MIDDELBURGSCHE COURANT. r 213. laandag 1873. 8 September. Dit "blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag X)e prijs per 3/m.» franco is f 3.50, en een der Kerstdagen. Middelburg 6 September. RECHTBANKEN VAN KOOPHANDEL. II. Wij hebben tegen de instelling van rechtbanken van koophandel een theoretisch en een practisch bezwaar. Het theoretische is dit, dat er geen eDkele reden be staat waarom aan den handelsstand een zeker collegiaal recht zou geschonken worden, dat aan de andere klassen der maatschappij niet wordt gegeven. Waarom zouden de kooplieden rechters in eigen zaak moeten zijn, en de ambtenaren, de landbouwers, de kunste naars niet? In onze maatschappij is geen plaats voor een forum privilegiatum van wien ook. De staat is ver plicht recht te verschaffen aan allen gelijkelijk en dat te doen door zijn gewone organen; gelijk er maar éen recht is, moet er ook éene rechtspraak zijn. Wij moeten hier eene dwaling wederleggen uit de redeneering van den heer Jacobson. Om de mogelijk heid zijner rechtbanken van koophandel te betoogen, beroept hij zich ook op twee soortgelijke instellingen hier te lande, op den schuttersraad en op de militaire strafrechtspleging. „De krijgsraden en schuttersraden zijn samengesteld uit leden van het korps waarover zij geroepen zijn recht te spreken" zoo wordt in de vermelde brochure (bl. 55) gezegd „en worden bij gestaan door een rechtsgeleerden auditeur. Het hoog militair gerechtshot dat recht spreekt in appel van vonnissen der krijgsradenis samengesteld uit zeven leden, waarvan de president en twee leden zijn rechts geleerden, twee leden tot de landmacht en twee tot de zeemacht behoorenen wordt bijgestaan door den advocaat-fiscaal. Het krijgskundig element heeft de feiten te beoordeelen en het rechterlijke waakt er voor dat bij de uitspraak de wet worde in het oog gehou den". Wij zien, dit vooreerst, de noodzakelijkheid van de krijgsradenschuttersraden en van het hoog militair gerechtshof niet in en wraken dus het daarop gedaan beroep. Maar afgescheiden daarvan dwaalt de schrijver, waarschijnlijk tengevolge van eene niet zeer heldere voor- BtelÜDg die hij zich maaktin het beeld dat hij ons van die geprivilegieerde militaire en schutterlijke wetgeving schetst. De krijgsraden en schuttersraden zijn geen ge mengde gerechten, maar zijn gerechten louter uit officieren of schutters samengesteld de auditeur-militair is ambte naar van het openbaar ministerie en heeft geen aandeel in het te wijzen vonnisvan eene verdeeling van werk bij het hoog militair gerechtshof, waar volgens den heer Jacobson de vier hoofdofficieren de feiten beoordeelen en de drie juristen met den advocaat-fiscaal voor de hand having der wet bij de uitspraak van het vonnis zou den te zorgen hebben, is ons in de instructie van dat college niets gebleken. Maar de groote dwaling van den schrijver bestaat daarin, dat hij over het hoofd ziet dat het bij de door hem bedoelde speciale rechtbanken niet geldt burgerlijk recht, maar straf recht; wanneer quaestiën over burgerlijke overeen komsten en handelingen tusschen schutterplichtigen of tusschen militairen door de schuttersraden of de krijgsraden moesten beslist worden, dan bestond er eenige grond om hetzelfde voorrecht voor kooplieden evenzeer te verlangen. Het denkbeeld is gewis lach wekkend, dat quaestiën over de huishuur van een Bchutter of de echtscheiding van een officier alleen door schutters of alleen door krijgsraden zouden beslist kunnen worden, omdat de „schutterlijke opvattingen" en de „militaire usantiën" alleen door dezen, en niet door juristen wél kunnen worden gevat; maar waarom beweert men dan ernstig dat quaestiën over den ver koop en levering van koopmansgoederen, over bevrach ting, assurantie en wisselarij alleen door kooplieden kunnen doorgrond en alleen door kooplieden moeten beslecht worden? Dergelijke beweringen dagteekenen uit een vroeger, thans afgesloten tijdperk, hetzelfde waarin ook de andere bevoorrechte rechtspraken ont stonden. In de vroegere tijden van naijver tusschen de landsheeren en de steden was het streven der laatsten zich zooveel macht mogelijk