ÜHcngcltocrlv die ik vertegenwoordig en die de eenige is welke ik hem geven kan, dan ben ik ter zijner beschikking en wil ik met de nationale vergadering onderhandelen, die het wettig orgaan der natie is. Maar wanneer men niets andera wil hebben dan een gelegenheidsmonarchie, be stemd om langzamerhand revolutionaire begrippen te wettigen en slechts een tijdelijke dam te zijndie door het volgende geslacht weder wordt opgeruimd, dan is het onnoodig mij te roepen. Ik weet dat ik impopu laire beginselen hebmaar die beginselen zijn mijn kracht, mijn reden van bestaan, en ik kan geen verbond aangaan met iets, dat ik als een dwaling beschouw en als de oorzaak van dé groote verwarring die in Frankrijk hèerscht." Kan men zich een conscientieuser man van beginselen, een vastberadener martelaar voor zijne overtuiging voorstellen dan de graaf van Chambord Hij weet dat hij zich door zijne beginselen impopulair maakt, dat hij daardoor de kroon van Frankrijk verspeelt, toch staat hij pal en transigeert bij niet met zijn geweten. De verleidelijkste en verlokkelijkste vooruitzichten zijn niet in staat hem van zijn idéé fixe af te brengendat niet zija persoon, maar het beginsel, het koningschap, dat hij vertegenwoordigt, do wonderzalf is die alleen Frankrijk genezing kan brengen. Is het te verwonderen dat de republikeinsche bladen met kwalijk verholen vreugde dergelijke woorden van Chambord openbaar maken, om te bewijzen dat de pretendent der legitimi teit thans nog dezelfde is als hij steeds in zijne tallooze proclamatiën en brieven was, namelijk een onmogelijk man voor Frankrijk op het einde der negentiende eeuw? Men moge met de verouderde begrippen van Chambord spotten, voor zijn persoon, zijne consequentie, zijne beginselvastheid moet men eerbied hebben. Meer zeker dan voor zijn geestverwant don Carlos, die zich aan de Spaansche natie opdringt, die evenmin van hem gediend is als de Fransche natie van Chambord. Zelf te lafhartig om zich voor zijne beginselen aan gevaren bloot te stellen, spoort bij zijneongelukkvgeaanhangers tot een hopeloozen burgeroorlog aandie grootendeels daarom nog niet geëindigd isomdat bij aan geweten- looze schurken en avonturiers de gelegenheid biedt om, tengevolge van de geringe troepenmacht waarover de centrale regeering kan beschikkennaar hartelust te rooven en te moorden. Tot grootsche daden is de Spaansche legitieme pretendent niet in staat; zijne ben den zijn sterk genoeg om begunstigd door bet terrein eenen guerilla-oorlog vol te houdenmaar ondanks de tallooze gevechten die zij reeds leverden, ondanks de schitterende overwinningen die zij volgens eigen zeggen reeds behaalden, verbeteren de kansen der Carlistcn hoe genaamd niet en nooit zal Carlos VII als koning Madrid binnenrukken. Het beloont daarom nauwelijks de moeite om de be richten omtrent den Carlistea-oorlog met zorg na te gaan; heden wordt tegengesproken wat gisteren waar heid was en altijd zijn zij onvolledig. Zoo blijkt heden weder dat Estella wel door don Carlos genomen is, maar onhoudbaar zal zijn omdat het niets anders is dan een opene stad met een versterkt fort of liever kazerne voor 1£0 man. Die overwinning is van even weinig belang als de tijding van de Agence Havas, dat de Carlisten in het gevecht te Caseras hun geweer weg wierpen en met bet bekende Cataloniscbe mes vochten. Yoor de algemeene politiek is het eene bericht zoowel als het andere van hoegenaamd geen belang. Daaren tegen is het niet onverschillig hoe het er te Madrid uitziet, en juist daaromtrent zijn de telegraaf-maatschap- pijen over hét geheel veel minder vrijgevig met hare berichten. Heden vernemen wij alleen dat Castelar met 135 tegen 73 stemmen tot voorzitter