noch een eigenlijk gezegd liberaal bewind geweest, en
was ook niet bestemd dat te zijn. De heer de Vries
schijnt geen oogenblik „leider" van het ministerie te
zijn geweest, en vandaar dat de fusie, samensmelting
van de conservatieven met de liberalen, achterwege is
gebleven. Zij moet echter totstandkomen, en mis
schien ware het, zoo geen andere uitweg mogelijk is,
nog raadzaam daarnaar te streven. Dit zou alleen
kunnen geschieden door de formatie van een ministerie
van Bosse-van Reenen, waarin ook enkele van de tegen
woordige ministers zouden kunnen optreden.
Dit ministerie kan echter niet blijven, allerminst na
zijn ontslag te hebben ingediendwant het zou inderdaad
een comediespel wezen, dat algemeene afkeuring
zou ondervinden. Eene reconstructie van het tegenwoor
dige ministerie is even onmogelijk, daar het zich niet
kan losmaken van antecedenten, en door deze zou het
bij eiken stap dien het deed belemmerd worden.
„Beziet men zoo zegt V. ten slotte alle zijden
van het schaakbord, daa schijnt inderdaad als de
anti-revolutionairen en de liberalen niet willen optre
den niets anders over te schieten dan een beroep te
doen op de vaderlandsliefde van eenige mannen van
minder getrancheerde opiniën, opdat deze een ministe
rie samenstellen, dat de taak volbrenge, die aan da
personen, wier advies in Juli 1872 is gevraagd, voor
den geest schijnt te hebben gezweefd: de taak name
lijk van het bewerken van eene fusie tusschen de libera
len en de verstandigste conservatieven, of juister gezegd
tusschen alle anti-kerke lij ken. Zoodanig ministerie
zal geen aangename trak hebben. Wij durven het geen
lang leven voorspellen. Maar het zal, met beleid en
tact handelende, toch licht de zaken zoo lang gaande
kunnen houden totdat, door nieuwe verkiezingen, meer
helderheid en bepaaldheid in den politieken toestand
zal gekomen zijii. En dan zal het voor zichzelf de vol.
doening kunnen smaken, het land te hebben gered uit
een van de neteligste toestanden, waarin wij sedert
1848 hebben verkeerd."
BENOEMINGEN EN BESLUITEN.
consulaten. Erkend en toegelaten als consul van
Chili te Rotterdam G-. A. C. H. Kuiper, en als consul
van België te Groningen P. Beekhuis Damsté, beiden
op den voet van Nederlandsch onderdaan.
Benoemd tot consul der Nederlanden te Djeddah
W. Hanegraaff.
KERKNIEUWS.
Eergisteren heeft de bisschop van Haarlemde
heer G. P. Wilmer, door elf priesters bijgestaan, inde
Rpomsch-katholieke kerk te Zierikzee een plechtige
mis gelezen, voorafgegaan door eene toespraak aan de
belangen der kerk gewijd. Na het lezen dermis werd
aan 160 communianten het vormsel toegediend. Van
Zierikzee is hij naar 'sHeerenhoek vertrokken.
KOLONIËN.
Behalve de reeds gemelde, heeft de gouverneur-gene
raal van Nederlandsch-Indië nog de volgende beschik
kingen genomen.
(Javasche courant van den 4en Juli.)
civiel departement. Belast: met de waarne
ming der belangen van het gouvernement ten aanzien
der aangelegenheden van Bali en Lombok, met den
titel van gecommitteerde voor de zaken van Eali
en Lombok, de benoemde resident van Banjoewangi
A. H. G. Blokzeyl.
Ingetrokken: de aan den civiel geneesheer W. Bak
huis verleende akte van toelating tot uitoefening der
genees-, heel- en verloskundige praktijk te Bodjonegoro.
Machtiging verleend: tot uitreiking aan den
civiel geneesheer W. Bakhuis, van eene akte van toe
lating tot de uitoefening der genees-, heel- en verlos
kundige praktijk in de afdeelingen Pamakassan en
Samarangzijnde hij tevens belast met de waarneming
van den civielen geneeskundigen dienst en het opzicht
over do vaccine in die afdeelingen.
departement van oorlog. Verleend: een twee
jarig verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den
kapitein der infanterie D. Scbiifer.
