord de reis voort. Een telegram uit New-York meldt dateergisteren middag in het westelijk gedeelte der stad Chicago een brand is uitgebarsten. De vlammen verspreidden zich over een mijl uitgestrektheid. Het vuur is men meester geworden. Er werden 64 huizen verwoest. THERMOMETERSTAND. 18 Sept. 's av. 11 u. 58 gr. 19 'smorg.7u.56gr.'smidd.lu.62gr.'sav.6u59gr. STATEN"-GENBR A AT. EERSTE KAMER. Zitting van Donderdag 18 September. {1Vader verslag.) Aan de orde was de beraadslaging over het ontwerp- adres van antwoord op de troonrede. De heer de Vries, minister van justitie, deed echter vooraf namens de regeering eene mededeeling, waarvan de hoofdstrekking op het volgende neerkwam. In verband met de ver klaring door de regeering in de avondzitting van 18 Juli afgelegd, hadden de ministers bezwaar gezien den koning machtiging te vragen, om een opvolger van den minister van oorlog voor te dragen. In weerwil van dat bezwaar en bewust van de volle verantwoordelijkheid die door den nog steeds voortdu- renden krijg met Atsji op hen rustte, verzochten zij liever den koning hen van hun taak te ontheffendaar de verwachtingen, die zij bij den aanvang der zitting gekoesterd hadden, niet verwezenlijkt waren. De ko ning wilde echter wel bewilligen in het ontslag van den minister van oorlog, maar Z. M. meende tevens dat 'de bezwaren door de overige ministers ingebracht tegen de voortzetting hunner taak niet van dien aard waren, dat die door bun aftreden zouden worden ter zijde gesteld. Na herhaalde schriftelijke en mondelinge gedacbten- wisseliDg gaf Z. M. echter aan hun verlangen gehoor. De ernstige en herhaalde pogingen door Z. M. aange wend om een nieuwe kabinets-formatie te verkrijgen leidden echter niet tot een bevredigende uitkomst, waarom Z. M. de ministers uituoodigde, hun taak te blijven voortzetten. Na ernstige overweging meenden de ministers die uitnoodiging te moeten volgen en besloten zij pogingen aan te wenden tot vervanging van den minister van oorlog, die inmiddels zijn ontslag had verkregen. De ministers hadden, bij het nemen van dat besluit, in aanmerking genomen de uiteenloopende gevoelens welke op velerlei gebied bestaan, zoo in de vertegen woordiging als daarbuiten. Zij erkenden, dat dit voor de afdoening van belangrijke zaken moeilijkheden in den weg kon leggen en voor elk bewind een beletsel kon zijn, maar zij meenden dat toch voor vele andere zaken genoegzame overeenstemming kon worden verkregen tot verbetering van de wetgeving en tot bevordering van de welvaart. Bij de pogingen, die de ministers zullen aanwenden om daartoe te geraken, hopen zij op de medewerking der kamers. Bij de beraadslagingen, die daarna werden geopend jover het ontwerp-adres van antwoord op de troonrede, wenschte de heer van Goltstein van de regeeriüg te vernemenwat haar plannen waren met betrekking tot de eensus-herziening en de leger-quaestie. Wat het laatste punt betreft was het beginselwaar- wan de regeering was uitgegaan, door de tweede kamer ■verworpen; het ministerie zou dus een van beiden moe ten doen: óf in anderen vorm hetzelfde weer voordragen, óf zich van het weder opwerpen der quaestie onthouden. In de tweede plaats de zaak van den census. Daar omtrent is een wetsontwerp hangende waarin volgens een laatstelijk hier door den minister van binnenland- »tche zaken afgelegde verklaring de beginselen der regeering op dat stuk zijn nedergelegd. Is het 't voornemen der regeering die voordracht te handhaven en te trachten daarover een beslissing uit te lokken? Zijne vraag is aldas: wat zal er met de regeling van de militaire belangen en met de zaak van den census gebeuren De minister van justitie antwoordde daarop, voor zoover de voornemens der regeering betrof, dat het in deu aard der zaak ligt, dat nu de portefeuille van oorlog vacant is en de ministers nog pogingen moeten aan wenden om die portefeuille aan een ander op te dragen, omtrent de voornemens van dien toekomstigen minister moeilijk iets kan gezegd worden. Maar namens den ministeraad kon de minister dit wól verzekerendat bij de te doene keuz9 de ministerraad zeer zeker bet oog zal vestigen op een mandie de kracht aan de bereid vaardigheid paart om dat belangrijke onderwerp tot afdoening te brengen. Wat het census ontwerp betreft, het is bij den minis ter van binnenlandsche zaken opnieuw in behandeling. Het hem door de tweede kamer verzochte nader onder zoek wordt ingesteld en is nog niet geheel afgeloopen en nu kan men toch niet vergen, dat vóór het onder zoek is afgeloopen en vóórdat de resultaten van