der Cortes geko zen is. De berichten ten aanzien van den stand van zaken te Carthagena zijn niet minder verward dan die uit het noorden. Volgens het eene is de stad ruimschoots van levensmiddelen voorzien en wordt nog van de zee zijde nieuwe voorraad aangevoerd, volgens het ander zijn de inwoners op half rantsoen gezet. Wat men ge- looven moet omtrent de tijding, dat in de revolutio naire junta slechts met 2 stemmen meerderheid tot tegenstand besloten is, dat het revolutionair bestuur niet alleen papieren geld heeft uitgegeven, maar aan houdend munt laat slaan uit zilvererts, hetwelk in d« nabijheid der stad in groote hoeveelheid gevonden wordt enz, is daarom moeilijk te zeggen. Is het laatste juist, dan blijkt daaruit opnieuw de ongelooflijke ver- waarlooziog der rijke hulpbronnen, welke Spanje in zoo ruime mate bezit. Opmerkelijk en waarschijnlijk officieel zijn twee besluiten der revolutionaire regeering, welke in le Courrier d'Oran zijn opgenomen. Tusscben Algeriö en Carthagena heeft altoos een levendig verkeer bestaaD. Een dier beslniten betreft de algemeene wapening en bepaalt dat alle mannen, die partij kiezen voor de regeering, gedwongen zijn de wapenen te drageD, maar dat alle anderen binnen bepaalden tijd de stad moeten verlaten. De insurgenten van CartbageDa zijn dus liberaler dan hunne Parijsche geestverwanten, die ieder- een noodzaakten om voor hunne zaak te strijden, Het andere besluit betreft de onteigening van het vee, het welk zich in de stad bevindt. Duitschland schijnt niet minder dan het Fransch e keizerrijk zijn cabinet noir te hebben. Dit althans zou me n kunnen afleiden uiteen vonnis, waarbij het socialistische blad der Volksstaat in tweede instantie vrijgesproken werd van de beschuldiging van laster, omdat het gezegd had dat de politie de brieven, die voor zijne redactie of voor zijne geestverwanten bestemd waren, opende om zo te verduisteren of alleen om met den inhoud bekend te worden. In eersten aanleg was de redacteur tot 6 weken gevangenisstraf veroordeeld, in hooger beroep werd hij echter vrijgesproken. Eene der overwegingen van het vonnis luidt aldus „Aangezien uit het onderzoek en het getuigenverhoor blijkt, dat zeer dikwijls brieven of pakketten, geadresseerd aan den Volksstaat door de hoofden der democratische partijzoowel als die welke de democraten van Berlijn aan hunne geestverwanten buiten de stad zenden, niet aan hunne bestemming gekomen zijn of ook wel in een toestand waaruit blijkt dat zij reeds geopend geweest zijnenz." Was er slechts sprake van verregaande slor digheid der post administratie, dan zou op deze over weging geen vrijspraak mogen volgen, daar de aantij ging tegen de politie daardoor niet weggenomen wordt. WMDELDGM DOOR DE WEEXSCHE TEMTOOASTELLliYG. Eene reis rondom de wereld. II. Laat onB verder reizen en onder Eogelsehe vlag blijven. Hoe gemakkelijk is het traject; eenige passen terug Daar den Ho/ram en wij zijn in Australië. Wij landen in Queensland. Ook hier neemt men weder de uitstekende methodo waar, waarmede ver verwijderde landen ons als het ware voor de oogen getooverd worden. Afbeeldingen van geheele streken en steden, van bouw werken en communicatie-wegenvan inwoners en hunne woningen en monsters van voortbrengselen der natuur en van den arbeid vinden wij bier met dezelfde volledig heid en op dezelfde karakteristieke wijze tentoongesteld. Zelfs de vakgeleerde kan hier studiën maken; zoo vinden wij hier b. v. geologische en mineralogische kaarten van Queensland. De plaatsen waar de mineralen en ertsen gevonden worden zijn door kleuren op de kaar ten aangegeven, de schoonste exemplaren zei ven liggen daarvoor op tafel. De gele af deelingen op de