Ontslagen: uit Zr. M*. militairen dienst, de 2e luite
nant der infanterie F. Schultz.
Bevorderd: bij het wapen der artillerie, tot kapi
tein, de le luitenants J. Sehneither, J. L. van Wijhe
en B. Lamberts; tot len luitenant, de 2e luitenant
K. A. M. van Meurs.
Geplaatst: geneeskundigen dienst, bij den genees
kundigen dienst van het korps infanterie barissan van
Madura, de officier van gezondheid le klasse W. A. J.
Bernard, onlangs van verlof uit Nederland teruggekeerd
infanterie, bij het le bataljoD, de kapitein E. L. G. J.
Verdooren, onlangs van verlof uit Nederland terugge
keerd bij het 10e bataljon, de 2e luitenant D. R. F. van
Haeften, onlangs uit Nederland aangekomen, als bestemd
voor den dienst hier te lande; bij het 13c bataljon, de
kapitein W, G. L. Kretsckmer, onlangs van verlof uit
Nederland teruggekeerd; bij het 14e bataljon, de 2f lui
tenant G. W. A. Vlasblom, onlangs van verlof uit
Nederland teruggekeerd.
Overgeplaatst: gewestelijke en plaatselijke staf,
als gewestelijk, tevens plaatselijk adjudant en adju
dant van het garnizoens-bataljon van Palembang en
Benkoelen, de le luitenant H. J. Holsboer, van dat
bataljon, met bepaling, dat hij als zoodanig bij het
wapen der infanterie zal worden gevoerd a la suite;
infanterie, bij het 2e bataljon, de kapitein J. R. Engel
hard, van het 5e bataljonbij het 5e bataljon, de kapi
tein J. F. G. Slors, van bet. 2C bataljonbij het 6e batal
jon, de kapitein H. E. L. Prins, van het garnizoens
bataljon van Celebes en onderkoorigheden; bij het
13e bataljon, de kapitein J. Waagen, van het Gc bataljon
bij het 17e bataljon, de majoor F. T. Engel, van het
16c bataljon.
Ingetrokken: infanterie, de overplaatsing bij het
garnizoens-bataljon van Palembang en Benkoelen, van
den kapitein A. A. A. E. Gewin, van de garnizoens
compagnie der Lampongsche districten, zijnde hij in
verband daarmede overgeplaatst bij het 10e bataljon.
GEMENGDE BERICHTEN.
Uit Vlissingen wordt ons gemeld, dat gisterenavond
te zes uren de werkmansvereeniging op het Ruitersplein
haar vaandel ontrold heeft, bestemd om door haar ge
dragen te worden bij den optocht op Maandag 8 Sep
tember a. Begeleid door bet muziekkorps Oefening en
genoegen werd het vaandel de stad rondgedragen en
op het stadhuis gedeponeerd. Het is zeer sierlijk be
werkt en werd door vier jonge meisjes, in een open
rijtuig gezeten, op de plaats der bestemming gebracht.
Het Vaderland deelt eenige bijzonderheden mede
omtrent het dezer dagen gémelde nieuw incident in de
Haagsche moordgeschiedenis. Voor omstreeks vier maan
den ontmoette vrouw Burghoudt, wonende in het hofje
Hendrikslaan in de Lage Nieuwstraat hetzelfde
hofje waar ook de zuster van Behagelde hospita van
den verdachte in den dubbelen moord, woont in
een broodwinkeltje waar zij een boodschap kwam doen,
een ongetrouwde nicht van Behagel, die op dat oogen
blik geen dienst had en bij haar nicht logeerde. Een
knipje dat genoemd meisje in de hand hadtrok bijzon
der haar aandacht, en daar zij het nog al lang in de
vingers hield, kon zij het goed opnemen. Het was een
knipje met een fraai rond bengeltje en met een beursje
van geschakeld zilver. Vrouw Burghoudt had niet ter
stond kwaad vermoedenmaar hoe langer zij er over
nadacht, des te vreemder kwam het haar voor dat een
meisje, dat geen geld had om zich behoorlijk te klee-
den, wel een zoo kostbaar beursje zou kunnen koopen.
