en diplomaten zich belachelijk maakten in hunne eigene oogen, zoo zelfs niet in de oogen van den shah. In den ouden tijd volgden de Perzen de geheimzin nige leer der magiërs, wier eerste stelregel was dat men geen werk verrichten kon, waarmede de goden beter gediend waren, dan een akker beploegen, een boom planten en een kind baren. Perzië was toen een vruchtbaar en dichtbevolkt land, dat ruimschoots in de behoeften zijner inwoners vocrzag. Maar eeuwen gin gen voorbij, vroolijke tuinen en bouwgrond werden in onherbergzame steppen herschapen, de honger ging moordend door stad en land en rukte duizenden van inwoners weg. Naarmate de regeeringen verwisselden werd het land steeds armer en armer. Uit de handen van een Dscbingi-Khan viel het onder de voeten van een Mir-Mamhud, zonk steeds dieper van shah tot shah, tot het eindelijk onder het bestuur kwam van een 18jarig jon geling Nasr-eddin. Deze veranderde de spreuk der oude magiërs en schijnt voor de godgevalligste werken te houden: eene vrouw te kwellen, een schaap te slachten eneen opperceremoniemeester te foppeD. Eens leefde in het verre Tartarije een machtige khan die een groot roover geweest was, voordat hij een ge weldig vorst werd. Daarin geleek hij op vele machtigen dezer aarde, want bijna overal en altijd was roof de oorsprong van alle macht, en beroemde vorstelijke huizen stammen zelden anders dan van roofridders af. Wat de groote khan deed, mocht nooit eenig sterveling tegelij kertijd doen. Had hij gegeten en zijne smerige vinger toppen aan zijn koningsmantel afgeveegd, dan besteeg een heraut den toren van zijn houten paleis en riep naar alle windstreken, dat de koning der koningen gegeten had en de andere vorsten der aarde nu konden eten. Genoot de groote khan dan moesten de andere sterve lingen ontbering lijden, at hij dan moesten zij hongeren, dronk hy dau moesten zij versmachten. Do khan was echter een vroom mantwee malen daags bad hij en zijn gebed was niet minder eene vervloeking dan vaak het gebed van den paus. „Heer des hemels, laat alle vorsten der aarde te gronde gaande pest wone in hunne huizen en moorde al hunne kinderen!" Zoo bad de groote khan en zijne priesters zeiden dat zijn gebed ongetwij feld verhoord zou worden, en hij geloofde wat zijne priesters zeiden. Vroeger mocht men over dezen Tartaarschen dwaas lachen, sedert Nasr eddin door Europa gereisd is en ge kroonde hoofden en hooggeplaatste personen zich alle moeite gaven om hem in het geloof te versterken dat hij inderdaad de broeder van de zon, de koning aller koningen, misschien wel de beroemde groote khan zelf is, nu lacht men niet meer. Men zegt dat reizen beschaaft. Of dit van Nasr-eddin gezegd zal kunnen worden? wie weet, maar éene zaak heeft hij althans geleerd om ook vorstelijk onbeschoft te wezen. Verstond hij vroeger de kunst om vrouwen te kwellen en schapen te slach ten, zoo heeft hij de derde hoofddeugd der Perzen in Europa geleerd, namelijk de teergevoeligheid van een opperceremoniemeester te kwetseneen feestprogramma geheel in de war te brengen en tegen een eeuwenoude hof-etiquette te zondigen. Nasr-eddin legt zonnenorden op de wonden en alles is weer goed. Neenwij willen niet lachen over den hoogmoed van den Perzischen gast, wij zeiven zijn ijdeler dan alle vorsten van het Oosten en wanneer wij lachen willen, dan vinden wij genoeg belachelijks in ons eigen land en in ons hooggeroemd werelddeel. De grootste koning die ooit bestond Louis XIV werd door zijne onderdanen juist als Nasr-eddin genoemdle roi soleil. In zijne bescheidenheid zeide hij