dat onderzoek bekend zijn, de regeering nu reeds hetzij voor zichzelve tot een beslnit zou zijn gekomen óf wel haar voornemen daaromtrent zou openbaren, De algemeene beraadslagingen over het adres waren hiermede geëindigd. De 1 tot en met 7 werden zonder beraadslaging goedgekeurd. Bij paragraaf 8 echter, weusehte de heer van Golt stein van de regeering te vernemen: of de uitoefening van het stelsel van licentiën, dat thans gevolgd wordt, geschiedt zóo: 1° dat geen andere goederen worden uitgevoerd, dan waarop voorschot is gegeven; 2° dat er bij de moeilijke bewaking der kust geen kans is voor invoer van wapenen en voedingsmiddelen. Juist dau is een blokkade een krachtig dwangmiddel, wanneer de opbrengst van het land voor zijn voeding niet voldoende is. De heer Hartsen stelt op deze paragraaf als amen dement voor om er de volgende alinea aan toe te voegen „Met verlangen zien wij het oogenblik tegemoet, waarop zonder krenking van het staatsbelang, aan de verte genwoordiging vollediger dan tot nu toe de redenen zullen kunnen worden medegedeeld, die tot dien krijg hebben aanleiding gegeven". In de toelichting tot dit amendement zegt de heer Hartsen, dat het volstrekt niet de beteekenis van een votum van. wantrouwen, of veel minder eenige politieke beteekenis beeft; hij meende echter deze gelegenheid niet te mogen laten voorbijgaan om uit deze kamer dezen wensch te doen opgaan. Na ampele discussion, waaraan o. a. de minister van koloniën deelnam om te verklaren dat de regeering haar plicht zou weten te doeD, bijaldien het amende ment werd aangenomen, en tevens om te betoogen, dat de blokkade niet te zwak was, werd het amendement verworpen met 23 tegen 9 stemmen. Vóór stemden de heeren van Goltstein, de Villers, de Vos van Steenwijk, van Rijckevorssel, Rahusen, Hartsen, Hein, Vos de Wael en van Aylva van Pallandt. Tegen stemden de heeren de Raadt, van Swinderen, Stork, Pincoffs, J. van Vollenhoven, van Sassen van Ysselt, Nobel, Michiels, Verschuer, Borsius, Thooft, van de Putte, Cremers, Schot, van Twist, Prins, Huydecoper, van Eysinga, van Rhemen, Hengst, Viruly, Beerenbroek en de voorzitter. 8 wordt daarop goedgekeurd, evenals de §§*9, 10 en 11. Het geheele adres in stemming gebracht, wordt aan genomen met algemeene stemmen. De commissie, belast met het aanbieden van het adres aan Z. M. zal bestaan uit de leden van de commissie van redactie en de heeren Cremers en Thooft. De vergadering is daarna uiteengegaan. TWEEDE KAMER. Zittiog van Donderdag 18 September/ {Nader verslag.) Door den heer Wybenga werd verslag uitgebracht van de ontvangst der commissie belast met de over handiging van de candidaten-lijst voor het praesidium bij Z. M. den koning. De tijdelijke voorzitter, de heer de Bieberstein, deed daarna voorlezen een koninklijk besluit van heden, waarbij de heer m". W. H. Dullert wordt benoemd tot voorzitter der kamer gedurende het zittingsjaar 187374. Hij wensehte deu nieuw beuoemden voorzitter geluk met het vernieuwd bewijs van vertrouwen, dat hij zoo van de kroon als van de kamer heeft mogen ontvangen en verzocht hem plaats te willen nemen. De heer Dullert neemt daarop den presidialen zetel in en aanvaardt het voorzitterschap met de volgende rede: „Mijne heeren, opnieuw is mij op uwe voordracht door 's konings keuze de eervolle taak ten deel gevallen als voorzitter van deze vergadering op te treden. „Bij den dank, dien ik u daarvoor toebreng, voeg ik een dringend beroep op uwe welwillende medewerking, en ik doe dat met vol vertrouwen, want ik erken dankbaar dat dit vroeger door my nooit tevergeefs is gedaan en dat ik talrijke blijken van medewerking en welwillendheid van u ontving. „Den kring der werkzaamheden die ons wachten, nu reeds te overzien is ons niet gegeven, maar zooveel is zeker, dat zij van gewichtigen aard zullen zijn en grooten invloed op de toekomst van het land kunnen hebben. „Het zal mijne taak zijn de beraadslagingen, welke door u zeker met kalmte en bezadigdheid zullen gevoerd worden, met strikte onpartijdigheid te leiden en daarbij de orde te handhaven. Met inspanning van alle krachten wil ik daarnaar streven en trachten mijn plicht te doen. „Bij groot verschil van meening is het ons aller wensch het heil van het vaderland te bevorderen. Mogen onze werkzaamheden in dit zittingjaar daartoe strekken, en ieder onzer bij het eiDde de overtuiging met zich omdragen daartoe zooveel hij kon te hebben medegewerkt „Ik verklaar het voorzitterschap van de tweede kamer der staten-generaal te aanvaarden. De voorzitter deelt daarna