kaart wijzen de kostbaarste grondstukken aan; het zijn de goudvelden waar het goud vaak in reusachtige klom pen uit den schoot der aarde gegraven wordt. Hoe mag zulk een klomp er wel uitzien? Wij behoeven niet lang te zoeken, want op de tafel voor ons zien wij naast erts met kleinere stukjes goud en goudstof vermengd een waren goudklomp liggen, zoo groot onge veer als een kinderhoofdje, en door een licht en door zichtig dradennet omspannen, zooals Vulcanus vroeger om zijne lichtzinnige echtgenoote en haar minnaar spande; maar ook dit is niet minder sterk dan dat van den god en is dan ook een onoverkomelijke hinderpaal voor elke rooflustige hand. Zulk een goudklomp wekte ongetwijfeld bij velen ernstige beschouwingen op. A in Golde hangt Nach Golde drangt Docli Alles! Well uns Armen! Waarom, denkt menigeen wellicht, zal ik jaar aan jaar zwoegen en in mijn vervelend en vermoeiend be roep of ambt werkzaam blijven, om ten slotte met iederen 3Len December door treurige gedachten gekweld te werden over de leegheid in mijn kasde grootte van mijn deficit en het angstige naderen van nieuwjaars rekeningen? Waarom niet naar Australië Daarheerscht geen woningsnood en daarentegen vindt men er de schoonstegoudklompeD; wanneer het geluk slechts wil dat er enkelen onder mijn spade komen, dan is mijn fortuin gemaaktOok bovendien schijnt het er een schooDe natuur te zijn. Zie b. v. die prachtige reusachtige appels van de Horticultural Society of Victoria! Waarom altoos in den zuren appel der oude wereld bijtenwanneer ons daar sappige vruchten en bovendien gouden schat ten toelachen? Ik dacht op deze plaats aan Robinson Crusoë en den goudklomp, dien hij op zijn eenzaam eiland vond en die voor hem de waarde van den gemeensten kiezelsteen vertegenwoordigde. Ach! hoeveel beter zou ik dien hier te Weenen kunnen gebruiken Van Queensland kunnen wij een uitstapje naar de Sandwichseilanden maken, want die vinden wij op de tafel daarnaast vertegenwoordigd. De tijd veroorlooft ons echter niet om daarop meer dan een vluehtigen blik te werpen, want wij moeten weder naar Azië terug om China en Japan op te zoeken. Wij hebben daarheen een verren weg af te leggen, want bijna een kwartier lang moeten wij de Industrie Halle doorloopen, om in bet oostelijke einde de tentoonstelling van het Hemelsche rijk en de kinderen van den mikado te vinden. China en JapanTer eere van de Weensche tentoon stelling moet men zeggen dat men hier zijn reis niet beginnen moet, om niet den indruk van anderelanden te verflauwen. Het Oosten heeft door zijn pracht het meeste van zich doen sprekenmaar China en Japan zijn de troetelkinderen van het publiek. De Japano- manie is eenmaal in de mode. Er is, geloof ik, geen Weensche dame meer te vinden, die niet van haren oplettenden echtgenoot of van haren minnaar reeds een Japanschen waaier gekregen heeften de donker bruine mannetjes met de snedevormige oogen zijn steeds het voorwerp der nieuwsgierigheid en verwondering. Ter afwisseling laten wij de tentoonstelling zelf in het ge bouw ter zijde en begeven ons een oogenblik in de plantsoenen der Japanners, die zich achter het paleis van den vice-koning van Egypte bevindeD. Weinig indrukken der tentoonstelling zijn mij zoo helder voor den geest ge bleven als de herinnering aan Klein-Japan aan den ingang der Avenue oriëntale. Ik lees in dagbladen van een orkaan en on weder waar door een deel der plantsoenen door regen vernield is. Is de kleine beek die de heeren Japanners daar tus- schen Bierlijke rotsgroepen door hunne tuintjes geleid hebben, misschien tot een woesten stroom aangegroeid, die gevaarlijk zou kunnen worden voor de schildpadjes die daar aan een touw gebonden rondkropen? Heeft