Op eens ging haar een licht optoon zij voor ongeveer
drie weken toevallig een papier in handen kreeg, waarop
een deel van de vermiste voorwerpen van mevrouw
van der Kouwen vermeld stond. Op dat papier toch
werd ook gewag gemaakt van een paar knipjes, en de
omschrijving van een dier knipjes kwam precie3 overeen
met dat, hetwelk zij de nicht van Behagel toen had
zien gebruiken. Zij sprak er met haar man over, en
deze raadde haar aan er terstond kennis van te geven
aan de politie, aan welken raad zij dadelijk gevolg
gaf. Het eerste werk van de politie was nu om het
bewuste knipje in handen te krijgen. Schielijk werd
uitgevischt naar de eigenares, die op dat oogenblik in
dienst was, en het spreekt wel van zelf dat zij daarna
met een bezoek van de politie werd vereerd. Op de
tot haar gerichte vraag of men haar knipje eens mocht
zien, gaf zij eerst ten antwoord dat zij er geen had,
maar later viel zij door de mand en vertelde, dat zij
het ter leen had gegeven aan haar tante in het hofje
op de Hendrikslaan, die het in den lombard had ge
bracht. Bij onderzoek bleek dat dit overeenkomstig
de waarheid was. Het knipje, dat nu in de banden
der politie geraakte, kwam echter niet overeen met de
beschrijving van vrouw Burghoudt. Wel zat er een
rond bengeltje aan, precies zooals zij dat bad opgege
ven, maar in plaats van met een zilveren, was bet nu
met een kralen beursje voorzien. De politie begaf zich
nu met het knipje naar vrouw Burghoudt. Eerst werd
haar een zilveren beursje voorgehouden, maar op de
vraag of zij dat als het bewuste van dien morgen her
kende, antwoordde zij ontkennend. Toen daarna het
knipje met kralen haar vertoond werd, verzekerde zij
op stelligen toon, dat het precies hetzelfde beugeltje
was, maar dat er een ander beursje was aangenaaid.
Aan de steken moet dan ook te zien zijn, dat het er
nog niet lang kan hebben aangezeten. De personen die
veel bij mevrouw van der Kouwen te huis kwamen,
werden door de politie geroepen of zij het bewuste
beugeltje ook herkenden, en het gevolg was dat niet
éen, maar vier het herkend hebben. Er schijnt een
bijzonder teeken aan te zijnwaardoor het hun gemak
kelijk wordt te verzekeren, dat het geen ander kan
zijn. De naaister van mevrouw van der Kouwen, van
wie wij reeds vroeger melding maakten, moet zeer
geschrikt zijntoen men het haar onder de oogen bracht.
Zij had er nog eenige dagen vóór den moord kleine
betalingen uit gedaan. Op de tot de dienstbode gerichte
vraag hoe zij aan het knipje kwamverklaarde zij, dat
zij het van haar moeder te Schoonhoven dezelfde
waar Behagel na den moord eenigen tijd moet geweest
zÜn gekregen heeft, maar de. zuster van Behagel,
die op het hofje woont, verzekert met die verklaring
geheel in strijd, dat zij het gekregen heeft van een bak
ker te Tergouw, waar zij vroeger diende en dat de
kinderen van den schoolmeester er het beursje aange
naaid hebben. Tengevolge van de ontdekking van dit
knipje moet nu ook nog weer meer aan 't licht zijn
gekomen. Behagel heeft steeds beweerddat hij in den
bewusten nacht in 't geheel niet bij zijn zuster in huis
is geweest, eu zijn zuster bevestigt dit; doch nu is het
uitgekomen dat vier personen hem in den bewusten
nacht circa half twee met de Jong het huis van vrouw
Behagel hebben zien binnengaan, en de Jong tot
Behagel hebben hooren zeggen: „Als jij nu maar zwijr
gen kunt, anders hangen we toch nog." Na een half
uur moeten zij genoemd huis weer hebben verlaten.
Het oppervlakkig zeer vreemde geval dat eerst nu die
vier personen daarmee voor den dag komen, wordt
opgehelderd, als men weet dat een van die vier perso
nen een heer was, die daar in dat hofje een liefje had
wonen en niet gaarne wilde, dat zijn verblijf aldaar op
dat nachtelijk uur bekend zou wordenhetwelk natuur
lijk het gevolg zou zijn van een aangifte bij de politie.