mede, dat behalve de in do vorige zitting onafgedaan gebleven wetsontwerpen, nog ziju ingekomen de navolgende: Onteigening voor een spoorweg TilburgNijmegen; Naturalisatie van vijf personen; Nadere beperking van de bevoegdheid tot aanmunting van zilveren standpenningen; Vaststelling van de 3poorwegbegrooting voor 1874; en eindelijk de verslagen en bescheiden, welke Dins dag jl. reeds bij de kamer zijn ingediend. De heer van Zuyleu deed daarna een voorstel, om, voor de behandeling der begrooting, over te gaan tot de herziening van het leglement van orde, waartoe hij een voorstel had geformuleerd; dit zal wordengodrukt en rondgedeeld, waarna zal worden beslist op welke wijze het zal worden behandeld. Alsnu wordt overgegaan tot het trekken der afdee- lingen, welke vervolgens hebben benoemd: 1° tot haar voorzitters, de heeren Storm van 'sGra- vesande, de Brauw, van Foreest, Begram en Cremers. 2° tot haar ondervoorzitters, de heeren van Zuylen van Nyevelt, C. van Ni3pen, Messekert van Yollenhoven, Wiutgens en Gevers Deynoot. 3° tot leden der commissie vau redactie van het adres van antwoord op de troonrede, de heeren Kappeyne van de Coppello, Blussé, Nierstr.isz, Begram en Viruly. 4° tot leden der commissie voor de verzoekschriften, de heeren Scnitz, Schimmelpenninek van der Oije, van Baar, Teding van Berkhout en Harinxma. Daarna is de vergadering gescheiden. Zitting van Vrijdag 19 September. {Per telegraaf Tot leden der huishoudelijke commissie zijn herbe noemd de heeren de Brauw en de Bruijn Kops, en tot leden van de commissie voor de stenografie de heeren van Eek, Jonckbloet en de Brauw. Morgen namiddag zal de minister van financiën de staatsbegrooting voor 1874 aanbieden. ALGEMEEN OVERZICHT. Uit Versailles wordt gemeld dat gisteren verscheidene invloedrijke leden der rechterzijde en van het rechter- centrum naar Froksdort vertrokken zijn. Het is dus waar, dat onmiddellijk na Frankrijk's bevrijding van den druk der vreemde bezetting de rechtschapen man nen zooals de monarchalen zich zeiven noemenalle krachten zullen inspannen om aau hun vaderland een nieuw en niet minder drukkend juk op le leggen, het clericaal-legitieme koningschap. De ijverigste monar chalen schijnen dus nog volstrekt niet aan de mogelijk heid eener tweede restauratie der Bourbons te wanho pen, al is het ook voor eiken onpartijdige duidelijk dat de beginselen van Chambord nooit met de eischen van den tegenwoordigen tijd in overeenstemming zijn te brengen. „Ik ben tot alles bereid mijn land te hel pen zeide Chambord in zijn bekenden brief aan den bisschop van Orleans om zich uit zyne ellende op te heffen en ziju raug iu de wereld te hernemen; het eenige offer echter dat ik niet kan brengen is dat mijner eer." Het pleit al zeer weinig voor den eerbied der constitutioneel-monarcbalen voor het koninklijk woord, dat zij desniettemin op een vergelijk rekenen met den drager van het erfelijkheidsbeginsel „zonder hetwelk hij niets is, maar waarmede hij alles vermag", terwijl hij den 15en October 1872 verzekerde: „Ik heb geen woord terag te nemengeene handeling te betreuren, want zij zijn mij ingegeven door de liefde voor het vaderland." Eerlijker is daarom het streven der legitimisten^ L'Union b. v. die vóór eenigen tijd rondweg verklaarde, dat de nationale vergadering definitieve instellingen moest vaststellen of ontbonden worden", verlangt nu van haar dat zij het eenvoudig herstel der monarchie procla- meere, omdat aan den koning geene constitutie opge drongen kan worden en de koDing geen charter octrooiee ren kan, zoolang hij niet feitelijk koning is. Hetplaa is inderdaad naïef, maar wij vreezen voor l'Union dat daarvoor zelfs in eene monarchale kamer geene meerder heid te vinden zal wezen. In vier der vijftien departementen, die in vacatures in de nationale vergadering moeten voorzien, zijn bij besluit van 17 September de kiezers tegen Zondag 12 October a. opgeroepen. In de departementen de la Haute-Garonne, de la Loire en du Pny-de-Dome ont stonden de vacante plaatsen door het overlijden van de heeren d' Auberjon, Dorian en Moulin, en in het depar tement de la Nièvre door de vernietiging der verkie zing van den heer Turigny, den 27en Juni,jl., door de nationale vergadering. Gisteren is het voorstel tot schorsing der zittingen door de Spaansche regeering op het bureau der Cortes gedeponeerd en men verwachtte dat het heden in be handeling genomen zou worden. Aan de aanneming schijnt men niet te twijfelen, ondanks het tegen voor:

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 2