echter: Jétat c'est moiDe koning die de zon kon wezen verge noegde zich met een stukje der aarde, met Frankrijk. De koningen met de zon te vergelijken is misschien nog wel meer Europeesche dan Perzische gewoonte; Ronsard zelfs vond deze vergelijking voor zijn koning, den moordenaar der Hugenoten, Charles IX, nog niet schoon genoeg, hij oordeelde hem boven de zon ver* heven C'est que le soleil mourra A pres quclque temps d'espace Et Charles au ciel ira Du soleil prendre la place. Welnu, de zonnekoning Louis XIV deed in dwaze ijdelheid voor Nasr-eddin niet onder. Hij had het top punt zijner macht bereikt, geheel Europa lag aan zijne voeten en aan zijn hof waren gezanten van de verst verwijderde hoven. Slechts Perzië had geen gezant schap gezonden en dat hinderde den grooten vorst. Pontchartrain'skonings minister, wist hem te troosten. Hij trok een ondergeschikt ambtenaar een Perzisch pakje aan en introduceerde hem als buitengewoon gezant van den shah. De dwaze comediedie met den roi soleil gespeeld werd, begon zeer eigenaardig te Charentcn, waar het beroemde krankzinnigengesticht is. Van daar werd de pseudo-Pers met grooten praal naar Versailles ge bracht. „In de galerij van het slot, zoo verhaalt Saint- Simon, was een prachtige troon opgericht. De trappen van den troon waren gereserveerd voor de dames van het hof. De hovelingen en ambtenaren, zoowel mannen als vrouwen, werden slechts in groot gala toegelaten. De koning leende den graaf van Toulouse een snoer paar- len en een garnituur van diamanten. De hertog van Oi loans droeg een rok van blauw fluweel, die veel kleurig gebrodeerd, met diamanten en paarlen overladen was. Deze rok droeg den eersten prijs van goeden smaak wegTegen elf uren kwam de gezant aan hij reed in de koets des konings, vergezeld van den maarschalk de Mattignon en baron de Breteuil Het gevolg van den shah maakte een treurigen indruk de gezant zelf scheen zeer verlegen te zijn en zag er smerig gekleed uit; de pracht waarmede hij ontvangen werd bracht hem geheel in do war. Twee a drie malen kibbelde hij gedurende de audiëntie met zijn tolk en ver ried dus dat de Fransche taal hem niet geheel vreemd was.... De geschenken die hij medebracht waren even min den Franschen koning als den Perzischen shah waardig; zij bestonden uit 104 zeer middelmatige paar len, 200 ontzaglijk leelijke Turksche en 2 gouden doozen met balsem voor mummiën, die zer zeldzaam heette te zijn Wij zouden ons zeker al erg boos maken, wanneer men plotseling tot de ontdekking kwam, dat alle dia manten van Nasr-eddin niets dan glas waren. Wat zou er wel gebeuren wanneer de heele Nasr-eddin bleek valsch te zijn? Wij zouden ons ziek lachen, wanneer wij niet boos waren dat ook wij met zoovele anderen gefopt werden. Het belachelijkst is zeker dat geen der hovelingen het te kwaad kreeg, die bij de heele ver tooning tegenwoordig moesten zijn. Alleen Saint-Simon lachte in stilte en schreef, toen hij te huis gekomen was, een nieuw hoofdstuk zijner Mémoires. De koning zelf heeft nooit de bedriegerij ontdekt. Twee maanden bleef de nagemaakte Pers te Versailles en „Pontehar- train, zegt Saint-Simon waagde het zelfs de comedie met de onderteekening van een tractaat te besluiten, welks resultaten bet bedrog duidelijk aan het licht moesten brengen." De Fransche minister had zich zei ven voor een oogenblik tot shah van Perzië gemaakt, om de vruchten van het Fransch-Perzisehe tractaat in zijn schoot te doen vallen. Toen was er nog geen baron Reutermaar toch menschen genoeg die de kunst verstonden om met Perzië inderdaad