te verwerven; volkomen autonomie, niet zelden ten nadeele van het algemeen belang van den staat, en eigen jurisdictie wisten zij te vermeesteren, en waren die privilegiën eenmaal van den landsheer verkregen dan ontstond dezelfde strijd in den boezem der gemeente en het verkregen recht werd onder de verschillende gilden verdeeld. Maar in onzen tijd hebben dergelijke gevecut gee ht van bestaan meer; do staat is thans vast geoifk-ad, de attributen van het centraal gezagzijn afgebakend en aan de autonomie, der deelen vau het organisme zijn grenzen gesteld. Hoeveel afkeer men ook hebbe van overdreven centralisatie, men zal wel niet ontkennen dat de rechtspraak een der natuurlijke rechten is van het centrale gezag in den staat. Maar dan kan op dit recht ook geen inbreuk worden gemaakt en verlangd worden heden dat de kooplieden, morgen dat de landbouwers} dat de ambtenaren, de kunstenaars, kortom dat iedere groep, klasse of stand van burgers zich zelf recht verschaffe zonder iet3 meer dan een weinig beteekenend toezicht van wege de rechtskundigen. De kamers van koophandel en andere strijders voor de rechtbanken van koophandel roepen om goed, goed koop en snel recht. Wij hebben hierover reeds iets gezegd, namelijk dat wat het eeiste gedeelte van dien eisch betreft de geopperde alachten meer de wet en het recht dan de rechtsbedeeling rakenmaar wat is er van die andere klachten? Iedereen in Nederland verlangt sneller en goedkooper recht; de klachten, die voor en bij de behandeling van de rechterlijke organisatie over de langzaamheid en kostbaarheid der procedure geslaakt werden, galmen nog in onze ooren. Maar het komt ons voor dat in dit opzicht de handelaar minder recht van klagen heeft dan ieder ander. Wanneer men naleest wat ten gunste der rechtspleging ia zaken van koophan del in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering j (artt. 298 321) is bepaaldde behandeling van alle dusdanige zaken als summiere, de dagvaarding van uur tot uur, de spoedige tenuitvoerlegging der von nissen de ruime keuze van den rechter enz. enz. dan zal men moeten toegeven dat de wetgever de be langen van den handel zorgvuldig in het oog heeft ge houden dat hij gedaan heeft wat hij kon om de pro cedure voor de kooplieden zoo mï'ïi kostbaar en zoo spoedig, mogelijk te maken; men zou bijna kunnen zeggen, de wetgever is tot de uiterste grens gegaan welke hem de zorg voor goed recht voorschreef. Ons practisch bezwaar is ditoverziet men de gevol gen wel van dit eischen van rechtbanken van koop handel? Het laatste woord is niet gezegd zoo men eenvoudig den juristen de interpretatie van handels verrichtingen ontzegt om die aan kooplieden op te dra gen; men zet den voet op een geheel nieuw en zeer uitgebreid terrein. Heeft men de juristen buiten deze rechtspraak gesloten, dan moeten de kooplieden ook alles overnemen wat tegenwoordig op het gebied van den handel tot den werkkring van den rechter behoort. Niet alleen alle voorkomende quaestiën moeten inter sese afgedaan worden, maar het geheele faillietenstelsel moet onder de beheersching der kooplieden komen. De faillissementen moeten worden uitgesproken, de boedels geadministreerd, niet van wege den staat door den rechter, gelijk thans, maar door de kooplieden. Dit is een natuurlijk gevolg van de incompetent ver klaring der juristen, en toch zal de handel voor deze gevolgtrekking terugdeinzen, om meer redenen dan alleen omdat ze de rechtbanken van koophandel met vele werkzaamheden overlaadt. In de tweede plaats is éene instantie van mercantiele, rechtspraak niet genoeg. Bij wie zal men het beroep overbrengen Bij de rechtbanken of provin ciale hoven? Maar ook deze bestaan uit juristen, even als de tegenwoordige rechtbankenuit personen dus evenzeer onbevoegd om met kennis van zaken in han delsprocessen te beslissen. Men zal dus niet alleen rechtbanken van koophandel, maar ook hoven van koophandel, misschien wel een hoogen raad van koop handel behoeven, wil men het den handel naar zijnen zin maken. En waarom dat alles? Heeft men al geen afzonderlijk handelsrecht, in het wetboek van burger lijke rechtsvordering al geene