deze stroom wellicht de beide woonhuisjes rechts en links medegesleeptdie als bazar reeds zoo menigen Oostenrijkschen gulden opslokten? Of heeft de be schermgod aan tvien het tempeltje op het heuveltje gewijd is, van zijn macht doen blijken en de kleine kolonie voor vernieling behoed? Men behoeft niet ver wonderd te wezen over het aantal verkleinwoorden in deze beschrijving, want alles maakt hier dtn indruk van fijn, sierlijk en beknopt. Nog altijd ben ik er niet achter kunnen komen ot hetgeen ik daar zag, werkelijke Japansehe tuinen woonhuizen, bazars en tempels zijn of slechts een namaaksel in miniatuur. Men verbindt immers bij voorkeur aan alles wat men van Japan hoort het denkbeeld van sierlijk en klein, maar ten onrechte. De monsterachtige dolfijn in de tentoonstelling en de kolossale afgod Daibuts aan den ingang der plantsoenen bewijzen dat de Japanners ook voor het groote respect hebben, en zoo zijn de prijzen in hunne bazars geenszins zoo klein en onbeduidend als men zich dit misschien voorstelde. Jadeze wereldtentoonstelling is een opengeslagen boek; daar rond te slenteren en het een of ander te bekijken is niets anders dan lezen. Hoe interessant, maar tevens hoe leerzaam is deze lectuur.' Wat is sedert de dagen van Marco Polo al niet over het won derland Japan gemeld! En hoevefe reisbeschrijvingen en beschouwingen heeft men niet in den laatsten tijd daar over kannen lezen, sedert het wonderland ook. voor het onderzoekend cog der beschaafde wereld ontsloten werd l Maar men kan tien dikke boekdeelen lezen zonder dat men zulk een duidelijke voorstelling van het land en de bevolking van Japan krijgt als door eenmaal do beide Japansehe afdeelingen der tentoonstelling te door loopen. Zoo heb ik vroeger steeds de Japanners als een minder scort Chineezen beschouwd, die zij nu ver standelijk over het hoofd gewassen zijn omdat zij een beter inzicht in de moderne beschaafde wereld hebben gekregen, maar waarbij zij in rijkdom en ontwikkeling verre ten achter staan. Maakt men echter eene ver gelijkende studie tusschen deze beide volkstypen, waartoe men in Weenen uitstekend gelegenheid heeft, dan is men spoedig van het verschil tusschen beiden overtuigd en tevens van de meerdere scherpzinnigheid der bewoners van het rijk van den mikado. De leven dige donkere oogen, de bruine gelaatskleur, de fijne sierlijke gestalte herinneren aan den zuidelijken Italiaan, alleen de oogen verraden de Mongoolsche afkomst. In den ouderdom wel is waar krijgen zij hetzelfde afzichte lijke uiterlijk als de Chineezen; maar de jongeren in Eavopeesche kleeding zien er niet slecht uit en ik kan mij zeer goed verklaren dat, zooals ik in de dagbladen las, een rijke Parijsche bankiersdochter als afwisseling verliefd raakte op een Japanschen jongeliog. Wij bevinden ons nu in het uiterste oosten, maar wij moeten nog éen werelddeel bezoeken wanneer wij onze reis rondom de wereld volvoeren willen. Laat ons daarom een kleinen sprong over de stille Zuidzee maken naar het land der vrijheid en van den gouddorst en naar de prairieën en jachtvelden der Irokeezen. De weg is niet lang. In de nabijheid der Japansehe plantsoenen, in het bosch aan de noordoostzijde van den Prater, heeft de Wigwam zijue plaats gevonden. Rondom de hooge tent zijn banken geplaatst, waarop wij plaats nemen. Een der twaalf negers, die hier bedienen, vraagt in het Engelsch of wij limonade of sherry willen hebben. Zij brengen de glazen met stroohalmen, waardoor men bet vocht opslurpen moet; vaak gelooven de bezoekers dat zij er door blazen moeten, zoodat het schuim naar alle zijden heenspat. Zou onder deze zwarten ook eea

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 3