of in naam goede zaken te maken. Het belachelijke kent waarlijk geen grenzen. Toen onlangs niet een gezant van den shahmaar de shah in eigen persoon, de authentieke zonnekoning, naar Versailles kwam en op het slot door den president der nationale vergadering werd ontvangen, boog deze zich eerbiedig en sprak hij zijne vreugde uit dat hij den shah in dezelfde zaal kon ontvangenwaarin Louis XIV vroeger aan den eersten Perzischen gezant audientis ver leend had. Nasr-eddin bleef ernstig en kon dit dan ook blijven, want hij heeft waarschijnlijk de Mémoires van den graaf de Saint-Simon nooit gelezen. Tenzelfden tijde waarop een belachelijk uitgedoste hansworst den gezant van Perzië speelde, reisden Us bek en Rica, twee Perzische burgers, in Europa. Zij waren een paar mannen met flinke koppen met een open oog en scherpen blik voor alles rondom hen, en daarbij bezaten zij eene innemende naïeveteit. Usbek b. v. schreef aan zijn vriend Rustan: „Rica en ik zijn wel licht de eenige Perzendie uit weetgierigheid hun land verlieten en die een rustig leven opofferden om met moeite de wijsheid te zoeken." Usbek en Rica zochten de wijsheid en geloofden die in Europa te vinden. Hoe naïef!.... En wat vonden zij? Een groot -mufli, die zich paus noemde en doctor der hemelsche wijsheid was, „hij leerde dat drie éen was, dat het brood het welk men eet geen broodde wijn dien men diinkt geen wijn was en duizenden dergelijke dingen meer." Nevens den paus regeerden koningen die deze dwaalIeeren aan hunne volkeren met het zwaard inprentten. Paus en koning heerschten over eene maatschappijwaarin alles het onderste boven gekeerd lag. Waar men ook de blikken heen wendde, bespeurde men droefheid en waan wijsheid, en de beide Perzen deden gedurende hun lange reis niets dan klagen, jammeren en critiseeren. Zij geeselden het coelibaat en de kloosters, de kuiperijen der biechtvaders, de kettergerichten en sectetwisten, den hoogmoed van den adel en de knoeierijen der finan ciers, de zedeloosheid en den druk van verouderde privilegiënhet door weelde overprikkelde zingenot en de belachlijke en hoovaardige opgeblazenheid van de leden van academiën. Dat was vóór ruim anderhalve eeuwhoe weinig verbetering is er sedert waar te nemenEn wanneer Nasr-eddin zoo geestig kon schrij ven als de Perzen uit Montesquieu's fantasie, hoe pikant en bitter zouden zijne satyren niet zijn voor allen die zich mannen van den vooruitgang noemen. Hij behoefde echter niet geestig te zijn, want het was voldoende voor hem geweestom de brieven eenvoudig te copiee- ren die Usbek en Rica aan hunne vrienden te Ispahan schreven. Zij passen volmaakt op onze dagen, want altijd nog heeft Europa zijne biechtvaders en ketterge richten, zijne baronnen door geboorte en geld, zijn demi* monde en academie-leden. Zou men b. v. gelooven dat deze brief in de maand Montesquieu, Lettres persanes, 1 XXX. Rhalval van het jaar 1712 en niet in Juli 1873 geschre ven werd? „De inwoners der stadmen vuile den naam Parijs, Londen, Weenen Berlijn enz. naar welgevallen in zijn nieuwsgierig tot krankzinnig wordens toe. Bij mijne aankomst werd ik aangegaapt, alsof ik minstens een gezant des hemels was; kinderen en grijsaards, mannen en vrouwen, allen wilden mij zien. Reed ik uit, dan vloog iedereen naar het ven ster, kwam ik in het slot, dan vormde zich onmiddel lijk een kring rondom mijzelfs de vrouwen omsin gelden mij als met een duizendkleurigen regenboog. Was ik in het theater, dan werden terstond honderden tooneelkijkers en lorgnetten op mijn neus gericht. Kor tom, nooit is een