voorrechten, welke voor zoover de wetgever dat in zijne macht had, voor den handel de rechtsbedeeling zoo spoedig en zoo min kost baar mogelijk maakten? Wij blijven er bij, op den bodem van dit alles vinden wij geen ander verlangen dan het verlangen naar een ander recht, naar een andere wet, maar die is niet te verkrijgen door omver werping der procedure. Wij willen niet onbillijk zijn. Wanneer de klacht, dat de rechter niet altoos even goed op de hoogte is van de usantiën in den een of anderen tak van han del, gegrond is, achten wij het weDschelijk dat aan die klacht wordt tegemoet gekomen. En de gegrondheid van die klacht kan worden aangenomen zonder eenige verkleining van den ijver of de bekwaamheid des rech ters. Wanneer die usantiën toch zoo met den dag ver schillen, zoo zeer afhangen van oogenblikkelijke be hoeften als de heer Jacobson in zijne brochure beweert, dan is het niet onaannemelijk dat de rechter, die bovendien niet zonder gezette studie op de hoogte van de rechtswetenschap blijven kan, niet ten allen tijde met alle oogenblikkelijk vigeereude usantiën bekend is. Dit bezwaar is echter veel te verminderen door uit breiding van het stelsel van experts. Men schrijve des noods voor dat de rechter in elk geschil over eene handelstransactie experts hooren moet, en geve bijvoor beeld der partijen het recht die experts aan te wijzen. Zonder tot het eigenlijk karakter der arbitrageweder- zijdsehe vrijwillige atsland van een deel van ziju recht, te vervallen, verzekert men langs dezen weg het groote voordeel der arbitrage, het onderzoek door onpartijdige personenaan de reehtzoekenden. Dit stelsel is in het belang der reehtzoekenden, dus van den handelboven dat der rechtbanken van koophandel te verkiezen. Het zoogenaamde gemengde stelsel, door den heer Jacobson voorgestaan toch komt eigenlijk neder op eene wat het juridische element betreft weinig talrijke rechtbank met een beperkt getal niet afwisselende experts, waarbij zich allicht het bezwaar zal voordoen dat de niet-rechtsge- leerde rechters, hoe ervaren kooplieden zij in het alge meen ook mogen zijn niet zijn de beste, zelfs niet eens goede experts in de speciale quaestie of in den specialen tak van handel, waarin de rechtbank moet beslissen. Worden er daarentegen altoos door partijen experts benoemd in elke zaak, dan mag men aannemen dat altoos goede, zoo al, niet de beste experts zullen worden benoemd die voor dat speciale geval te verkrijgen zijn, en dat dit in het belang van het goede recht strekken zal lijdt geen twijfel. Nog éen woord en wij stappen van het onderwerp af. De kooplieden zullen betere rechters zijn dan de rechtsge leerden, wordt in de brochure gezegd, omdat zij, oor- deelen zij partijdig, „er op de beurs op aangezien wor den", terwijl de uitspraak van den onafzetbaren rechter niet „binnen het strafgebied der openbare meening valt". Ziedaar een argument dat onszoo we nog twijfelden, tot verklaarde tegenstanders van de rechtbanken van koophandel maken zou. Wil men de rechters niet op de hoogte, onpractisch en wat al niet meer noemen, we hebben er vrede meemaar wanneer men hen voor niet-rechtsgeleerden de plaats aan de rechtbank wil doen inruimen, omdat dezen meer onder den invloed der openbare meening zullen staanomdat men hen misschien, wanneer hunne uitspraak met die openbare meening strijdt, „van de beurs zou afdringen", dan protesteeren wij tegen dien eisch. Wij vleien ons eenige ondervin ding te hebben van de eigenaardighedende dwalingeD, de feilen en de overhaasting der openbare meeningen wij aarzelen niet te verklaren dat eene rechtspleging in zake van koophandel, evenzeer als in strafzaken en burgerlijke zakendie door de openbare meening moest worden geleid, eene ramp zou zijn voor het land. Zonder aan de loopende geruchten omtrent het minis terie veel te hechten, mogen wij toch twee zaken als vaststaande aannemen: 1° dat de opdracht om een mi nisterie samen te stellen is gegeven aan den heer van Lijnden van Sandenburg, 2° dat de heer van Lijnden zijne ambtgenooten schijnt te zoeken ouder de gepio-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1