Dat Behagel en de Jong vroeger elkander zeer goed
gekend hebbenwat zij maar pertinent blijven ontken
nen, wordt ook nog steeds bevestigd. Het is uitgeko
men, dat zij o. a. van 184449 altijd op éen slaapzaal
in het tuchthuis te Hoorn hebben gelogeerd. Ook is er
een getuige die hen meermalen te zamen met de pont
aan de Veenkade heeft overgezet, terwijl dan éen voor
beiden betaalde.
In de provincie Utrecht loopt sinds enkele weken
een behendig oplichter ronddievoorgevende paar-
denkooper te zijn, bij de boeren paarden komt zien»,
hun het dek laat opleggen om ze te probeeren en dan
plotseling weggaloppeerl. Verleden week was bij een
der logementhouders te D. een man bezig om over den
koop van een paard te onderhandelen, die door de
veldwachters voor den oplichter gehouden werd. Zij
verzochten hem hun zijn „papieren" te toonen, en zijn
naam op te geven, en, zijn antwoorden onvoldoende
achtende, gelastten ze hem met hen mede te gaan naar
den burgemeester. Met de grootste bereidwilligheid
voldeed hij aan hun eisch. De burgemeester was niet
te huis. De veldwachters achtten het nu noodig om
hem op te sluiten totdat de burgemeester hem zon
kunnen ondervragen. „Hier heb ik niets tegen zeide
hijwant gij moet uw plicht doen. Maar ik ben een
fatsoenlijk man en ik wil niet vrijwillig tusschen u
beiden in loopen. Ik wil wel naast u gaan, maar be?
dank er voor om, dank zij uw vergissing, een oploop
om mij heen te hebben." De veldwachters gaven ten
slotte toe, na lange onderhandelingen. Bedaard wan
delde het drietal voort, totdat het kwam voor den
ijzeren slagboom, welke in de week den toegang tot
de protestantsche kerk afsluit. De naaste weg naar den
toren die tot gevangenis dient leidde echter over
het kerkhof. Men moest den slagboom dus voorbij.
Het drietal moest öf er over springen, óf er onder
doorkruipen. Tot het laatste werd besloten. Met die
beleefdheid en goede manieren, welke fatsoenlijke lieden
zoo bijzonder eigen is, liet de verdachte heer zijn ge
leiders het eerst onder den slagboom doorkruipen.
„Alsjeblieft, mijne heerenna u." Kruip door, sluip
door, tweemaal voor niet door, was het, want nauwe
lijks had de laatste veldwachter den rug gekromd
onder den slagboomof de beleefde mijnheer maakte
rechtsomkeer en verdwijnt met buitengewone snelheid
links den hoek om en den straatweg op. De veldwach
ters kruipen weer onder den slagboom door en zetten
hem onmiddellijk na. „Houdt den dief, houdt den
dief!" roepen ze, zijn schuld bewezen achtende door
zijn vlucht. Doch de snelvoetige was hen voor
geweest. Hij was onmiddellijk gaan roepen „houdt den
dief" en joeg met wilden vaart een deokbeeldigen
boosdoener na. Hij loopt in zijn loffelijken ijver bijna
den burgemeester omver, die juist kwam aanwandelen;
gilt: „er is een dief weg!" en verdwijnt links van den
straatweg in de dennenbosschen. Tot dusver heb
ben de veldwachters den even radden, slimmen als
beleefden heer nog niet gepakt.
Onlangs werd melding gemaakt van het verdwij
nen van een viertal pakketten, aanzienlijke geldswaarde
inhoudende, en, tegen ontvangbewijs, ter verzending
naar Amsterdam aan de postadministratie te Maastricht
toevertrouwd. Den 25cn dezer is te dier zake in het
huis van verzekering te Maastricht binnengebracht een
persoon vroeger te Maastricht en in den laatsten tijd to
's Gravenhage woonachtig. Tegen hem is door de arron-
dissements-rechtbank rechtsingang met bevel van gevan
genneming verleend, ter zake van het op 12 Mei jl.op het
postkantoor bezorgen van gemelde vier pakketten, aange
geven als hebbende elk een ingesloten geldswaarde van