menseh zoo bekeken geworden als ik. Menigmaal glimlachte ik, wanneer ik menschen, die misschien nooit buiten de grenzen hunner kamer ge weest waren, hoorde zeggen: hij ziet er inderdaad geheel Perzisch uit! Mijn portret vond ik wonderlijk genoeg overal, in alle prulwinkels en op alle kamer wanden zag ik mij zeiven verveelvoudigd, alsof men vreesde dat men mij nog niet genoeg gezien had. Zoo veel eer is echter een last; ik vermoedde niet dat ik zulk een merkwaardig en bijzonder man was, en hoewel ik omtrent mij zeiven de beste meening koester, had ik toch nooit gedacht dat ik de rust van eene mg vol maakt onbekende groote stad zon storen. Ik besloot daarom den Perzischen rok uit te trekken en een Europeeschen aan te doen, om te zien of dan in mijn persoon nog iets bewonderenswaardigs overbleef. Hier door leerde ik mijne juiste waarde kennen. Ik had reden mij over den kleedermaker te beklagen, die met een oogwenk mij de achting en aandacht van het publiek ontstal. Plotseling omgaf mij het schrikkelijke niets uren lang was ik onder menschen zonder éen blik waardig gekeurd te worden, en wanneer men toevallig hoorde dat ik een Pers was, dan ontstond onmiddellijk een gebrom en gegons rondom mijOo 2 mijnheer is uit Perzië! Merkwaardig! Hoe kan men een Pers zijn De shah kon waarlijk dezen brief geschreven hebben. Sedert het ontstaan der wereld is nog geen vorst met zulk een nieuwsgierigheid en met zulk een vertoon ontvangen als Nasr-eddin in het „beschaafde" Europa. Wanneer Darius en Xerxes ook twee Perzische touristen, die aan het hoofd van honderdduizenden naar Europa kwamen niet overwonnen, de slagen van Marathon en Salamis niet geleverd, en de Oostersche barbaren niet door deGrieksche beschaving in hun loop gestuit warenmisschien trok de Perzische vor3t dan als triumphalor door de landen van Europa. Dan had men hem geen grooter eer kunnen bewijzen, hem niet met kruipender nieuwsgierigheid kunnen ont vangen. Den koning der koningen is het echter ten sterkste af te raden om het voorbeeld van den Pers van Montesquieu te volgen, zijn hooge pelsmuts af te zetten, den met diamanten bezaaiden jas uit te trek ken en zich in de kleeding van den gewonen Europeër onder de menschen te begeven. Ook hij zou dan zijn juiste waarde leeren kennen, wat in elk geval een zeer onaangename verrassing zou wezen. „O, o! mijnbeer is uit Perzië! Merkwaardig! Hoe kan men een Pérs zijnDeze woorden van Montesquieu, misschien gevarieerd en vol onschuldigen spot, zouden dan de ooren van den koning der koningen kunnen bereiken. De shah zou waarschijnlijk hooren, dat men hem heeft zien verschijnen, maar met even weinig belangstelling weder ziet verdwijnenen dat iedereen hem een goede reis wenscht. 3rrtijtrtngcn. In het Yeersche gat binnen geloopen, het van Riga naar Gent bestemde en met vlas geladen schip van Schaer Retthendorff, wegens ziekte van den gezagvoer der J. E. Baltjed, die naar het gasthuis alhier is overr gebracht. Éjanöclsbcncljtett. PRIJZEN VAN EFFECTEN. Amsterdam 16 Augustus 1873. Nederland *Certific. Werkelijke schuld. *dito dito dito *dito dito dito *Aand. *dito exploitatie Ned. Belgie. *Certifieaten bij Rothschild Frankrijk. *Inschrij vingen dito *Obligatiën 1798/1816 ♦Certiöc. adm. Hamburg *dito Hope C°. 1855 6e serie ♦Cert. f 1000 1864 ♦dito. f 1000 1866 ♦Loten 1866 ♦Oblig.Hope &C°.Leening 1860 ♦Certific. dito ♦Inscript Stieglitz 0.2* a 4 L, Rusland. 2£ pet. 57W 3 m 4 n 91 4* 13&1 r 2* 3 53J 5 85J 5 5 100i 5 I m 5 99* 5 99* 5 256i 4* 91-| 4 n 4 TT

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 3